Dadels en ander voedsel in de Zeemws-Vlaamse dialecten. De nóeuwi aflevering over eten en drinken van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten w 1 Veronique De Tier, Erfgoed Zeeland/Instituut voor de Nederlandse Taal (INT) Op 30 september 2020 werd een nieuwe aflevering van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten (WVD) gepre senteerd. Dat gebeurde in beperkte kring wegens corona. Het onderwerp is eten en drinken. De auteurs - Tineke De Pauw en Jacques Van Keymeulen - hebben hieraan vele jaren gewerkt, maar het resultaat mag er zijn. Het dialect woordenboek telt 540 bladzijden zonder register. Het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten beslaat behalve Frans-, Oost en West-Vlaanderen ook Zeeuws- Vlaanderen. Een groepje Zeeuwse vrijwilligers onder leiding van Rinus Willemsen komen enkele middagen per jaar samen om dialectvragenlijsten over diverse thema's in te vullen. In het verleden waren dat vooral lijsten van het WVD, waardoor ook de Zeeuws-Vlaamse woordenschat aan bod komt in dit lijvige werk. Deze aflevering over eten en drinken behandelt diverse onderwerpen: algemeenheden zoals honger en koken, groenten, vlees, vis, smaakmakers, fruit, brood en gebak, zuivel, snoep, drank en zelfs tabak. Tijdens de presentatie Woordenboek van de Vlaamse Dialecten Eten en drinken op 30 september gaf Roxane Vandenberghe wat toelichting bij enkele dialectkaarten die in de aflevering zijn versche nen. Zij besprak er de woorden voor de ontbijtkoek en de dadel, twee begrippen die ook in de Zeeuwse Dialectatlas die in 2021 verschijnt aan bod komen. De dadel levert prachtige woorden op zowel in Vlaande ren als in Zeeland. Kijken we echter naar de kaart die in de woordenboekaflevering is verschenen, dan zien we in Zeeuws-Vlaanderen alleen het standaardwoord dadel ver schijnen. In het woordenboekartikel zelf staan ook oudere woorden uit geschreven bronnen, maar die worden in het WVD niet op de kaart gezet. Ze worden wel gekarteerd in de nog te verschijnen dialectatlas. Dat die variatie niet te zien is op de kaart in de aflevering van het Woordenboek van de Vlaamse dialecten heeft er waarschijnlijk mee te maken dat het materiaal vrij laat is opgevraagd, in het begin van deze eeuw. De variatie die we in het Woorden boek der Zeeuwse Dialecten (opgevraagd in de jaren 50 en 60) en in oudere opvragingen vinden, tonen nochtans een rijke oogst: konfietedalen, fietedellen, fijtedalen, veitenda- len/vijtendalen, fiegedalen, viegedanten, frikkedellen, frikke- dillen, fredillen en viekedellen. In die woorden is het tweede deel altijd een meervouds vorm dadels, die je misschien niet meteen herkent door de volksetymologische vervormingen. Ze gaan alle terug op gekonfijte dadels. Eerst werd gekonfijte verkort tot fijte. Dat woord werd niet meer begrepen en werd op verschillende manieren vervormd onder invloed van vijg, ook al zo'n exo tische vrucht die men minder goed kende. De ij blijft waar er tweeklanken bestaan in het Zeeuwse dialect. Elders wordt die ij tot een ie zoals dat in vrijwel alle Zeeuwse woorden die ij hebben in het Nederlands. Dadel is ontleend aan het Oudfrans dade, date, maar het gaat oorspronkelijk terug op het Griekse daktulos dat 'vinger' betekent. In de betekenis 'dadel' is het Griekse woord wellicht ontleend aan een Semi tische taal (het Arabische daqal is ook een soort dadel), en is het door volksetymologie samengevallen met het woord voor vinger. De 1 van dadel in de latere Nederlandse vormen wijzen op herontlening, misschien uit het Italiaanse dat- tilo. Een d die in het Nederlands tussen twee klinkers staat, verdwijnt daar geregeld, zodat dadel tot daal kon worden. In Vlaanderen is vooral de vorm datten, dat teruggaat op het Franse woord datte voor dadel, blijven bestaan. Hoe zit het met de verspreiding van de/ze-vormen? Konfietedalen vinden we op Walcheren en de Bevelanden. Fietedellen enfietedalen alleen in Brouwershaven, Goes en Krabbendijke. De vorm met ijl ei - vijtedalen - komt voor in het