Mummie Gries
m
Jan Midavaine
Mummie Gries is een mummiekat die antiquair Jos te Water
Mulder in 2008 aan de gemeente Veere heeft verkocht. Hij
leverde er het verhaal bij dat de kat rond 1520 als bouwoffer
in de Onze-Lieve-Vrouwe-Kerk in Veere was ingemetseld.
De mummie die in bezit is van het Zeeuws Archief, maakt
nu deel uit van de nieuwe Experience in de Grote Kerk. In
juli 2008 had Katie Heyning al haar eerste bedenkingen
over de lotgevallen van de kat, in oktober gevolgd door mijn
artikel 'De kat ontmaskerd' in de Wete. Hierin wees ik erop
dat een ingemetseld kattenlijk gaat ontbinden, dat de kat
na het afbranden van de kerk in 1686flink beschadigd zou
zijn geweest, en dat de mummiekat die in 1958 in de kerk is
gevonden, daar pas na de Tweede Wereldoorlog terecht kan
zijn gekomen. Nu uit isotopen-onderzoek is vastgesteld dat
de kat ouder dan 500jaar is, heeft Jos te Water Mulder ons
ook nog eens geen Veerse kat geleverd1
Na uitgebreid archiefonderzoek en bestudering van verschil
lende wetenschappelijke studies, ben ik tot de conclusie
gekomen dat er rondom de kat rijkelijk is gefantaseerd en
men verschillende malen van opvatting is veranderd, zonder
daarvoor overtuigend bewijs te leveren. Ook heeft men alle
kritiek klakkeloos naast zich neergelegd. Met het schrijven
van dit artikel hoop ik dat er eindelijk eens een eind aan
deze geschiedvervalsing komt.
Op 1 februari 2008 komt Trouw met het bericht dat in de
etalage van de Utrechtse antiekzaak Abbey Green Anti
ques aan de Mariaplaats een eeuwenoud kattenlijk ligt,
gemummificeerd en voor enkele duizenden euro's te koop.
Het was volgens antiquair Jos te Water Mulder bij de res
tauratie van de Grote Kerk na de Watersnoodramp van 1
februari 1953 tevoorschijn gekomen. In het artikel legt hij
uit dat het tijdens de late Middeleeuwen gebruikelijk was
om een kat in te metselen. Dat gebeurde niet alleen bij de
bouw van kerken, maar ook van woonhuizen. 'Een vorm
van voodoo, die vooral bij de bouwers leefde'. De protes
tantse Zeeuwen die door de restaurateurs vlak na 1953 de
gemummificeerde kat overhandigd kregen, wisten daar
niet echt goed raad mee. De kat ging eerst naar de burge
meester, jonkheer Den Beer Poortugael. Daarna zwierf hij
wat rond, tot hij via een verzamelaar bij Te Water Mulder
terechtkwam. Op de vraag of het diertje destijds levend
dan wel dood was toen de bouwers het inmetselden, ant
woordde hij: 'Hij was wel dood. Kijk: er zitten sporen van
een doek, een soort lijkwade op. Die draden zitten goed
vast, je krijgt ze er niet meer af. Ik denk dat ze hem eerst
de nek omgedraaid hebben, kijk maar, die ligt in een plooi.
Hij is echt neergelegd'.
Een dag na de publicatie in Trouw neemt de PZC de
gegevens over, met de toevoeging: 'Dat inmetselen van
een bouwoffer gebeurde vroeger veel, zegt historicus Peter
Blom van het Zeeuws Archief. "Het is iets dat in veel
culturen werd gedaan. Vooral bij belangrijke gebouwen,
maar ook bij woningen. Dan werd meestal zo'n bouwof
fer onder de drempel begraven. In bijvoorbeeld Bolivia en
Peru gebeurt zoiets nog steeds". De Grote Kerk van Veere
werd rond 1520 als katholieke Onze Lieve Vrouwekerk
gebouwd. De kerk is volgens Blom een gebouw dat zich
echt leende voor een bouwoffer. Hij herinnert zich dat
ook bij de restauratie van het oude stadhuis van Veere een
bouwoffer is gevonden. Dat was volgens hem echter niet
zo'n gaaf exemplaar als dit katje'. Vervolgens lezen we in
het artikel dat directeur Valentijn Bavinck van het Zeeuws
Museum interesse in het katje heeft en het aan zijn col
lectie wil toevoegen2.
