19
was prima geschikt bevonden. Eerst werden de zwaar
beladen wagens het weiland ingereden. Ze werden dicht
bijeen gezet, waar omheen de Duitse karren kwamen.
Izaak van Houte kreeg met zijn keukenwagen een plekje
bij het toegangshek. De Duitse paarden dronken uit de
waterput in de wei; de Cadzandse dieren bij de buren waar
de waterput werd gevorderd. Dat werd door die mensen
niet in dank afgenomen. Met veel plezier vertelden ze in
geuren en kleuren dat Antwerpen een paar dagen geleden
was veroverd door de Witte Brigade. Ons boertje waar de
colonne was neergestreken, had naast die wei een percêêl
met ca. 150 roe koebêêten staan, waarop het oog van de
commandant was gevallen. Hij gaf bevel die aan de paar
den te laoten opvoeren. Tot groot verdriet van de eigenaar
die zijn wintervoorraad op één avond zag verdwijnen. De
tranen stroomden over zijn wangen. Izaak van Cruynin-
gen begreep het verdriet, pakte zijn hoed en ging ermee
rond. Met dit schamele geldbedrag werd het slachtoffer als
het ware schadeloos gesteld.
De commandant stelde op elke hoek van de wei een
wachtpost op met dubbele bemensing. Om het terrein
liep er een patrouille met geweer in de aanslag. De koks
zorgden voor soep met daarin de inhoud van een fles rum.
De Cadzantenaors aten hun meegebrachte boterhammen
op. Ze gingen bij elkaar zitten, niet ver van hun paarden
en praatten wat over thuis en de dag van vandaag. Vooral
die twee Engelse vliegtuigen en het geluk dat ze hadden
gehad, kwam natuurlijk dikwijls ter sprake.
Later op de avond begon het te regenen. Eerst zachtjes maar
daarna steeds harder en harder. De mannen schuilden wat
onder de wagens, maar na verloop van tijd drupte het water
via het hooi en langs de kisten door de wagenbodems en
werden ze steeds natter en natter. Ze waren dan ook blij
dat het licht werd en dat ze hun paarden konden voeren.
Daarna werden de stuuten, die ze de vorige dag van huis
hadden meegenomen, opgegeten. Vervolgens was het schar
relen om aan water te komen om de paarden te laten drin
ken. Als dat achter de rug was, begon het tijd te worden om
te vertrekken. De commandant koos voor een route over
een kasseiweg van Waarschoot naar het Kanaal van Gent
naar Terneuzen. Ze zouden dan uitkomen tussen Gent en
Zelzate. Toen ze een poosje over die oude kassewegt hadden
gereden, geraakte Izaak Leenhouts met zijn wagen neffest
die straatweg en brak het achterwiel. Izaak dacht: "Ik kan
zo wel naar huis," maar hij had zich misrekend. De Duit
sers vorderden bij een boer in de buurt een andere wagen,
laadden alles over en Izaak kon zijn weg met z'n paarden
vervolgen. De met hem zijnde soldaten liepen naast de
wagen, maar wel met de vinger aan de trekker!
Toen de colonne bij het kanaal aankwam, stond de brug
open en er was niemand te bekennen die de brug kon
bedienen. Na een poosje gewacht te hebben, werden
er twee soldaten op uit gestuurd om te kijken of het
mogelijk was over een zinderwegje in Gent te komen. Dat
was zo ongeveer drie tot vier kilometer verder. Toen de
soldaten terugkwamen en verslag deden, werd besloten
dat wegje te volgen. De soldaten kropen nu weg onder
het hooi dat op de wagens lag. Mensen die ze onderweg
passeerden, vertelden dat er in Gent niet veel Duitsers
meer waren.
