getwijfeld uit een Frans bedevaartsoord, maar welke is niet bekend. De andere ampul is versierd met een kamschelp. Dat wordt traditioneel geassocieerd met Sint-Jacob van Compostella, maar werd ook gebruikt als attribuut voor bedevaartgangers in het algemeen. Of de ampul dus uit Noordwest-Spanje komt, is niet met zekerheid te zeggen. Ook van een gespbroche, dat in Aardenburg werd opge graven, is niet geweten waar zij oorspronkelijk vandaan komt. Ze is voorzien van een afbeelding van een dubbel- koppige duif. Het zou kunnen dat het gaat om een voor stelling van de Heilige Geest, maar dat kan niet definitief overtuigend worden vastgesteld. Het kan "zomaar" om een sierbroche gaan - een broche met geen religieuze, maar een uitsluitend decoratieve functie. Anderzijds: in de middeleeuwen hadden versieringen bijna altijd een meer voudige functie en een bepaalde moralistisch-religieuze betekenis. Hetzelfde geldt voor een lintplaatje met de voorstelling van een adelaar. Pestgleuven Een andere uiting van middeleeuws bijge loof/volksgeloof zijn pestgleuven. Ze komen voor op bepaalde openbare en religieuze gebouwen, vooral poorten (in Duitsland) en kerken. Een enkele keer worden ze ook aangetroffen op grafzerken en altaren. In Aardenburg zijn ze te vinden op twee plaat sen aan de buitenkant van de Sint-Baafskerk, de ene zuidelijk van de hoofdingang op circa één meter hoogte en de andere links van de kleine zuidelijke zijgang. Pestgleuven zijn te herkennen als diepe, meestal verticale groeven in de steen. Ze zijn ontstaan, omdat mensen er met een scherp voorwerp in hebben gekerfd. Dat was bedoeld om steenpoeder te verkrijgen. Dit werd vermengd in voedsel of drank en gege ten en gedronken om immuun te maken te gen of te genezen van besmettelijke ziekten. 'Kerkelijk' steenpulver werd gedacht heilig en krachtig poeder te zijn, omdat het afkom stig was van een sacraal gebouw dat onder bescherming stond van God. Pestgleuven bevinden zich vaak bij deuren en dat is geen toeval. De deur en de drempel heeft in het geloof en de magie altijd een bijzondere betekenis. Het is de doorgang van de kwade buitenwereld waar de duivel en zijn demonen heersen naar de goede, hemelse binnenwereld van God. Zon toe gang verdient dus een bijzondere aandacht en bescherming. De magische zone rondom ingangen is zodoende krachtiger dan elders. Heilig poeder, gewonnen in die zone, moet dan ook wel effectiever zijn, veronderstelde men. Petrusgeld Een mooi voorbeeld van het overleven van oude, voor christelijke, heidense elementen is het zogenaamde poort geld of Petrusgeld. In verschillende opgegraven grafkelders van de voormalige Maria- of Onze Lieve-Vrouwekerk en de nog bestaande Sint-Baafskerk in Aardenburg werden muntjes gevonden. Het werd daar gelegd om Petrus ertoe te bewegen de poort naar de hemel te openen. Petrusgeld werd in de mond van de overledene gelegd, op de ogen, in de hand of bij het hoofd. Het gebruik gaat terug op erg oude religieuze tradities. De Grieken en Romeinen gaven aan hun doden muntjes mee als veergeld voor Charon, die hen in een gammel bootje op de rivier de Styx naar het schimmenrijk overzette. Maar nog vroeger, in oud-Egypte en Mesopotamië (het huidige Syrië/Irak), kende men al dergelijke voorstellingen. Een ander aspect aan het Petrusgeld is de magische wer king van metaal en de beeldenaar (vaak met een kruis) - men nam aan dat dit schimmen kon afweren. Religieus insigne van Maria van Aardenburg, veer tiende eeuw, Abdijmuseum Ten Duinen, Koksijde

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2019 | | pagina 6