Op 9 april 2008 meldt de PZC dat de gemeente Veere 2500
euro heeft uitgetrokken voor de aankoop van de kat. In de
toelichting lezen we: 'Het katje is volgens historicus Tim
Graas van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland
Nehalennia herfst 2020 nr. 209
een bouwoffer, bij de bouw van de Grote Kerk in 1520
ingemetseld, om zo de kwade geesten te verjagen en de
middeleeuwse bouwvakkers te beschermen tegen ratten.
Dat inmetselen van een bouwoffer gebeurde vroeger veel.
Bij belangrijke gebouwen, maar ook bij woningen. Dan
werd zo'n bouwoffer meestal onder de drempel begraven'3.
Nadat de kat in Zeeland was gearriveerd, kreeg het Zeeuws
Museum als eerste de eer om hem te tonen. In de PZC van
2 juli besteedde Katie Heyning, een expert op gebied van
kunst en cultuur in onze provincie, uitgebreid aandacht
aan de kat. Ze schreef: 'Het dier werd rond 1958 bij de res
tauratie van de Grote Kerk van Veere door bouwvakkers
tussen twee muren aangetroffen en als curiositeit overge
dragen aan burgemeester Den Beer Poortugael, die de kat
vervolgens aan zijn schoonzoon schonk. In de loop der
tijd raakte het dier op drift, totdat het na allerlei omzwer
vingen kort geleden in handen van een Utrechtse antiquair
kwam. De media besteedden daarop uitgebreide aandacht
aan het bijzondere dier, waarvan sommigen dachten dat
het bij de bouw van de kerk rond 1520 bewust in de muur
zou zijn ingemetseld om kwade geesten te verjagen.
Dergelijke bouwoffers kwamen in de middeleeuwen wel
meer voor. Er zijn verschillende gevallen van bekend.
Maar of dat bij dit dier ook het geval was? Nader onder
zoek heeft aangetoond dat in tegenstelling tot eerdere
berichten de kat niet in doeken of andere windsels gewik
keld was. Het pluisachtige materiaal rond de pootjes en
ellebogen blijkt gewoon een restant van zijn vacht. Ook
is hij niet gewurgd. Aan de verkrampte stand van rug en
staart is te zien dat het dier niet een benauwde natuurlijke
dood is gestorven. Het lijkt er eerder op dat de kat per
ongeluk tussen de muren is komen vast te zitten.
Wanneer dat dan gebeurde, blijft de vraag. Alleen met
forensisch onderzoek kan aangetoond worden of de kat
werkelijk uit 1520 dateert. Sceptici wijzen op de grote
brand die in 1686 een groot deel van de kerk verwoestte
en denken dat de kat onmogelijk zo oud kan zijn. Op
de mummie zijn immers geen sporen van brand te zien.
Zelfs zijn snorharen - die bij grote hitte als eerste zouden
omkrullen - zijn volledig intact4'.
Op 3 oktober 2008 werd de kat met veel ceremonieel ver
toon naar de Grote Kerk overgebracht. Dat Katie Heyning
bedenkingen over zijn voorgeschiedenis had, was men
toen allang vergeten5. Schoolkinderen gaven hem de naam
Gries.
