Nehalennia voorjaar 2019 nr. 203 hij tien pond aan een kuiper die vier dagen aan boord had gewerkt. Begin maart zette De Postillon Galley koers naar Madere (Madeira). Het duurde vijf a zes dagen eer men die plaats eindelijk had gevonden. Daar aangekomen liet Wouter de prinsenvlag in de mast hijsen, wat tot gevolg had dat de barken die in de omgeving lagen, wegzeilden. De dag erna hees hij de Engelse vlag, waarop men dacht met lorren- draaiers te maken te hebben die twee vlaggen voerden7. Hierdoor waren ze genoodzaakt te vertrekken en zette Wouter koers naar Cadix. Maar toen ze daar aankwamen besloot hij door te varen. Rond 22 mei bereikten ze Groot Canariën (Gran Canaria), waar Wouter zijn onderstuur man aan wal zette. Zijn kist stuurde hij hem na, nadat hij die eerst had geopend. Ook de priester en zijn knecht gingen van boord en kwamen niet meer terug. In Groot Canariën schonk Wouter een jonge slaaf aan de Engelse consul en verkocht hij zes andere, waaronder de vrouw met kind die hij in Bane voor een vat suiker had geruild. De slaven die nog aan boord waren werden later in Cadix aan land gebracht, waar men wegens storm en tegenwind genoodzaakt was binnen te lopen. Over de rest van de reis zijn geen verklaringen afgelegd, zodat er zich geen noemenswaardige gebeurtenissen meer hebben voorgedaan. Wel moet hier nog worden aange tekend dat verschillende bemanningsleden de kapitein hadden verweten dat hij sinds het schip in Calbarij had gelegen geen gemeenschappelijk gebed meer had gedaan. Als reden hiervoor gaf hij op: Men bid niet als men slaven in heeft, die bidden wilt doet voor hem selven'. Op 4 december 1714 liep De Postillon Galley met de loods nog aan boord de haven van Veere binnen, nadat hij een dag eerder op de rede was gearriveerd. Ter hoogte van de oost-dubbele-huizen ging het mis en kwam hij vast te zitten. Door een deel van de lading te lossen kon men hem een paar dagen later weer vlot trekken en naar het dok sle pen. Maar ook daar ging het mis en bleef hij op een oude dam voor het dok steken. Hoewel men meteen weer begon te lossen, kapseisde De Postillon Galley bij afgaand tij. De lading rozijnen die nog aan boord was liep daardoor waterschade op. Door alleen te pompen lukte het niet hem vlot te krijgen. Pas toen 26 man ging pompen en 170 man aan de touwen ging trekken die met takels aan de masten waren gebonden, kon men hem weer overeind krijgen. Aan alle zijden had het schip flinke schade opgelopen. De honderd vaten rozijnen werden in een smalschip overgela den en naar Amsterdam gebracht. Voor Wouter Watson was zijn eerste reis als kapitein op De Postillon Galley anders verlopen dan hij zich dat had voorgesteld. Behalve het verlies van veel slaven en het kapseizen van de boot, hadden verschillende bemannings leden zich tijdens de reis behoorlijk misdragen. In een rapport dat hij daags na aankomst in Veere door notaris Jan Thijssen liet opmaken, lezen we dat hij opperstuur man Claes Swart en onderstuurman Jan Kleyn aan land had moeten zetten omdat ze voortdurend hadden lopen vloeken, schelden en pesten. Beiden waren ook vaak zo dronken geweest dat ze niet in staat waren hun werk te doen. Jan Kleyn had bovendien het scheepsvolk opgeruid, waardoor er bijna muiterij was uitgebroken. De chirurgijn had hij verschillende malen een berisping moeten geven omdat hij door dronkenschap zijn patiënten niet had kun nen behandelen. De scheepstimmerman was onbekwaam en had drie keer zoveel hout verbruikt als nodig was. De scheepskok had hem in een dronken bui bedreigd en was in Cadix tegen zijn orders aan land gegaan toen het schip op punt van vertrek stond. Een matroos was zonder per missie van boord gegaan en had op het schip veel overlast veroorzaakt. Een andere matroos had een slaaf een gat in zijn hoofd geslagen en een andere zo getrapt dat die aan zijn verwondingen was overleden. Ook had hij vaak dienst geweigerd en brood op het dek vertrapt. Tot slot rappor teerde Wouter dat hij in Cadix zijn bemanning onder druk hun gage had moeten geven. Op 30 april 1715 legde Jan Kleyn bij de notaris ook een verklaring af. We lezen erin dat naarmate de tijd verstreek zijn verhouding tot de kapitein hoe langer hoe slechter werd, tot hij uiteindelijk door hem aan wal werd gezet. Hoewel het een kapitein was toegestaan in beperkte mate voor zichzelf te handelen, had Wouter daar flink misbruik van gemaakt door eerst voor zichzelf te handelen en dan pas voor de reder, wat extra veel tijd had gekost. Een jaar later liet Robert Pantoune bij dezelfde notaris een akte opmaken waarin werd vastgelegd dat Wouter van zijn gedane zaken tijdens de reis nog steeds geen verantwoor ding had afgelegd, terwijl de vierschaar hem daartoe al eerder had verplicht. Ook was er een meningsverschil over drie slaven die Wouter uit eigen middelen zou hebben gekocht en in Cadix voor 52 gulden had verkocht. Omdat Wouter met de noorderzon was vertrokken, werden alle gerechtshoven in ons land aangeschreven hem in hechte nis te nemen zodra hij zich binnen hun rechtsgebied zou bevinden8. 19 Noten 1De topografische namen zijn letterlijk uit de archiefstukken overge nomen. Voor zover mogelijk zijn de huidige namen tussen haakjes erachter gezet. 2. Costuyme is belasting op het handelsrecht, cargazoen is uit Neder land meegenomen ruilhandel. 3. Het geschut vernagelen is het geschut onklaar maken zodat de vijand er geen gebruik van kan maken. 4. Een houwer is een degen. 5. Een aam is ongeveer 155 liter. 6. Een anker is ongeveer 39 liter. 7. Lorrendraaiers zijn smokkelaars. 8. Inmiddels is nu bekend dat Wouter met zijn gezin naar Rotterdam was vertrokken. Op 14 december 1719 kreeg hij van het Hof van Zeeland toestemming een halfjaar lang vrij in Zeeland te verblijven om zijn crediteuren te ontmoeten. Geraadpleegde bronnen en literatuur Zeeuws Archief (ZA), RAZE inv. nr. 372 (fol. 124v. en fol. 145), inv. nr. 384 (fol. 209), inv. nr. 558 (19 jan. 1698), inv. nr. 592 (17 juni, 11 okt. en 10 nov. 1707), inv. nr. 592 (22 aug. 1707, inv. nr. 601 (12 dec. 1693, 25 febr., 12 mrt., 16 mrt., 17 mrt., 23 apr. en 24 mei 1694), inv. nr. 625 (27 aug. 1682) en inv. nr. 658 (7,12, 15 en 25 dec. 1714, 20 jan. 30 apr., 29 mei, 25 juni, 12 juli 1715,16 mrt. 1716, 11 apr. 1716 en 16 juli 1716), ZA, Archief Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, inv. nr. 1676 online, folio 21, scan 37. Archief Weeskamer Veere inv. nr. 55, fol. 169r. Henk den Heijer, De geschiedenis van de WIC, Zutphen 2002.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2019 | | pagina 21