4
de nieuw te bouwen kerk. Vanaf 1335 werkte hij aan de
Sint Romboutskathedraal in Mechelen.
Net als bij de Gotische Franse kathedralen verrees bij de
Brabants Gotische Kathedralen of grote kerken een bouw
loods waarbij een bouwmeester het grote plan tekende,
in nauw overleg met de bouwheer. De bouwmeester hield
toezicht op het verloop van de werkzaamheden. In de
bouwloods werden allerlei mensen bij elkaar gebracht om
de verschillende werkzaamheden uit te voeren. Zoals tim
merlieden, metselaars, oppermannen die moesten zorgen
dat de stenen en specie bij de metselaars op de steigers
kwamen bij het stuk waar ze nodig waren. Maar ook gla
zeniers, loodgieters en beeldhouwers. Ook die steigers
moesten gebouwd worden en soms verplaatst worden. De
bouwmeester ging dat allemaal organiseren. Vanwege de
noodzakelijke continuïteit, moesten er voor de verschil
lende delen continu vaklieden worden opgeleid in de
bouwloods. Er waren geschoolde en ongeschoolde mensen
bezig. Veel mensen kwamen uit de directe omgeving van
de te bouwen kerk. Maar er kwamen ook mensen van bui
tenaf, dus de kerk kwam in een nieuwe of groeiende stad,
maar de bouw ervan zorgde ook voor groei van dezelfde
stad. De bouw van een nieuwe kerk leverde voor am
bachtslieden als bakkers, slagers, kleermakers enzovoorts
ook extra vraag naar producten op, want de bouwers zelf
hadden onvoldoende tijd over om voor eigen onderhoud
te zorgen. De bouwloods werd een samenleving in het
klein, met goed ingevoerde arbeidsspecialisatie.
Meestal waren de plaatsen waar de grondstoffen vandaan
kwamen niet direct naast de kerk. De bouwmeester moest
zorgen dat er voldoende bouwmaterialen kwamen. In Hol
land, Zeeland en Vlaanderen was in de dertiende eeuw
al onvoldoende hout voor de bouw van grote kerken en
de uitbreiding van die steden. Dus dat hout kwam per
zeilschip of met houtvlotten uit Noorwegen, Zweden of
Duitsland uit dunbevolkte streken, met veel uitgestrekte
bossen. Na de Romeinse Tijd was de kunst van stenen
bakken verloren gegaan in West-Europa. Sinds de der
tiende eeuw was de kunst van stenen bakken weer bekend
in Europa. Cisterciënzer monniken waren de eersten die
uit klei in houten vormen weer bakstenen gingen maken
voor hun kloosters: grote, rode kloostermoppen van 30
32 cm lang x 14/15 cm breed en 7,5 tot 8 cm dik. Zachte,
gevormde hompen werden gebakken in oventjes die direct
bij de bouwplaats of bij de vindplaats van de klei was, om
zomin mogelijk te hoeven transporteren. In Zeeland en
Vlaanderen werd zoute klei gebruikt, die soms spontaan
begon te emailleren, zodat een glimmende, groene laag
de stenen bedekte, deze stenen werden als versiering ver
werkt in de kerken. Soms werd er een heel patroon mee
gemaakt. De bouw van een grote kerk was een enorme
logistieke operatie die tientallen jaren of zelfs honderden
jaren kon duren als er dingen tegenzaten. Gedurende de
hele bouw moesten de werkers aan de kerk wonen, eten,
kunnen ontspannen, kleding hebben en dus loon ontvan
gen. Hiervoor was de bouwmeester verantwoordelijk. De
kerk moeste het allemaal financieren en was een hele grote
werkgever in de Middeleeuwen.
De Brabantse Gotiek kan een school genoemd worden,
met vaststaande stijlkenmerken. Hij vertoonde belangrijke
overeenkomsten met de Franse kathedralen.Ook daar
kwam meestal een arcade, triforium en lichtbeuk binnen
in. Kerken in Brabantse Gotiek kregen meestal één hoge
toren aan de westkant, dit in tegenstelling tot de Frans Go
tische kathedralen, die meestal twee westtorens hadden.
De Onze Lieve Vrouw Kathedraal in Antwerpen en de Sint
Goedele of Sint Michielskathedraal in Brussel zijn uitzon
deringen met twee torens aan de westkant.
Een kathedraal is de bisschopskerk van een bisdom, waar
de kathedra (leerstoel) van de bisschop zich bevond. De
breedte van de zijbeuken was de helft van de breedte van
het schip. Een zeer typerend kenmerk van de Brabantse
Gotiek zijn de pilaren: zij bestaan uit ronde schijven op een
basement, samengevoegd met een pen en gat verbinding
met bronzen pennen. Aan de bovenkant van de pilaren
kwamen koolbladkapitelen; in de streek rondom. Mechelen
werd volop boerenkool verbouwd. De buitenkant van de
zijbeuken heeft meestal zadeldaken boven de kapellen. Een
ring van straalkapellen omgeeft het koor van de kerk. Op
dit algemene bouwplan zijn talloze variaties mogelijk, met
uitbouwen, bredere zijbeuken en meer straalkapellen.