Twee jaartallen worden met de vondst van de mummiekat
in verband gebracht, 1953 en 1958. Volgens mondelinge
informatie van Leonard den Beer Poortugael, zoon van de
burgemeester, is in 1958 door Kees Luyk een mummiekat
op een zolder in de toren gevonden6. In de 'Bouwhistori
sche documentatie en waardebepaling Grote Kerk Veere'
lezen we: 'In 1939 werd de bekapping der zijbeuken ter
herstel voorgedragen. Voorts moest de dakbedekking
daarop voltooid worden en moest de noordelijke transept
gevel hersteld worden. In 1940 werden de westgevel van
het noordertransept en de zuidgevel van de naastgelegen
traptoren aangepakt. In dit jaar werd eveneens besloten
de enige nog resterende zolder uit te breken en loopbrug
gen aan te leggen'7. Om deze werkzaamheden te kunnen
verrichten, moest men gebruik maken van de zolders in de
toren. De kat kan dus niet eerder dan na 1940 ongezien op
de zolder hebben gelegen. Het is een kat uit de omgeving
van de kerk, die daar zijn laatste adem heeft uitgeblazen.
Door voldoende circulatie van droge lucht is hij gemum
mificeerd. Doordat de trap aan de zuidzijde van de toren
in vervallen staat verkeerde en gedeeltelijk was ingestort,
was het na 1940 niet toegestaan de zolders te betreden. De
kat kon er dus ongezien blijven liggen tot Kees Luyk hem
bij toeval ontdekte.
Op zaterdagmiddag 25 mei 1686 is de Grote Kerk door
onzorgvuldigheid van twee Middelburgse loodgieters
afgebrand. Terwijl het stadsbestuur t>p het eind van die
middag over de te nemen maatregelen vergaderde en de
kerk nog in lichter laaie stond, viel met donderend geraas
de grote luidklok in tientallen stukken op de vloer te plet
ter. Een ooggetuige schrijft over de brand: 'Den 25 Mey na
den middagh te half vyf uur tot des avonds te 10 ure syn
afgebrandt alle dry de kercken, te weete de groote kerck
en toren, de kleine en schotse kercke, dat scrickelyck was
om aen te sien'8. Door het vallend puin waren de graf
zerken gebarsten en al het lood door de hitte gesmolten.
De dag na de brand concludeerden enkele Middelburgse
opzichters dat de overgebleven muren er slecht aan toe
waren en omver gehaald moesten worden. Bij nadere
inspectie op dinsdag bleek dat ze toch te redden waren:
'De heeren Groen, Naelhout en Coninck, commissarissen
over het vysiteren van de drycante gevels die op de kercke
nog over eynd staan, voorhenen met fabricq van Middel
burg gesproken hebbende en welcke van advys waren dat
deselve niet konden blijve staan en derhalven dienstig dat
die omverre geworpen mochten werden, seggen nu dat de
voorschreven gevels door de werckbasen binnen dese stad
gevisiteert sijnde, bevinden dat deselve wel souden kon-
nen blijven staan'9.
Waar de kat ook gelegen heeft, hij had na de brand flink
beschadigd moeten zijn.
Volgens Dezutter en Goetinck, twee deskundigen op het
gebied van de Vlaamse bouwkunde, werden er in het verre
verleden bij de bouw van kerken en kastelen soms wel
levende bouwoffers gebracht. Deze bestonden aanvanke
lijk uit mensenoffers, meestal kinderen, later dieren met
een uitgesproken voorkeur voor paarden (meestal alleen
de schedel), katten en honden. Na de kerstening van ons
land kwamen daarvoor in de plaats het deponeren of
inmetselen van eieren, geld, speelkaarten enzovoorts, of
zoals gebeurde bij de bouw van de nieuwe Kranepoort in
Damme, een geldstuk. Dit alles had als doel de demoni
sche machten (aard- en riviergoden) gunstig te stemmen.
Omdat christelijke kerken door de bisschop werden ge
wijd en geconsacreerd, hoefden bij de bouw daarvan geen
offers meer te worden gebracht10.
In de berichtgeving over de mummiekat wordt eerst 1520
en daarna 'tussen 1439 en 1498' als bouwjaar van de Grote
De mummiekat in de
Grote Kerk. Foto
Jan Midavaine 2014