16 slaven aan boord. Geboeid zaten ze op het voordek. Be halve de slaven kocht Wouter hier ook twee zeekisten met lendendoeken en een partij olifantstanden. Nog maar nauwelijks uit Bane vertrokken, liet Wouter al na twee mijl het anker uitwerpen. Hij had nog een vat suiker aan boord en stuurde Jan Kleyn aan wal om dat te ruilen voor een slavin en een kind. Op 13 december werd de reis weer vervolgd. Aan de mond van de rivier kon men vanwege de duisternis niet verder en ging men voor anker. De dag erna verwonderde Jan Kleyn zich erover dat de slaven nog steeds op het voordek zaten en niet naar onderen waren gebracht. Hij informeer de ernaar bij de bootsman. Die zei dat de kapitein het zo begeerde. Na dit gesprek ging Jan naar het halfdek, waar hij tot zijn grote verbazing de drie slavinnen zag die altijd in de kajuit van de kapitein sliepen. Nog voor hij goed en wel besefte wat die daar deden, werd hij met een houwer door zijn hoed geslagen4. Ook zag hij dat de andere slaven met kettingen, boeien en alles waarvan ze zich maar meester konden maken, bezig waren zich van hun ketenen te ontdoen. Daarna namen ze alles wat ze maar te pakken konden krijgen en gingen ermee het scheepsvolk te lijf. Wouter die zich die dag niet lekker voelde en nog in zijn hut lag te slapen, werd wakker van het tumult en hulpge roep op het dek. Hij pakte een houwer en begaf zich naar boven. Daar trof hij zijn bemanning aan de verliezende hand. Velen waren onder de voet gelopen en lagen neer geslagen op het dek. Met zijn houwer sloeg hij wild om zich heen en het lukte hem zoveel slaven te overmeestere dat zijn mannen weer op de been konden komen. Een va hen ging toen naar beneden en haalde een geweer. Na he afvuren van zon 200 kogels kon men alle slaven weer in c boeien slaan. Het oproer had van 's avonds half acht tot d volgende middag rond half vier geduurd. Toen Jan Kleyn tegen Wouter zei dat het zijn eigen schuld was, en hij dit lang had zien aankomen omdat hij de slaven te veel vrij heid had gegeven, begon die te vloeken. Toen men de volgende morgen bij het ochtendgloren de trieste balans opmaakte, bleken tien bemanningsleden zwaar gewond en van de slaven lagen 37 mannen en 3 vrouwen dood op het dek. Ook waren 30 slaven en 2 sla vinnen gewond en een aantal overboord gesprongen. Var de 212 waren er nog maar 135 over. Hoewel er voldoende medicamenten aan boord waren, stierven er op de verdei reis nog eens 44 aan hun verwondingen of vanwege de shock die ze hadden opgelopen. Nog geen zestien uur na het slavenoproer vond er een afschuwelijk drama plaats. In een voor notaris Jan Thijsse in Veere door Jan Kleyn afgelegde verklaring lezen we he De haven van Veere op het eind van de 17e eeuw. Detail van de kopergravure 's Lands Arsenaal of Zeemagazyn tot Vere, uit M. Smallegan ge, Nieuwe Cronyk van Zeeland, Middelburg 1696, pag. 583. (collectie J.H. Midavaine).

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2019 | | pagina 18