Verder zien we de feestdronk nog in de voor jeugdigen
bedoelde Verklaring van spreekwoorden aan de Nederland-
sche volksspelen, het scheepsleven en de geschiedenis ont
leend (1865) van onderwijzer G. van Sandwijk, opnieuw
bewerkt door J.H. van Dale. En dan duikt het weer op in
de literatuur. Nicolaas Beets, 'De kielen en de wielen en
de rand van 't land, Vaderlandsche feestdronk' (gedateerd
1881) (in: Gemengde gedichten, achtste bundel 1880-1884,
p. 44-45 Dichtwerken 4, Leiden z.j.)) en in Pieter Louwer-
se, Vlissinger Michiel, een jongensboek uit 1880, p. 79 waar
het 'een oud vaderlandsche dronk' heet. En van dezelfde
auteur in Janmaat in de IJszee of De overwintering der Hol
landers op Nova Zembla (1885), p. 135:
Aan Nova-Zembla's eenzaam strand,
Waar zelfs een ijsbeer klappertandt,
Daar drinken wij, op ouden trant,
Het: kielen, wielen, rand om 't land!
Heil, heil, het dierbaar vaderland!
En nogmaals Pieter Louwerse in Krijgsman en koopman, of
Hoe het eiland Formosa voor de O.-I. Compagnie verloren
ging (1894), p. 37. De twee vermeldingen uit 1880 en 1881
doen vermoeden dat er kort daarvoor een aanleiding is ge
weest om de zegswijze op te rakelen. In 1899 krijgt het een
plaatsje in de Woordenschat van T.H. de Beer en E. Lauril-
lard, en in 1904 in Noord en Zuid: tijdschrift ten dienste
van onderwijzers, bij de studie der Nederlandsche taal-en
iaar zijn huisje in de Kortedelft, en toen ik daar zat, vertelde hij
hij was. En wie was het Het was de ruiter Jan. die Vader en
Moeder in Bergen zoo trouwgeholpe n had om wat geld op te doen.
Ik zat toen zelf erg op zwart zaad," vertelde hij, ,,en hield
van het geld, dat ik voor je Ouders gekregen had, vier dukaten
voor eigen gebruik achter. Dat geld brandde mij in de handen,
doch toen ik het wilde teruggeven, vond ik je Ouders nergens.
Eindelijk, na jaren zwerver», kwam ik hier om. de begrafe
rv3 van je lieve Ouders bij te wonen. De vier dukaten kon ik
dus niet meer teruggeven, maar ik besloot om dat aan hun
zoon te doen. als deze hier weer aankwam. Hier zijn zeWees
gelukkig er mee, maar.koop er geen brandemoris voor!
Brandemoris, jongen, is de bron van allerlei ellende."
Verrast en getroffen hoorde ik den ouden en eerlijken vriend
mijner Ouders aan en liet ondertusschen mijn oogen daar in
huis zoo eens rondgaan. Al spoedig zag ik een meisje van mis
schien een kleine twintig jaar. Dat meisje deed me mijn plan
om me te laten aanmonsteren, vergeten. Wel veertien dagen
lang kwam ik er dagelijks aan huis, en het slot was. dat dit meisje
vel met me wilde trouwen, als ik niet meer ging varen, maar
werk aan den wal zocht. Ik beloofde dat, trouwde met haar en.
dat metsje werd je beste, lieve Moeder Alida Jans, en daar zit
ze. Dat is nu je Vaders en Moeders geschiedenis, kinderenEn
sloeg het ons in het huwelijk ook wel wat tegen, hangt de
broodzak soms wat al te hoog, ik ben nu aan den wal en ik zal
Mn den wal blijven 200 lang ik leef. Maar weg met. al die nare
muizenissen. De glazen vol. vrienden, boordevol1 Al ben ik nu
°ok al een echte landrot geworden, toch stel ik van ganscher
barte den drenk in: „Kielen, wielen, rand om 't land. Maar
de kielen, het eerst genoemd, staan bij mij toch altijd bovenaan.