Uit verschillende families kwamen de bouwmeesters die
de Brabantse Gotiek vormgaven in kerken, stadhuizen
en lakenhallen met belforts zoals Van Gobertingen, Van
Ruysbroeck, Spoorwater, de Waghemakere, De Layens,
Van Boghem en Keldermans. Van sommige kerken weten
we niet wie de bouwmeesters waren. De bloeiperiode van
de Brabantse Hooggotiek was tussen de veertiende en zes
tiende eeuw.
Nehalennia herst 2019 nu 205
De oorzaak van de toegenomen bouw van grote
stadskerken is gelegen in de groei van steden in
Brabant,Vlaanderen en Zeeland waar kooplieden zich be
zig hielden met internationale handel, visserij, lakenpro-
ductie en lakenhandel De steden waren ook belangrijke
marktplaatsen waar de boeren hun producten verkochten
uit de omringende landbouwgebieden. Een andere factor
van belang waren de Bourgondische hertogen uit het huis
Valois, die streefden naar grotere samenhang tussen hun
verschillende landen en tolvrijheid boden in hun gebie
den.
De familie Keldermans kwam oorspronkelijk uit Mansdale
en vestigde zich in Mechelen in de veertiende eeuw in het
huis "Het Kelderken". Aan de huisnaam dankt de familie
zijn naam Keldermans. Jan Keldermans van Mansdale
(1345-1425) had steengroeves tussen Mechelen en Brus
sel en Tienen, bij Perk. Hij was steenhouwer van beroep,
maar hij handelde ook in steen. Als de grijzige zandsteen,
Ledesteen, in de groeve is, is hij vrij gemakkelijk met een
beitel te bewerken. Onder invloed van de buitenlucht
wordt de steen steeds harder. In die omgeving werd ook
een hardere, meer gele steen gedolven: de Gobertange-
steen. In de steengroeves werkten ongeschoolde mensen
aan het uithakken/uitzagen van grote brokken, maar ook
zeer gespecialiseerde beeldhouwers die de steen in de ge
wenste vorm hakten. Het was zwaar werk met veel stof.
Mechelen aan de rivier de Dijle, werd in de veertiende
eeuw een steeds belangrijker centrum van de hertogen
van Brabant. Zij verbleven er regelmatig. Dus werd er
een hof gebouwd. Tevens werd Mechelen een belangrijk
centrum van de lakenindustrie. Dit is de productie en
bewerking van wollen stoffen. Van oudsher liepen in
Zeeland, Vlaanderen en Brabant veel schapen rond op de
schorren en slikken en dijken. In de stedelijke Lakenhal
werd het laken bewerkt, gekeurd en van een officieel keur
merk voorzien. Hier kwam de lakindustrie uit voort. Dus
moest de kerk worden vergroot in Gotische stijl. Hiertoe
werd Jehan of Jean d'Oisy aangetrokken in 1335 om een
totaalplan te maken om de Romaanse Sint Romboutskerk
flink te vergroten en te verbouwen in de nieuwe, Gotische
stijl. In de zestiende eeuw, bij een kerkelijke herindeling,
werd Mechelen een aartsbisdom en de Sint Rombouts
kerk een kathedraal. Jean d'Oisy stichtte een bouwloods
en begon mensen te werven en op te leiden. Een van de
beeldhouwers viel op: Jan van Mansdale die in het Kelder
ken woonde en ook steengroeves had. Toen Jean d'Oisy
in 1377 overleed, was Jan van Mansdale een geschikte
opvolger om verder te gaan met het enorme project. De
nieuwe kerk moest 118 meter lang worden, met transepten
van 41,5 meter. De nieuwe kerk in Brabantse Hooggotiek
werd om de veel kleinere, Romaanse kerk heengebouwd.
Als er dan een nieuw deel overkapt en waterdicht was,
dan werd het oude Romaanse deel afgebroken, zodat de
kerkgangers toch droog bleven tijdens de kerkdienst. Deze
bouwwijze werd regelmatig toegepast in de Gotiek, ook in
vele andere plaatsen als bijvoorbeeld Zierikzee. De familie
Keldermans bedacht, dat ze alvast voorbewerkte stenen
onderdelen konden gaan maken. Dus ronde pilaren met
onderin uitsparingen voor bronzen pennen, bovenop zo'n
De Sint Goedele in Brussel is uitzonderlijk voor de Brabantse Go
tiek met 2 torens aan de westkant van de kerk. Hij lijkt daarmee
meer op Franse kathedralen. Gebruikelijk is 1 westtoren in die stijl.
Koolbladkapitelen aan de bovenkant van de pilaren in de grote
kerk te Veere, de Onze-Lieve-Vrouwekerk, een ontwerp van Evert
Spoorwater, maar de afwerking is door Keldermansen gedaan.
De Romaanse, tufstenen kerk maak
te in Zierikzee successievelijk plaats
voor de veel grotere Gotische Sint
Lievens Monsterkerk, met een toren
door de Keldermansen gebouwd.
Ricjiutrucüfl kocrpcnij t&fstsira