de perceelsnaam "Het Bergje". Die is op een luchtfoto van 1930 duidelijk te zien. Een deel van de omringende gracht is als afvoersloot van afvalwater van de Jamfabriek blijven bestaan tot de sloop van de fabrieksgebouwen en de aanleg van de Heer Lodewijkstraat in 1980. Het oorspronkelijk geslacht van Maelstede is reeds in 14e eeuw uitgestorven. Wel bleef de naam nog eeuwenlang bestaan. Toen in 1578 de nonnen van het Jeruzalemkloos- ter hun klooster moesten verlaten, vonden ze onderdak in Goes in het Slot Oostende dat bewoond werd door een Heer van Maelstede. In onze tijd is in Overijsel nog een geslacht met de verbasterde naam Mallestee. Na terugkeer uit ballingschap is het Jan van Maelstede die rond 1300 een nieuw kasteel laat bouwen op een schier eiland in de inbraakkreek uit 1134. Het was een fraai bouwwerk. Het bezat een kloeke ronde hoektoren en een binnenplaats die voorzien was van gekanteelde muren. Verder was er een grote ridderzaal en verschillende andere zalen. Het was geheel door een gracht omringd. Over deze gracht lag een brug op houten jukken die toegang gaf tot de ingangspoort. Omstreeks 1800 was het vervallen tot een ruïne. Uiteindelijk bleef slechts een eilandje over waarop akkerbouw werd bedreven. Thans is het een archeologisch monument. Met keisteen- korven is een muurwerk aangebracht om een indruk van het gebouw te geven. Met een brug is het kasteel toegan kelijk. 4 De zool van de berg in de boomgaard Maalstede omsteeks 1660 1 Dit artikel is geschreven naar aanleiding van deelname bij het overleg om te komen tot de samenstelling van de Kanon van Kapelle. 2 Mededeling van Ing. I.Ovaa, Stiboka Wageningen. 3 Archief Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1972 Ing. I. Ovaa: "De zoutwinning in de Romeinse tijd. 4 Bij de aanleg van dit industrieterrein in 1978 werden door de schrij ver voor het eerst hier Romeinse scherven gevonden, volgens latere Het kasteel, vervallen tot een ruïne, ca 1800] onderzoekingen strekten deze zich over het hele terrein uit. Overi gens is dit terrein gemoerneerd waardoor slechts op de legstroken het Romeins nog intact is. 5 Ir. H.A. Ferguson Dialoog met de Noordzee, blz. 29-31. 6 J. Bijlo werpt de mogelijkheid op dat zij op zoek waren naar voedsel rijke gronden om hun schapen te weiden. Kroniek van Kapelle-Biezelinge en Eversdijk, blz 29. Dr. C. Dekker Zuid-Beveland, afbeelding 44. 7. Op de kadastrale kaart van 1832 sectie B is in de perceelsscheiding duidelijk de verlande geul zichtbaar. 8 W.E.P. van Yssseldijk, De Geschiedenis van Kapelle (Z.B.) 1968 blz 52, 310. 9 J. Voskuil Van vlechtwerk tot baksteen, blz 21 10 B. Oele, Wat ik schreef, blz 49. 11 Resten van het voormalige klooster Jeruzalem liggen in een perceel bouwland tussen de Dankerseweg en de spoorlijn. De resten hebben een archeologische bescherming. Over de vondsten tijdens het aanleg van de spoorlijn in 1864 zie: E. B. Swaluwe, Nonnenklooster Jerusa lem te Biezelinge in Zeeuwsche Volksalmanak 1843. 12 Dr. C. Dekker Zuid-Beveland, deel IV: De oudste kerken van Zeeland, blz 345. 13 W. E. R van Yssseldijk, De Geschiedenis van Kapelle (Z.B.), 1968, blz. 17. 14 G.J. Lepoeter, De geheimen van de kerk van Kapelle onthuld, blz 29 e. v. Over de auteur Bas Oele is gepensioneerd le assistent van de Provinciale archeoloog van Zeeland. Verder was hij jarenlang penningsmeester van onze Zeeuw sche Ver. Voor Dialectonderzoek, waarvan hij thans erelid is.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2019 | | pagina 6