..Kiel*n. widen rand om het land' («een oud vaderland«che
dmnk. Kielen beteekent uwaart. wielen beteekent landbouw.
rand om rland beteekent diiktn. Het «ffiafjn van die drie.
voor or»* land van zooveel beteekent*. werd du* op die manier
Bedronken
letterkunde, deel 27, p. 304 (het tijdschrift stond o.a. onder
redactie van T.H. de Beer). R.K. Kuipers, neemt het onder
kiel op in zijn Geïllustreerd woordenboek der Nederlandsche
taal (1901). En het is ook te vinden bij Koenen, Verklarend
handwoordenboek der Nederlands(ch)e taal, op zijn minst
vanaf de 10de (1913) en tot en met de 24ste druk (1956).
K. ter Laan, Nederlandse spreekwoorden (1950), neemt het
op met verwijzing naar Sprenger van Eyk, en dan zijn er
nog twee vermeldingen in het WNT kiel IV (1926) en wiel
1(1991).
hu komngtjint.
'35
Wil hebben er niet* tegen, dat on» beminde ernde,
B hrt hart door wijn vervroolijken.' reide nu de
1/ nintmet groott deftigheid.
1 ir Wreef nu in last voor ieder onzer een roemer-
Vc a den wijn in te «chenken, en onderwijl hij
"1 benig w*s, werd het venen-maken druk voort-
I deHik kwam de beurt aan den Schier toen
gezet. hindehjk kwa hwidc cr
•ui* alle kroezen gevuid warenUeho
bet Ge hebniet woordekenbrand''
«ij u hooren rijmen. rechterhand
Van Heemskerk stond op vade m
de gevulde kroes en I^"1 w<; hebbe0 er maar wei-
nen, deze wijn kostbaa avan(i d«e
nig van. Maar op g«me rekc-
wiüen we met dien maacr cr nog eeiten
ning houden. Ik geef d««
Ik verzoek u allen OP uwe kroezen ten bodem
teeken heb gegeven, kok kwam met m"
Allen «tonden op en ze den Schipper
zoemerken bij de tafH
wachtend aan en eindelijk zeid
„Aan kl*ppert*nai.
w.«
uw abnJcw ma°t,uwi
Hal kieW. vvUa'W1
Het. he". bet ledigde
d te hebben W hebben
Na dit gezegd te voUe borst geroep«
hij zijne kroes, en na
«WW.
Met kitUn werd de bedoeld
W de
In de Zierikzeesche Nieuwsbode van donderdag 24 juni
1886 verschijnt dan de bewerking van J. van der Baan van
het oorspronkelijke gedicht van 1844 met handhaving
van de regels: 'Die feestdronk moog' haast zijn vergeten,
't Gebruik althans is gansch ontwend'. Deze versie van
het gedicht over de feestdronk is waarschijnlijk de aanzet
geweest voor nieuwe vermeldingen. Men vindt de zegs
wijze terug in de Handelingen der Staten-Generaal, 1894-
1895, Verslag van de 48ste vergadering van 15 maart 1895
van de Tweede Kamer, p. 990b. Het lid J.J. van Kerkwijk
(afgevaardigde voor het district Zierikzee) leverde toen
commentaar op een motie over handelsbescherming voor
landbouwproducten, waarbij Kielen, wielen, rand rond het
land ter sprake kwam, met de toevoeging 'In overoude
dagen zeide men in Zeeland'.
Men treft haar ook aan in W. Polman Kruseman, Zeeland
van 1813 tot 1913 (1914), p. 58. Hier heet het 'eene oude
Zeeuwsche, thans nagenoeg vergeten spreuk'. De bewoor
dingen van Polman Kruseman werden in 1961 nog eens
aangehaald door M.P. de Bruin en M.H. Wilderom, Tussen
afsluitdammen en deltadijken. I Noord-Beveland. (1961),
p. 25. Kees van der Meer, schenkt in aflevering 72 van
zijn 'Zeeuwsche stemmen' in De Zeeuw van donderdag 23
maart 1916 aandacht aan de totstandkoming van de ver
bindingsweg tussen Bergen op Zoom en Zuid-Beveland,
maar niet zonder Kielen, wielen, rand om 't land. Waarbij
hij nog weet te melden dat de zegswijze 'zoowat vergeten