Cltesed Negnurim (31 "tf m f hk s/c/rc den moet aan hem dus helemaal voorbij zijn gegaan. Ook wat betreft het plaatselijk bestuur vinden we geen sympa thie voor de nieuwe politieke ontwikkelingen. Ook van de dichters uit die tijd, zoals Poot, Van Effen, Van Alphen en Burgerhart is niets te vinden in de boekenverzameling. Waar gingen al die boeken heen? Dominee Molt stierf op 15 april 1789 om 11.00 uur s avonds. De volgende morgen ging zijn weduwe naar het kantoor van notaris Eversdijk. Die had in de zomer van 1785 hun testament opgemaakt. Een vrij lang en inge wikkeld geschreven document zoals Eversdijk dat nooit had opgemaakt. Mogelijk was de formulering van het testament van de hand van de Vlissingse notaris Thomas van Trijchel, schoonzoon van de overledene, al of niet in samenspraak met de Middelburgse notaris Johannes Knie riem, die met de dochter van de weduwe Cornelia Molt - Meeuwse was getrouwd. Aan Cornelia was de helft van de bezittingen toebedeeld als haar man zou sterven. En wat gebeurt er op de morgen van 16 april 1789? Ze verwerpt de nalatenschap van haar man, waardoor de gezamenlijke drie kinderen de nalatenschap toebedeeld krijgen en accepteren.4 Waar de boekenverzameling na de ontruiming van het pand terecht is gekomen, is niet bekend. In de kranten van die tijd vinden we geen veilingadvertenties. De heren notarissen zullen ongetwijfeld een andere weg gevonden hebben om potentiële kopers te vinden. Cornelia verliet de pastorie en vertrok naar Middelburg, waar ze in het Oudemannen- en Oudevrouwenhuis begin 1801 overleed. Bronnen: Nehalennia winter 2020 nr. 210 Jan Kouwen Joods onderwijs in Middelburg in het begin van de 19e eeuw. Was Samuel Israel Mulder (1792-1862) wel de eerste 'die van buiten het eiland Walcheren, de school kwam inspecteren? In Nehalennia nr. 205 en 206 is een verhaal van de joods Middelburgse school Chesed Negnurim - Weldadigheid der jeugd - opgenomen. In het eerste deel komt daarbij ook de heer S.I. Mulder aan het woord. Hij had naast zijn vele andere functies ook die van inspecteur van de Ned. Isr. Godsdienstscholen. De heer S.I. Mulder schreef in één van zijn rapporten dat hij de eerste was 'die van buiten het eiland Walcheren, de school kwam inspecte ren.' Nu, daar kunnen enige kanttekeningen bij worden geplaatst. Daarvoor moeten we wel eerst naar het Koninklijk Besluit van 10 mei 1837. Daarin wordt het schooltoezicht gesplitst in twee categorieën: maatschappelijk onderwijs onder toezicht van de schoolopziener of stedelijke schoolcom missies en godsdienstonderwijs onder toezicht van school commissie van die desbetreffende geloofsgemeenschap. Het instituut Chesed Negnurim verzorgde beide vormen van onderwijs. Ze had dus te maken met de schoolcom missie van de hoofdsynagoge van Middelburg en kreeg er zo formeel een tweede controlerende instantie bij: de heer mr. Adriaan Pieter van Deinse (1798-1866), de schoolop ziener voor het le district van de provincie Zeeland.1 Het district bestond uit de eilanden Walcheren en Noord- Beveland. Praktisch lijkt er niets veranderd te zijn. Van Deinse had al in 1827 aangegeven dat hij eigenlijk niet bevoegd was om de school, namens de Middelburgse schoolcommissie te inspecteren. Daar staat dan tegenover dat men vanuit de joodse gemeenschap niet onwelwillend stond tegenover deze inspecties. Te meer daar de verslagen van Van Deinse veelal zeer positief waren. 'Het vervulde de bestuurders natuurlijk met enige trots, dat de school goed liep. Eens te meer kon men elkaar gelukwensen met het goede niveau, dat op de verschillende scholen die onder hun supervisie stonden, werd bereikt' aldus Bart van Roosendaal.2 Het bleef zo een Walcherse aangelegenheid. Dat veranderde met de aanstelling van de eerder ge noemde S.I. Mulder als 'inspecteur der Ned. Isr. Gods dienstscholen'. Inspecteur voor alle Isr. Godsdienstscholen in Nederland wel te verstaan. En in 1840 komt deze niet Walchenaar voor het eerst naar Middelburg. Het resultaat van dit bezoek was, zoals eerder geschreven, zeer positief te noemen. In ieder geval voor wat betreft het godsdienst onderwijs. Het maatschappelijk onderwijs heeft een iets ander verhaal. Henricus Wijnbeek (1772-1866) werd eind 1832, als opvolger van Adriaan van den Ende (1768-1846), be noemd tot hoofdinspecteur van het middelbaar en lager onderwijs: 'opperpaedagoog in het Koninkrijk der Nederlanden.3 Hij was daarvoor al tot inspecteur van de Latijnse scholen benoemd. Wijnbeek was in 1806 in Leiden gepromoveerd tot meester in de rechten en had in de loop van de jaren een grote onderwijservaring opge bouwd.4 Zo werd hij vanaf 1832 verantwoordelijk voor de inspectie van ongeveer 5.000 scholen voor het maatschap- '-mts** Hgeé f/J, ii 1 Zeeuws Archief, De rechterlijke, weeskamer, notariële archieven in Zeeuwsch-Vlaanderen, inv. no 2230. 2 Nationaal Archief, VOC, inv. no 5760 fol. 3. 3 Bij de ondertrouw op 22 juli 1757 staat vermeld: Jan Engelbert Molt van Ternaten. Het eiland Ternate was omstreeks 1720 de thuisbasis van de VOC en één van de belangrijkste kruidnagelleveranciers van de wereld. 4 Zeeuw Archief, De rechterlijke, weeskamer, notariële archieven in Zeeuwsch-Vlaanderen, inv. no 2247. PKN-kerk in IJzendijke

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2020 | | pagina 7