izaak de Keuninck
Gerard van de Velde
1 Koeienwachtertje
Wanneer een arbeidersjongen veertien jaar werd, zocht zijn
vader een boerderij in de buurt, waar zoonlief een seizoen
als koeiewachter wier ver'uurd. De eerste werkdag was op 1
mei. De laatste op 11 november, Sinte Mèèrten. Verdienen
deed hij weinig, eigenlijk bijna niets. Een broek, een paar
klompen, kost en inwoning waren zijn loon. Soms een
schêêmes! In de vorige eeuw veranderde dat en ontving hij
F 10,00 voor de hele periode. Dat bedrag werd niet altijd
aan hem uitbetaald, maar meestal aan zijn vader die het op
zondagmorgen mee koffietied dankbaar in ontvangst nam.
Op De Hoogte stond een oude schuur met rieten dak,
een viertal noordböómen, een opgetrokken dek bij de stal
en mèndeuren. Daarin, tussen depèèrestal en 't veulekort
was 't kevènt. In dat vertrek waren twee bedsteden. Daarin
sliep meestal de koeienwachter. Soms moest er voor
hem noodgedwongen uitgezien worden naar een andere
slaapplaats. Dat werd dan een grote getimmerde kist in de
koestal. Ook werd er in het Land van Cadzand naar een
vreemde splaopplekke uutgekeken. Boven het oenderkot. Ja,
dat lees je goed, boven het kippenhok! De haan waar
schuwde dan gegarandeerd dat het tijd was om op te staan.
Als het Sint-Maarten was, dan kon de koeienwachter weer
naar huis, naar zijn moeder. Tot zover de koeienwachter.
De pèèrdeknecht
Het jaar daarop, de jongen was dan inmiddels vijftien
jaar, zocht zijn vader een betrekking voor zijn zoon als
paardenknecht. D 'uur begon dan 'alfkortemaond en liep
weer op Sint-Maarten af. "Bij ons," begint Izaak de Keu
ninck, "sliep de paardenknecht in het kevènt. Waar ook de
koeienwachter sliep, zoals ik al eerder aangaf. "In de eerste
bedstee sliep achter de bedsteesponde de grote knecht.
Naast hem was de slaapplaats van de tweede knecht. Dan
gaan we naar de tweede bedstee. Hierin lag de derde paar
denknecht. Soms was het ook het plekje voor de koeien
wachter of de vierde knecht."
Even terug naar de grote knecht. Dat was de man die zorg
de voor de merrie. Als het veulentje geboren werd, dan
was hij erbij. Hij zorgde voor een goede en snelle geboorte.
Als dan even later het veulentje met z'n moeder in de
wei bij de hofstee rondliep, dan was de grote knecht niet
minder trots dan de merrie op het jonge veulentje. "Het
was een hele eer als die verantwoording voor het veulen
aan de grote knecht werd overgelaten," weet De Keuninck
te vertellen. "Ja, zo was dat in die dagen."
's Morgens, na het morgenmaal in de bakkeet, gingen de
pèèreknechts ieder hun paarden verzorgen. Eerst met de
roskam, daarna goed afborstelen. Intussen was de grote
knecht al in het veulenkot gegaan om het merrieveulen
verzorgen. Het was een rood vosje. Hij keek er trots na;
een vosje, jongen, dat heeft meer waarde dan een iengsi
veulen. Hoe dikwijls had hij dat al niet horen vertellen?
Aanhoudend wreef hij over 't hoofdje en de hals. En he
veulentje? Die vond dat lekker en leutig. Ook de moede
bood zich aan om gestreeld te worden. "Ze schooit om
dacht," zeiden de knechten dan tegen elkaar. Na een tijc
pakte de knecht het halster van de kapstok om voorzie!
met liefkozende woorden de merrie uit de stal te werke
maar dat ging niet zo gemakkelijk. Moeder en dochter
Jarenlang was hij koeienwachter in het schorre van de Zwartepolder onder Cadzand. Izaak de Keuninck (1857 -1849). H
bracht zijn jonge jaren door op de boerderij van zijn ouders op De Hoogte in de Tienhonderdpolder. Hij ging in Cadzand
naar school. Daar leerde hij lezen, schrijven, rekenen en alles watje in die dagen nodig had om je te kunnen handhaven
de wereld. In dit artikel laten we Izaak aan het woord.
Bronzen beeldje van een koeienwachtertje voor de Nederland
Hervormde kerk op het Marktveld in Sommelsdijk.
(Foto Wikipedia)