Land van Hulst waar ze de ze-uitspraak van de ij niet kennen. Hetzelfde woord maar met een tussengevoegde n - veintedalen - hoor je op Ouddorp. Viegedalen of fiegeda len zijn overal goed vertegenwoordigd behalve in het Land van Hulst. Nehalennia winter 2020 nr. 210 In viegedanten dat ook overal - behalve in het Land van Hulst - voorkomt maar in veel mindere mate, is zowel het eerste element viege als het tweede danten vervormd. In het eerste herkende men gekonterfijt niet meer en men verving het door een bekend woord vijg. Het tweede ele ment speelt hetzelfde liedje. Men herkende datte niet meer en een n kan zich gemakkelijk in een woord nestelen, wat hier ook gebeurde. De n, menr zie je wel vaker als extra klank: papier-pampier, familie-fermielje, enz. Vijg zien we ook in de Vlaamse woorden opduiken: daar kennen ze bij voorbeeld Engelse vijg en ezelsvijg. Het benoemingsmotief van de volksetymologische aanpassing zal hier misschien wel beïnvloed zijn door de vorm van uitwerpselen van bepaalde dieren die soms wel eens op dadels lijken. Viekedellen in Renesse en Burgh is ook al een volksetymo logische vervorming naar een wat bekender woord, waar schijnlijk frikadellen. Nu we toch in de sfeer van de vette hap terecht zijn gekomen, wijzen we nog op de frikkedellen enfrikkedillen op Overflakkee en op Schouwen, Noord- Beveland en Walcheren. Ook hier kraait volksetymolo gie victorie en is er opnieuw sprake van associatie met frikadellen. Hetzelfde gaat op voor fredillen in Achthuizen, Dirksland en Burgh. Het oorspronkelijke woord is vrijwel niet meer terug te vinden, zodat de weg naar associaties met andere woorden open ligt. Interessant is verder de naam kadester in Oost-Zeeuws- Vlaanderen, in Oost-Vlaanderen ook bekend als kadij- ster. Die naam gaat terug op het Spaanse canastro en het Latijnse canistrum 'rieten korf'. De dadel heeft hier zijn naam ontleend aan de korf waarin hij getransporteerd werd. Door opnieuw volksetymologie is canastro gewor den tot kadaster, een woord dat men beter kende, waarin de uitspraak van de laatste a nog tot een e-achtige klank - in Vlaanderen een ij-achtige - evolueerde. Ook de eerste a-klank verdoft soms tot e met kedester als eindresultaat. Bij kleskop op Walcheren, de Bevelanden en op Tholen zou je kunnen denken aan de kletskopkoekjes, maar waarom zou een dadel vergeleken worden met de platte koekjes die wij nu kletskoppen noemen. In Vlaanderen komt ook het woord kletsoor voor. Daar wordt de dadel blijkbaar vergeleken met het eind van een zweep, dat een soort bolletje is dat op de dadel lijkt. Maar zou kletskop ooit ook op die manier gebruikt zijn? We hebben er geen spoor van gevonden. Misschien heeft een van onze lezers wel een idee? In Rilland-Bath komt de naam oosters voor als naam van de dadel. De enige verklaring die we voor deze naam kun nen geven is dat de landen waar de dadel vandaan komt hun naam hebben gegeven aan de vrucht. Het Midden Oosten dus. Maar het kan er ook gewoon op wijzen dat de vrucht van elders komt, zoals ook Engelse vijg dat in het noordoosten van Oost-Vlaanderen gebruikt wordt. Mis schien kwamen de dadels mee met Engelse schepen. In Vlaanderen gebruikt men ook woorden als fijtemat- rul en vijgematrul. De beginvorm (fijte- en vijge-) van dergelijke woorden hebben we hoger uitgelegd. De ety mologie van matrul is onduidelijk, maar het is in West- Vlaanderen soms ook het woord voor het vrouwelijke geslachtsdeel of voor een oude, knorrige vrouw. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor pruim in het woord suikerpruim 25 DADEL IN HET WOORDENBOEK DER ZEEUWSE DIALECTEN O 0 A konfietedalen fietedellen, feitedalen veitendafen viegedalen, fiegedalen viegedanten frikkedellen, frikkedillen fredillen viekedellen kleskop oosters kadester Aljf neWourdf-r. 'ut - Aüev+ringö door Tineke De Pauw en Ja i Van Keymeulen De aflevering'eten en drinken'van het WVD De dadel. Kaart: Veronique De Tier en Annelies Kolijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2020 | | pagina 14