I t combinatie bestaan waaraan ook nog een tijd de functie van dirigent van het plaatselijke muziekgezelschap 'Kunst en Eer' verbonden was. In 1760 was er een vacature van beiaardier. Zoals te doen gebruikelijk lieten verschillende kandidaten hun talen ten horen. Bij die gelegenheid bleek dat het carillon zich in slechte staat bevond. Het oordeel van de uit Brugge ontboden klokkengieter was vernietigend. Geen van de klokken was zuiver van toon. Ze moesten alle opnieuw worden gegoten. Als hem alle aanwezige klokken gratis ter beschikking zouden worden gesteld en de stad bereid was daar bovenop nog een bedrag van 9600 gulden te geven, dan zou het euvel kunnen worden verholpen. Het stads bestuur moest toegeven dat het klokkenspel ten enenmale 'onbekwaam en onnut' was geworden. Het beschikbaar stellen van het bedrag uit de stadskas was niet bespreek baar. Daarom werd het idee voorgelegd dat elk lid van de stadsregering een bedrag zou uitlenen van 300 gulden tegen 2% rente. Op 25 oktober 1760 werd dat plan, zoals het in de resoluties staat, 'gedeclineerd om reedenen'. Onze Brugse klokkengieter, Georgius du Mery, koos eieren voor zijn klokken en kwam met een goedkoper plan en offreer de 25 klokjes, maar daarvan wilde het stadsbestuur niet weten. Daarom werd Alexius Petit uit Someren, die juist in Tholen aan het werk was, ontboden. Maar dat leidde niet tot verandering van standpunt. De stadsbeiaardier moest maar proberen het beste ervan te maken. In 1765,1776 en 1788 werd het carillon hersteld. Maar in de negentiende eeuw werd er weinig aan ten koste gelegd. Wel vond ieder jaar onderhoud plaats en werden reparaties uitgevoerd. Dat gold ook voor de trommel, waarmee op mechanische wijze de klokken tot klinken werden gebracht. Het laat zich raden dat het carillon met lapwerk aan de praat moest worden gehouden. Halverwege de jaren twin tig van de twintigste eeuw werd duidelijk dat ingrijpende maatregelen nodig waren. In 1927 stierf Sjoerd Klimmer boom, die ruim dertig jaar het klavier had bespeeld. Het vinden van een opvolger was moeilijk. De spelbreker was de kerkvoogdij van de Hervormde gemeente, die niet lan ger wilde meewerken om de functie van organist van de Nieuwe Kerk te combineren met die van beiaardier. Een nieuw carillon Voor het carillon zelf leken de laatste dagen ook geteld. Het bevond zich in erbarmelijke toestand. Maar zie daar, de oplossing kwam uit de lucht vallen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Zierikzee gebombardeerd. Naar later bleek was het een Engelse vliegenier geweest, die meende zich boven Zeebrugge te bevinden. De Engelse regering moest tenslotte met een schadevergoeding over het water komen. Die vergoeding was dermate royaal en de uitgaven dusdanig beperkt dat het hiervoor opgerichte Bommen- comité nog een fors bedrag in kas had. Daarom besloot de gemeenteraad van Zierikzee in 1926 een nieuw klokken spel aan te schaffen. Het voorstel hield in dat de aanwezige 14 klokken bijge- stemd zouden worden en aangevuld met 11 nieuwe klok ken. De kosten werden geraamd op 5.000 gulden. Het was uiteraard een prachtige oplossing, te meer omdat het de gemeente niets zou gaan kosten. Meteen stonden dan ook enkelen vooraan om de eer voor zich op te eisen van dit fraaie idee. Wethouder Koopman vertelde in de raadsver gadering dat hij het was geweest, waarop burgemeester Fokker zei zich daarvan niets te kunnen herinneren. Het raadslid Van der Kwast gaf het juiste licht: hij was het ge weest die erover was begonnen. Zo vlot als men het zich gedacht had, ging het allemaal niet. Het Bommencomité had slechts 4.000 gulden en het plan viel veel duurder uit. Dat kwam ook omdat de oude klokken toch niet zo goed bruikbaar waren. Het was onvermijdelijk dat de gemeente een bedrag moest gaan bijbetalen. Om dat alles binnen de perken te houden, werd voorgesteld de oude klokken te verkopen. Dat wekte grote weerzin. Het ging nota bene om het oudste carillon van Nederland dat dreigde versmolten te worden. Het Zie- rikzeese erfgoed liep regelrecht gevaar. Waarom niet 'het advies van den archivaris ingewonnen' vroeg het raadslid Lunenberg verontwaardigd. Het ging uiteindelijk om een bedrag van 1600 gulden. Dat bedrag zou de gemeente moeten bijbetalen als de oude klokken niet werden ver kocht. De raad besloot met elf tegen twee stemmen tot verkoop. Gedeputeerde Staten bleken een andere visie te hebben op dit besluit tot verkoop van de oude klokken en besloten dit niet goed te keuren. Daarop wendde de gemeente zich tot de minister. De gemeentesecretaris verdedigde de Zie- rikzeese belangen voor de Raad van State en met succes. De Kroon gaf de gemeente gelijk en vernietigde daarop het besluit van Gedeputeerde Staten. Daarmee was de weg vrijgemaakt voor het vertrek van de oude klokken. Die Nehalennia herJt 2019 nr. 205 waren inmiddels uit de toren gehaald en stonden binnen in het stadhuis. Het dreigende vertrek deed de emoties hoog oplopen. De onderwijzer W.RL. Bakker gaf in een ingezonden stuk daaraan uiting en deed een klemmend beroep om de klokken te behouden. De gemeente was zo verstandig niet overijld te besluiten. Dat gaf ruimte aan de VVV om de burgerij te mobiliseren. Om een lang verhaal hier te bekorten: het bedrag van 1600 gulden werd eind 1929 bijeengebracht. 