Mailstede, de lakermaf van Kapellie.1 Bas Oele Ferguson stelt dat door de IJzertijdmensen en de Romei nen gegraven ontwateringsgreppels ten behoeve van land bouwkundige activiteiten en inklink, de veenbodem zoda- Op de heuvel verrees een houten torenachtig bouwsel. Of toen ook een omgrachte voorburcht aanwezig was, heeft het latere archeologische onderzoek niet kunnen achterha len. Wel werden op het omringend terrein vele egalisaties met soms oude cultuurgrond aangetroffen en aardewerk- nig verlaagd werd waardoor de zee het veen overspoelde. Hierdoor en door aanvallen van vijandige stammen was na de derde eeuw na Christus verder verblijf hier onmoge lijk en vertrokken de bewoners naar andere oorden. Gedurende een reeks van jaren bleef ons gebied onder invloed van eb en vloed. Wel werden sporadisch in ons gebied munten uit de vijfde en zesde eeuw aangetroffen. Onder het verdronken kerkje van Westkerke in de Wes- terlandpolder werden grafzerken uit de Karolingische tijd gevonden. Op de veenlaag werd een laag van klei, zand en zavel afgezet. Van de brede zeearm uit de Romeinse tijd bleef een kronkelende restgeul van ongeveer dertig meter breed over waarlangs op de geijkte plaatsen oeverwallen lagen, de later zo genoemde Thieringe (de Guthsee).5 In de tiende eeuw kwam aarzelend hier en daar wat bewo ning voor. Wat rond het jaar duizend na Christus een edelman uit het geslacht Maelstede in Hulst heeft bezield om met een aantal metgezellen per schip de kreek af te zakken en in een bocht op een hoge oeverwal te landen, is niet bekend.6 Hoe het ook zij, zij stichtten op een terrein een kleine nederzetting en bouwden onderkomens van het materiaal dat zij hier aantroffen: hout en riet. Kortelings werd voor de Heer van Maelstede een lage woonheuvel opgeworpen met een gracht rondom en werd er een verbinding gegra ven naar de kreek zodat de heuvel per schip bereikbaar was.7 In de periode dat de Romeinen in ons land vertoefden liep als zijarm van de Scaldis (Schelde) een vier kilometer brede waterloop vanaf de monding tot aan de pleistocene zandrug bij Hulst.2 Aan de westelijke oever bij 's-Heer Abtskerke en in de Goese Poel,3 en aan de oostelijke oever op het industrieterrein "De Smokkelhoek"te Biezelinge zijn resten van hun aanwezigheid aangetroffen.4 Zij woonden op de hier aanwezige in vele eeuwen gevormde veenbodem. vliedberg Bnstei Blaam \0.8<Vt Uitsnede uit ANWB topo grafische At las Zeeland, blz 45 Kadastrale kaart 1832, sectie B en C

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2019 | | pagina 4