m
18
pond van aan boord te hebben. Verder was er nog aan
ruilhandel: 20 staven ijzer, waarvan twee gebroken, kope
ren bekkens, messen, een partij armringen, enkele pakjes
kristal, blauw katoen, enkele tinnen gebruiksvoorwerpen,
houwers, pistolen, geweren, brandewijn en rode en witte
wijn.
Toen Wouter op een gegeven ogenblik na een bezoek
aan wal weer terug aan boord was, begon hij zijn beman
ning uit te schelden voor 'schelmen en 'dieven. Jan Kleyn
vroeg wat er gestolen was, waarop hij antwoordde dat er
blauw katoen weg was. Johan Gernes die het hoorde, zei:
'Waeromme schelt gij ons voor schelmen ende den dieven
voor 't gene gijselfs verbruykt hebt en waer van hembden
en brouken voor uenu soon en kleetjes voor de hoeren
gemaekt hebbe?'.
Begin januari 1714 zeilde De Postillon Galley naar St.
Thome (Sao Tomé), waar bij aankomst de kuiper aan zijn
verwondingen overleed die hij tijdens het slavenoproer
had opgelopen. Hier verhandelde Wouter alle handelswaar
die hij zelf uit Veere had meegenomen. Ook verkocht hij
aan een Zeeuwse kapitein touwen, scheepsblokken, zeilen
en een nieuw werpanker. Aan een Portugese koopman
leverde hij een half aam rode en eenzelfde hoeveelheid
witte scheepswijn, 1300 pond was en enige lendendoeken5.
Boven de afgesproken prijs bedong hij nog een gouden
zegelring. Van dezelfde Portugees kocht hij later 6000
maiskolven, drie zakjes zout, 2 koeien, 3 vaatjes boontjes,
brandhout, een zak kalk en voor de slaven 1000 kokosno
ten. Ook werden hier 15 geiten, 7 varkens, 80 hoenders,
prei, kool, groente, limoenen en ander vers fruit ingesla
gen. De chirurgijn verkocht er verschillende medicamen
ten en er kwam een priester met zijn knecht als passagier
aan boord. Hij wilde naar Europa repatriëren en betaalde
Wouter voor zijn reis vier ons goud.
Toen de wind gunstig was en Wouter aanstalten maakte
om het anker te lichten, vroeg Jan Kleyn: 'Capiteyn, waer
wilt dit naer toe?', waarop hij antwoordde: 'Dat raekt u
niet. Ik wil hebben dat gij naer mijn sin stuyrt, wij varen
met de maend en kan ik het met mijn cargasoen niet win
nen, dan moet ik het met mijn geld winnen, wat bruyt het
is'.
Nadat het schip eindelijk was vertrokken duurde het
ongeveer vijf weken voor men in het gezicht van Serlions
kwam. Daar wilde Wouter aan land gaan, maar Jan Kleyn
weerhield hem ervan en zei: 'Had bij de negers haer regt
betaelt, soo hadden wij sulcx vrij konnen doen, maer nu
souden sij het volck dood slaen en wij hebben nog voor
seven weeken water in het schip'. Deze opmerking viel bij
de kapitein verkeerd. Hij ontsloeg zijn onderstuurman op
staande voet en stuurde hem het dek op. Op de verdere
reis nam Jacob Wiggers zijn plaats in. Het was toen rond
19 februari 1714. Ongeveer vijf weken hebben ze daarna
langs de kust gelaveerd en in die periode zijn er veel slaven
aan boord gestorven. Volgens een opgave van Wouter
waren er van de 212 nog maar 90 over.
In Cadix (Cadiz) kocht Wouter van de Franse gouverneur
7 koeien en 16 vaatjes boontjes, die hij met goud betaalde.
Verder gaf hij een half anker brandewijn voor water en
brandhout, een houwer voor vaten en hout aan boord te
brengen en een soldaat kreeg een half anker brandewijn
en een houwer voor het wijzen van de weg6. Ook betaalde
Figuur 256.
Achttiende-eeuwsch
fregat (naar Chapman)
Fregatschip, uit E.W. Petrejus, Model voor de oorlogsbrik'lrene', Hengelo 1950.