t
i Jmm
L?
l
4
M
V J
Volkskunde
Bijzondere geneesmiddelen
Een tekst op een kalenderblaadje van de Zeeuwse Spreuken
kalender, samengesteld door Rinus Willemsen, inspireerde
mij enkele weken geleden al om de volgende tekst te schrij
ven. Het verhaaltje ging die dag over huismiddeltjes. Nu was
dat onderwerp ook al eens ter sprake geweest in de dialect
werkgroep in Zierikzee. Ik zal enkele van die middelen aan
de orde stellen.
Haarlemmer olie
Als je vroeger bij ons thuis iets mankeerde werd de dok
ter wel voor het laatst gehouden. Je ging eerst zelf maar
eens proberen of je iets aan je ongemak kon doen. Er
stond altijd wel een flesje met Haerlemsen olie in de kast.
Dat spul smaakte afschuwelijk naar terpentijn, maar
vermengd op een lepel met suiker was het wel te slik
ken. Later verschenen er doosjes met capsules. Dat was
al een hele vooruitgang. Nu hadden wij in die tijd een
wc buiten, 't huusje genaamd. Het was al een vrij luxe
voorziening, met een stenen toiletpot uitgerust met een
opklapbare bril, maar het was buiten. De kleine en grote
behoeftes vielen zo de beerput in, die één keer per jaar
in de winter geslacht werd, leeggeschept met een zinken
puts, die aan een lange stok bevestigd was. De inhoud
werd in een kruiwagen geleegd en in het hof over het
land gelijkmatig uitgegoten. Kwam het daardoor dat de
bloemkolen zo vreemd smaakten?
's Nachts ging je niet naar buiten om je behoefte te doen.
Dan deed je het gewoon in de pot, die onder het ledikant
stond. Als je Haarlemmer olie geslikt had, verspreidde de
urine zo'n indringende terpentijngeur, dat de pispot afge
dekt werd met een krant. Ik herinner me dat dat soms de
kerkbode of het Eilanden-Nieuws was.
Haarlemmer olie dus. De samensteller van Haarlem
merolie was in 1696 de schoolmeester Claes Tilly. Nadat
Claes Tilly in 1734 was overleden, werd de productie van
de Haarlemmerolie door zijn erfgenamen voortgezet.
In 1764 werd Claes de Koning Tilly de nieuwe eigenaar.
Onder die merknaam is het nog verkrijgbaar. Het spul
zat in een klein flesje en kon gedronken worden of op de
huid gesmeerd. Het zou tegen allerlei kwalen helpen. Het
is tot op de dag van vandaag al drie eeuwen verkrijgbaar
32
als capsules, in een flesje en als zalf. De samenstelling is al
eeuwen geheim, maar bestaat in ieder geval uit terpentijn
olie, kruiden en zwavel. Het middel, ook wel medicamen-
tum gratia probatum genoemd, werd door zeevaarders en
zendelingen meegenomen op hun reizen. Haarlemmerolie
en daarmee de stad Haarlem werd zo bekend over de hele
wereld.
Urbanuspillen
Wat bij ons ook altijd in de kast of in de lade van de ta
fel stond was een klein rond doosje met Urbanuspillen.
Deze werden geslikt als je last had van verstopping. Het
was een krachtig laxeermiddel dat samengesteld was
uit diverse kruiden. Het was opoe die er bij zwoer, dus
moeder natuurlijk ook. Als kind heb ik een keer zo'n pil
moeten slikken. De uitwerking was vreselijk! Het leverde
zo'n vreselijke buikpijn op, dat ik dacht het niet te zullen
overleven. Zo'n pil heb ik later nooit meer willen slikken.
De naam van dat geneesmiddel is te danken aan paus
Urbanus VIII, die er veel baat bij gebleken zou hebben.
Het middel is dus ook al zeer oud. Op internet heb ik
gezocht of ze tegenwoordig nog te verkrijgen zijn. Helaas
niet meer
Wierookkorrels
Dan was er nog het potje met wierookkorrels. Ook dat
recept was van opoe afkomst. Als je pijn in je lenden had,
was het zaak om een handjevol korrels met water in te
nemen. Vooral een van mijn tantes had daar volgens haar
veel baat bij. Ze heeft ze tot aan haar dood bij rugpijn in
genomen.
Al dit soort 'medicijnen' werden in Ouddorp bij drogisterij
Kurvink aangeschaft. In die winkel hing altijd een wat ge
heimzinnige sfeer, met al die bruine flessen en aardewer
ken potten. Je kon daar ook de eerste fotorolletjes kopen
en laten ontwikkelen.
We zullen het hier maar bij laten. U zult vast ook wel erva
ringen met huismiddeltjes hebben. Laat ze ons weten.
