Deze kwam daardoor buitendijks te staan en begon te
verzakken. De molen is daarom 2,5 meter omhoog ge
bracht en op een gewapend betonnen fundering gezet. In
de muur van de molen bevindt zich nog steeds een kogel
van de beschieting van Vlissingen door de Engelse vloot
in 1809. De geallieerde landingen van 1944 vonden vlak
naast de Oranjemolen plaats.3
Het is een klein, op het oog onopvallend stuk strand voor
het Oranjebastion, maar wel historische grond. Uncle
Beach', het slijkstrandje waar op 1 november 1944 een lan
ding van Engelse en Canadese invasietroepen plaatsvond,
ligt iets verder naar het oosten. Inmiddels bevindt zich op
die plek een zeewering. Bij dat slijkstrandje lag de ingang
naar de zeventiende-eeuwse Dokhaven, die in de negen
tiende eeuw is afgedamd. Ten westen van het strandje bij
het Oranjebastion ligt de ingang naar de Vissershaven,
vroeger Engelse Haven genoemd, en de Koopmanshaven.
Foto's uit 2007 en veldwaarnemingen van 2018 laten zien
dat het zandstrandje bij het Oranjebolwerk geheel bezaaid
is met bakstenen en natuurstenen die zijn afgerond door
de getijdenwerking. Hiertussen is ook veel stadsafval
te vinden. De grote hoeveelheid steenmateriaal op het
strandje is waarschijnlijk puinafval uit de stad. Met de
bouw, aanpassingen en afbraak van de grote hoeveelheid
verdedigingswerken uit het verleden is dat niet vreemd.
Niet alleen de getijden hebben de ondergrond voortdu
rend in beweging gezet, maar ook het zandstrand zelf is
veelvuldig op de schop gegaan vanaf de bouw van het
Oranjebastion tot en met de aanpassing aan het einde van
de negentiende eeuw. Op het strand bevinden zich nog
restanten van houten structuren die de oude haveningang
markeren naar de Dokhaven. Delen hiervan zijn over het
strand verspreid.
Het veldonderzoek
Het scheepswrak ligt ter hoogte van de Oranjemolen en
ontleent daaraan zijn werknaam. Delen van het schip zijn
in 2007 vrijgespoeld, waarna het voor het eerst is gemeld.
Naar aanleiding daarvan is door de Walcherse Archeo
logische Dienst een eerste verkenning uitgevoerd en zijn
de resten ingemeten. Nadat de scheepsresten recentelijk
opnieuw zijn vrijgespoeld en vanuit de lokale amateurar-
cheologie het ongewenste initiatief was genomen om een
deel van het wrak vrij te graven, heeft de gemeente ADC
Maritiem ingeschakeld om een onderzoek te doen. Omdat
een deel van het wrak vrij in de branding ligt en de exacte
omvang ervan niet bekend was, kon de uitvoering van het
onderzoek op voorhand niet in detail worden vastgelegd.
Het uitgangspunt was om in ieder geval de vrijliggende
delen te documenteren met zo min mogelijk onomkeer
bare ingrepen, zodat het wrak in situ bewaard kon blijven.
De strategie bestond uit het graven van drie kleine putten,
zoals bij een waarderend onderzoek van een scheepswrak
gebruikelijk is. Er is gedocumenteerd met behulp van
handmatige schaaltekeningen en fotogrammetrie. Per
dag kon vanwege het getijdenverschil slechts vijf a zes uur
worden gewerkt.
De eerste put is in het achterschip aangelegd, het naar
zee gerichte deel dat al grotendeels vrij lag. In de tweede
put meer naar voren werd een mastgat aangetroffen, een
belangrijk element om de afmetingen van het vaartuig te
kunnen inschatten. Met behulp van GPS zijn alle zichtbare
onderdelen ingemeten en werd de locatie van de derde
put bepaald, op de plek waar de boeg van het schip werd
verwacht. Het idee was dat het mastgat op ongeveer twee
derde van de scheepslengte, berekend vanaf de achterste
ven, zou moeten liggen. Dit leidde ertoe dat de derde put
op een afstand van 12 tot 13 meter van de achtersteven
werd gegraven.
Strand bezaaid met stenen, wraklocatie
Mastgat met pomphuis