tijd Zomer uit 1742 komt geen verwijzing naar vroonland voor; alleen de percelen die de overloper vermeldt, zijn daarin opgenomen. Het vermoeden wordt versterkt wan neer we een blik werpen op de beschikbare kaarten. Op de blokkenkaart van Walcheren door Christoffel Bernards uit 1641-1643, waarvan een kopie uit het midden van de achttiende eeuw bewaard is gebleven, zijn twee hofsteden te zien, evenals op een kaart van de heerlijkheid uit het vierde kwart van de zeventiende eeuw.9 Dit zijn de hofste den die in 1672 eigendom waren van de genoemde Willem Leenders en Mels Jacobse. Wanneer we rekening houden met wat onnauwkeurigheden van deze kaart, zien we dat er een huis of hofstede stond op ongeveer de plek waar de Hattingakaart uit 1750 het herenhuis van Niet altijd Zomer aangeeft. Op eerstgenoemde kaart is deze te herkennen aan een wit vlak in blok 1, dat 'Paulus Willems [blok]' heet. De overloper noemt echter geen hofstede in dat blok. Dat zou betekenen dat deze nog niet was gebouwd in 1672, maar dat is onwaarschijnlijk. De oudere kaarten geven immers bebouwing aan. Kortom, het voorgaande betekent dat het huis Niet altijd Zomer waarschijnlijk vóór het midden van de zeventiende eeuw tot stand is gekomen. Op zijn beurt kan dat verklaren waarom het een vormgeving had die in de eerste helft van de zeventiende eeuw gangbaar was. Indeling huis Hoe was het huis Niet altijd Zomer ingedeeld, en kunnen we aan de hand van de vertrekken het huis op de tekening nader identificeren? Over die indeling bevat de boedelin ventaris uit 1721 veel informatie. Deze is opgesteld na het overlijden van De Muncqs dochter in dat jaar. De inventaris vermeldt een lange reeks vertrekken die op de begane grond en de eerste verdieping lagen.10 De Hattingakaart uit 1750 geeft aan dat het huis bestond uit een middendeel en twee vooruitspringende vleugels. De lijst van kamers is een weer gave van de volgorde en onderlinge verhouding ervan. De inventaris maakt allereerst melding van een 'galderie' of hal, met daarnaast een Voor-camer ter regterhandt' en aan de linkerkant de 'beste earner en nog een voorkamer. De ge schilderde slaapkamer en de groene kijkuyt' bevonden zich vermoedelijk in de linkervleugel.11 De 'middelkamer daaraan volgende' lag kennelijk naast die 'kijkuyt' en zal zich aan de achterzijde van het gebouw hebben bevonden. Vervolgens noemt de inventaris twee kleine ruimtes: "t Roodt goudleer- camertje' en "t Blaauwe-silver cabinetje'. Dat deze ook aan de achterkant van het huis lagen, wordt bevestigd doordat ze grensden aan de 'Witte agtercamer'. Een tweede 'Kijck-uyt' bevond zich mogelijk op de rechterhoek van het huis aan de achterkant. Tenslotte was er nog een klein slaapkamertje. De 'kook-keuken' die helemaal aan het eind van de reeks ver trekken wordt genoemd, zal aan de voorkant gezeten heb ben, in de rechtervleugel. Op de bovenverdieping bevond zich een 'galderie'. Verder lagen er maar vier kamers, waaruit volgt dat deze kleiner was dan de begane grond en dat kan erop wijzen dat de zijvleugels lager waren: alleen een begane grond en een kap. De kamers op de bovenverdieping duidt de beschrijving aan als een 'Bruyne boven goudleer-camer', de Sitsen kamer, de 'Witte goudtleer bovencamer' en tot slot de 'Boeke-kamer'. Twee vertrekken voor respectievelijk de huisknecht en de dienstbodes zullen wel op zolder hebben gelegen. De 'galderie' op de verdieping was waarschijnlijk een ruime overloop in plaats van een gang. Dat kan op zijn beurt een aanwijzing zijn van de rangschikking van de ruim tes boven: aan de ene kant van het gebouw twee kleine ruim tes achter elkaar, in het midden een ruimte aan de achterkant en de overloop aan de voorkant, door een trap verbonden met de 'galderie' beneden. Aan de linkerkant zou dan een groot vertrek hebben gezeten, wat wel eens de Boekenkamer zou kunnen zijn. Op de tekening zit op die plaats een raam dat groter is dan de andere op de verdieping en dat wijst erop dat daar een groter vertrek zat dan aan de rechterkant en in het middenstuk. De boekenkamer kan gelet op De Muncqs fervente schrijfwerk de belangrijkste kamer op de verdieping zijn geweest. Ook dit wijst op een overeenkomst tussen het huis op de tekening en het huis Niet altijd Zomer zoals dat uit de boedelinventaris naar voren komt. Het be langrijkste verschil tussen beide zijn de twee lage zijvleugels die De Muncq zal hebben laten toevoegen. Dit zou dan, gelet op de datering van het boek, na 1712 zijn gebeurd. Besluit Samengevat zijn er voldoende redenen om aan te nemen dat het huis dat we zien op de tekening in Alexander de Muncqs Winter-vrugt inderdaad het herenhuis op zijn bui tenplaats Niet altijd Zomer weergeeft. Het is waarschijnlijk gebouwd voor 1641. De Muncq liet het verbouwen en uitbreiden met twee zijvleugels. Ook het park eromheen kwam in zijn tijd tot stand. Na het overlijden van zijn dochter wisselde de buitenplaats meerdere malen van eige naar, totdat deze in handen kwam van een timmerbaas en in 1784 werd gesloopt.12 Fragment van de kaart van Walcheren door D.W.C. en A. Hattinga, 1750. Zeeuws Archief, Atlas Hattinga inv.nr. 21 1Stichting Duivenvoorde, Bibliotheek inv.nr 3-f-l. Met dank aan Jan en Irene Storm van Leeuwen 2. F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, Middelburg 1888-1893, deel 3 p. 240- 244; M. van der Bijl, Idee en interest. Voorgeschiedenis, verloop en achtergronden van de politieke twisten in Zeeland en vooral in Middelburg tussen 1702 en 1715, Groningen 1981. 3. Nagtglas, Levensberichten p. 240-244. 4. Zeeuws Archief (ZA), Rechterlijke Archieven Zeeuwse Eilanden inv. nr. 1148 (13 september 1742). 5ZA, Archief Polder Walcheren inv.nr. 275 6. Idem, fol. 52. 7. Idem, fol. 50. 8. Idem, fol. 49Verso. 9. Het Utrechts Archief, Familie Des Tombe inv.nr. 1703; ZA, Atlassen Hattinga deel I inv.nr. 12 en 13. Het origineel uit 1642 is verloren gegaan. 10. Het Utrechts Archief, Familie Des Tombe inv.nr. 1703; ZA, Atlassen Hattinga deel 11.1 inv.nr. 12 en 13. Het origineel uit 1642 is verloren gegaan. Het woord 'kijkuit' betekent waarschijnlijk een paviljoenachtige uitbouw aan het huis, een soort inpandige 'theekoepel'. 12. Martin van den Broeke, 'Hetpryeel van Zeeland'. Buitenplaatsen op Walcheren 1600-1820, Hilversum 2016, p. 338.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2020 | | pagina 12