Pau Heerschap
Nehalennia
herst 2019
nr. 205
Een reactie op het stukje in het vorige nummer:
Zaterdagmiddag
Een speciale besteding van mijn zaterdagmiddag was
sinds het einde van de 2de wereldoorlog het kabouterge-
beuren als onderdeel van de padvinderij.. Ik was toen 10
jaar en tijdens de oorlog bestond deze "jeugdclub" niet
in Renesse. Ik geloof, dat toen padvinderij verboden was.
Maar er kwamen leidsters en er was genoeg animo onder
de meisjes van de lagere school. (22) We hadden maar
een heel klein clubhuis maar er was ook genoeg ruimte
buiten. Zowel bij de kabouters als bij de padvinders wer
den vormende elementen op een speelse manier gebracht,
spel - en leeropdrachten niet enkel individueel, maar ook
in groepjes. Zo werd je ook verantwoordelijkheid bijge
bracht.
Na een aanlooptijd werd je geïnstalleerd en dan kreeg je
een uniform (jurkstropdas en kaboutermuts).Waar dat
vandaan kwam, weet ik niet, maar dat voelde wel gewich
tig-
Als je 12 jaar geworden was, mocht je padvindster wor
den. Niet iedereen ging daarin mee; je moest nu je kleding
zelf aanschaffen, nu met een hoed. En in 1947 zo kort na
de oorlog, was dat ni et eenvoudig. Na de installatie waren
er nog 12 padvindsters in Renesse.
De toenmalige prinses Juliana was beschermvrouwe: Mo-
vavedo: moeder van vele dochters. Een enkele keer was er
een landelijke bijeenkomst en op Baden-Powell dag (op
richter) droeg je een corsage van sneeuwklokjes; dat kon
op 22 februari!
1
-
Belangrijke onderdelen van de padvinderij waren de vol
gende regels:
1. elke dag een goede daad doen
2. Insignes halen bijv. met (scheep)knopen leren, toege
past in het fluitkoord, dat een padvindster droeg om de
hals na de installatie. Mijn man is blij, dat ik weet hoe
de vlag op Koningsdag aan de stok vastgemaakt moet
worden; hij is het kunstje kwijt, al was hij ook padvin
der.
3. morse leren
4. Bepaalde planten kunnen herkennen
5. Acties als heitje voor een karweitje ondersteunen
In 1951 werden de padvindsters van Renesse gekoppeld
aan die van Burgh, de Trekvogels. Ongeveer 16 leden. De
samenkomsten bleven op zaterdag, maar nu in een voor
malige bollenschuur van de fa. van Waveren achter Burgh.
De groep bestond uit meisjes uit de hele westhoek van
Schouwen. Daar reed ik op de fiets naar toe. Ik was toen
al bevorderd tot aspirant -leidster (geen leiding genoeg).
Doordat het niet meer te combineren viel met de H.B.S. in
Zierikzee ben ik toen afgehaakt.
Als hoogtepunten uit die tijd herinner ik me een vakan
tieweek in Oostvoorne. Tijdens ons kamp hier hadden
enkelen van ons het te bont gemaakt in de slaapzaal. We
werden na waarschuwingen gedreigd naar huis te worden
gestuurd. Oei, dat hielp. Daar was onze "vakantie" (met
corvee) en het stokbrood bakken toch te gaaf voor. We
gedroegen ons na deze reprimande als lammetjes. Nooit
thuis verteld natuurlijk. Een andere echte kampeerweek
in tenten op de Blomshoeve in Westenschouwen samen
met padvindsters en padvinders was ook ontzettend span
nend. De Boswachterij was immers vlakbij, een ideale
locatie voor speurtochten en andere activiteiten.Het lijkt
misschien nu allemaal wat oubollig maar 70 jaar geleden
waren dit geweldige ervaringen. Ik denk er dan ook met
plezier aan terug.
Leni Blom-Schaleven
Verhalen en gedichten
Voltoaid verleden tied
In 'n flentertje van de kraante "Oóns eilaand" kwam bie
toeval 'n artikel oónder mien oagen over 'n achtinvuuftig-
jaèrige meneer die aofstudeerde op de oöntwikkelieng van
't dialect van oóns eiland. Kiek da s noe wi zó ies om mien
'n minderwaèrdig'eidscomplex te bezurrege.
Mee 't zweêt tussen mien schoeren, perbeer ik om de
aèventuren in belevenissen van vó die meneer z'n tied,
periodiek in 'n antrèkkelijk jasje van 't aauwe schouwse
dialect te verpakke. Da doe'k om 't vó julder aollemaèle
zó smaèkelijk mogelijk op te diene. Ma as ik dan oare da
'k misschien mee 't taèltje da 'k vroeger sprak in vandaège
alleênig in de vakansje in bie familiebieeênkomsten, mis
schien aolle regels in voorschriften mee voeten treed, oart
't mien toch bange te moede.
Misschien is meneer Rob van Leêuwen t'r eêlemaèle nie
mee eêns, da 'k om de klienkers in oóns dialect weer te
geve, gebruuk maèke van lettertekens as in de Fraanse
33
Installatie.