Toen de colonne in Gent kwam, ging men richting Loke
ren en toen kropen de soldaten weer van onder het hooi
en stelden zich weer op naast de pèèreknechts voor op de
boerenwagens. Het volgende plaatsje waar de mannen
kwamen, was Lochristie. Kort voor dit dorp bereikt was, gaf
de commandant opdracht daar rust te houden. De soldaten
pakten nu hun trommeltjes en kwamen allemaal bij de kok
om een schep soep. De kok had er nu twee flessen rum in
gegoten. Ze waren nog maar half klaar met eten, toen er
twee Duitse officieren op de fiets langs kwamen rijden en
bevel gaven: "Klaar maken voor de strijd. De Tommies zijn
in aantocht". Op dat moment zagen ze werkelijk de Engelse
tanks al naderen. De Duitsers maakten zich klaar voor het
gevecht. En de mannen uit het Land van Cadzand? Die
maakten zich zo vlug ze konden uit de voeten. Op handen
en voeten kropen ze door een klein ondiep slootje, een rêêtje
zoals ze dat bij ons zeggen, naar een groepje huizen die
circa 25 meter verder stonden. Ook de mannen die met de
stukken veldgeschut op pad waren, konden 'm smeren. Het
eerste schot uit die Engelse tanks, trof de twee paarden voor
de keukenwagen. Ze waren alle twee op slag dood. Izaak
van Houte, de menner van deze twee paarden, was echter
nergens te vinden. Even later werden twee Duitse paarden
getroffen door een fosforgranaat; de dieren verbrandden
levend. Het gekerm van de arme dieren was wijd in de
omtrek te horen. Simon Boogaard kwam naar zijn broer
gelopen in een wat stillere gevechtsperiode en vertelde hem
dat alle twee zijn paarden waren doodgeschoten. Na een
momentje trokken de Tommies zich wat terug en rukten de
Duitsers iets op. Verder gaf de Duitse veldartillerie voortdu
rend vuur. M'n stiefvader zijn 'andpèèrd was gewond aan z'n
achterbil. De paarden waren bijna niet meer bestuurbaar.
Leendert Boogaerd reed met zijn wagen vóór hem. Bij het
passeren van een kapot geschoten tank reed m'n stiefvader
met zijn zwaar beladen wagen zich klem, met het gevolg,
dat zijn dissel brak. De begeleidende Duitse soldaat sprak
van sabotage en timmerde met de kolf van zijn geweer
stevig op zijn rug. Leendert schoot te hulp en zei: "Die man
hebben we straks nog hard nodig. Hij kan hier niets aan
doen." De soldaat zei vervolgens dat de commandant daar
maar over moest beslissen.
Zo snel als het gevecht was begonnen, zo snel was het
even later ook afgelopen. De overgebleven Duitse karren
werden in gereedheid gebracht en nu ging het richting
Assenede. M'n stiefvader was al die tijd achterop de wagen
bij Leendert Boogaert gekropen en hield op die manier z'n
'anpèèrd vast met zijn halster. In Assenede werd depère-
mêêster erbij gehaald. Die keurde het paard af om verder
dienst te doen. De commandant zei toen tegen m'n stiefva
der: "Ga jij maar naar huis. Het paard, dat niks mankeert,
moet hier blijven."
Car Robinson, een pèreknecht van de familie Sturm uit
Klein Brabant bij Waterlandkerkje, zijn roepèèrd was
doodgeschoten. Hij bleef bij de colonne en ruilde zijn
plaats in voor die van mijn stiefvader en die ging dus met
een gewond paard op drie goede benen huiswaarts.
In de namiddag, omstreeks vier uur, kwam hij in Boek-
houte aan, waar hij slaapplaats kreeg op een boerderijtje.
Van de vriendelijke mensen kreeg hij een bord pap. Slapen
deed hij in de schuur bij zijn paard Martha. De brave
Nehalennia herfst 2020 nr. 209
boerenmensen luisterden aandachtig naar het verhaal dat
m'n stiefvader vertelde. Over het oproepen in Kadzand, de
tocht naar Waarschoot en Lochristie. De nederlaag van de
Duitsers deed deze mensen goed. Na een paar stuten mee
spek verorberd te hebben, verliet hij de boerderij en ver
volgde hij zijn weg over een paar aangewezen zandpaadjes.