700 gulden door het VVV dankzij vrijwillige bijdragen en 900 gulden uit de Zierikzeese Paardenloterij. Daarmee werden de klokken aangekocht en tegelijkertijd in bruikleen gegeven aan het opgerichte museum dat werd gevestigd op de zolder van het stadhuis. Daarheen werden de klokken overgebracht en bleven daarmee voor Zierikzee behouden. Niet dankzij de ge meente maar dankzij de VVV. Even leek het erop dat een van de klokken alsnog verkocht zou worden. Het Rooms-katholiek armbestuur had in 1927 interesse getoond een of twee van de klokken aan te kopen. De Rooms-katholieke propagandaclub Bene- dictus XV had het armbestuur gevraagd een poging in het werk te stellen om die te verwerven. Ze had daarbij vooral gewezen op de klok waarop de naam van paus Julius III was aangebracht. De klok kon worden geplaatst op het dak van het Sint Cornelia Liefdehuis, eigendom van het armbestuur, en kon dienen als angelusklok om de rooms-katholieke inwoners van de stad op te roepen om het Angelus Domini, te bidden. Omdat Gedeputeerde Staten het raadsbesluit niet hadden goedgekeurd, hielden Burgemeester en Wethouders de boot af. Twee jaar later, toen de gemeente alsnog toestemming kreeg voor de ver koop, legde de voorzitter van het armbestuur, A. Appels, contact met gemeentearchivaris RD. de Vos. Die stelde een concept op voor een te verzenden brief aan het gemeente bestuur. Na verkoop van de klokken aan de V.V.V. werd in 1930 het bestuur van die vereniging benaderd. De voorzit ter van de V.V.V. bood een van de klokken aan voor 250 gulden. Maar die prijs werd door het armbestuur veel te hoog geacht en daarom werd van de koop afgezien. Ondertussen had de firma Taylor in Loughborough (En geland) in 1927 een nieuw carillon gegoten, dat bestond uit 23 klokken. De zwaarste woog 330 kilo, de kleinste 10 kilo. Die waren in de loop van dat jaar opgehangen in de stadhuistoren. De grootste klok, de luiklok uit 1551, werd niet verwijderd omdat die te groot was. Op dinsdag 3 ja nuari 1928 werd het nieuwe carillon in gebruik genomen met een gloedvolle toespraak van burgemeester Fokker, gevolgd door een bespeling door Ferdinand Timmermans, stadsbeiaardier van Rotterdam. 'Wat zullen de nieuwe klokken voor deze en volgende generaties brengen en wat zullen ze na 4 eeuwen beleefd hebben', zo keek de Zierik zeese burgemeester wel erg ver vooruit. 'Zullen ze dan nog in den toren hangen, nu de mechanische kracht zich zoo zeer ontwikkelt en de wetenschap voortschrijdt? Of zullen ze met den toren tegen den grond geslagen zijn door den oorlog of nog hangen op hun oude plaats, maar zonder geluid te geven, daar een gifgasaanval alle leven aan hun voet heeft vernietigd? Dat alles ligt in den schoot der toe komst verborgen'.1 Dat waren nogal sombere woorden op zo'n feestelijke dag. De burgemeester zat er weliswaar naast maar niet zo heel ver. De Tweede Wereldoorlog was een wezenlijke bedrei ging voor de klokken. Alle klokken werden geregistreerd en daadwerkelijk volgde het afvoeren in opdracht van de Duitse bezetter om te worden vergoten tot kanonnen. Al leen de grote luidklok bleef achter en ook de dertien oude klokken. Die laatste zouden zeker ook zijn verdwenen ware het niet dat door bijzondere omstandigheden ze van de lijst verdwenen. Voor de vordering waren alle klokken geïnventariseerd. Alle bijzonderheden waren genoteerd en van een aantal ornamenten waren gipsafgietsels gemaakt om zo doende de klokken zo goed mogelijk te documen teren als het onvermijdelijke mocht gebeuren. Dat werk werd uitgevoerd door de directeur van de HBS en histo ricus dr. J.J. Westendorp Boerma. Hij was getrouwd met de Duitse Gertrud Schlosser en zij deed een beroep op een neef van haar, die hier zijdelings mee te maken had. Op het verzoek om de klokken van de lijst te schrappen volgde een formeel antwoord dat daaraan niet voldaan kon worden. In werkelijkheid had de collega van een De klokken op de zolder van het stadhuis, 1930 (Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee; ZM-2324). Het verwijderen van de klok ken uit de toren in verband met de restauratie van het stadhuis, c.1955. De conservator van het museum tevens archiefambtenaar P. van Beveren bestudeert een van de klokken (Collectie Gemeen tearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee; Q-2006).

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2019 | | pagina 7