Na de middag kwam hij aan bij de familie Sturm in Klein
Brabant. Hier werd hij gastvrij ontvangen. "Zet je pèèrd
maor op stal," zei de baas, "en geef t'em maor wat eten." De
bazinne zorgde voor een goed maal eten. Nadat hij zijn
paard in een lege sliet op stal had gezet, nodigde de baas
hem uit in de kêête. En daar stond tot zijn verrassing een
bord met aardappelen, groente en een 'aonebille op hem
te wachten. Dat liet hij zich goed smaken. Onder het eten
vertelde hij wat hij had meegemaakt. Ook bij deze mensen
viel de nederlaag van de Duitsers in goede aarde. Dat Car,
zijn roepèèrd dood was, viel de mensen zwaar. Het was nog
maar een jong paard en dik van een veulen. Na het eten
bedankte mijn stiefvader de mensen hartelijk voor de gast
vrijheid en het maal eten. Daarna vervolgde hij zijn weg,
met Martha.
Zo gaan ze op stap. Achter langs het Grote Gat over den
Hogen Dam naar de Tol. Daar ontmoet hij toevallig Frans
van Hulle, een man uit Zuidzande. Die raadt hem af langs
de straatweg te gaan, "want bij de gasfabriek ligt een groep
SS'ers en die zijn niet gemakkelijk." Frans adviseert hem
om door de Veerhoekpolder te gaan. En zo kwam hij
bij de Oostburgsche Brugge terecht, waar hij Ko Robijn,
zijn buurman, tegen komt. Die zei tegen mijn stiefvader:
"Ik ga direct tegen mijn moeder (Mina) zeggen, dat je in
aantocht bent." Ko op pad en hij vertelde het verhaal in
geuren en kleuren tegen iedereen die hij tegenkwam. Toen
stiefvader met het gewonde paard bij het dorp aankwam,
stond heel Zuidzande langs de straatweg, op het Kerk
plein en in de Mariawegt om 'm geluk te wénsen en mee z'n
behouden thuuskomst.
Lochristie
Nog even terug naar het gevecht bij Lochristie. De andere
dag liepen onze Cadzandse mannen er wat versuft bij. Ze
telden de graven van de omgekomen Duitsers en praatten
wat met bewoners. "We kregen boterhammen en wat em
mers, zodat we onze paarden wat konden laten drinken,"
vertelde later één van de mannen. "De mensen kwamen
met emmers en één was met een scherp mes gekomen om
uit de billen van de dode paarden stukken vlees te snijden.
Anderen haalden eten uit een Duitse kar. Zelf probeerden
we onze losgebroken paarden te vangen. Dat viel niet
mee, want die waren erg schui. Izaak van Houte vond in
één van die Duitse karren 'n goede fiets met luchtbanden.
Isaac van Cruyningen was stom verbaasd en vroeg zich
af hoe Van Houte aan die fiets kwam. Baas Van Cruynin
gen had wel zin in die fiets om ermee naar zijn boerderij
Slickenburg te rijden. En jawel, dat lukte. De volgende dag
fietste hij naar Sas van Gent, waar hij zijn oude plaatsge
noot Izaak Lauret opzocht. Daar bleef hij een nachtje. De
andere dag door naar Slickenburg. -Ja, inderdaad, zonder
paarden en wagen.
Onze Cadzantenaors vertrokken de dag na het gevecht
met hun paarden richting Gent. Op een soort klein kas
teeltje vonden ze onderdak. De munitie dumpten ze in het
Kanaal Gent - Terneuzen. "Van die rommel zijn we nu af,"
zeiden ze.
In die tijd ontmoetten ze daar een Walchers mannetje,
voorzien van een karretje en twee paarden. Hij kwam uit
Zoutelande en was de weg bijster. Hij vertelde dat hij op
maandagmorgen was vertrokken, in gezelschap van acht
tuig paarden. Hij was de achterste van de colonne die
met de Breskense boot was overgezet en had onderweg
zijn aansluiting verloren. In geen twee dagen had hij een
hap eten gezien. Gelukkig had Piet Buize nog een paar
boterhammen over. "Van een liwaten graanzak," vertelde
Piet later, "maakte ik een lekker kussen om op te zitten
met de vulling van wat klaverhooi en zo reden we rich
ting Eecloo." Aan de rand van bossen verbleven ze enkele
dagen bij een boertje. Ook op die merkwaardige I5e
oktober: op die dag werd onze man uit Zoutelande 55 jaar.
Het Vlaamse vrouwtje waar ze al een paar dagen onderdak
hadden gevonden bakte die dag pannenkoeken, nadat één
van ons voor bloem had gezorgd. De buzekachel werd flink
Uot^ r cv I
www.delcampe.net
Lochristie