II st- n tL /tl* pelijk onderwijs. Wel erg veel werk voor één persoon ook al noemt Reinsma hem 'de werkezel, de Joris Goedbloed'. Toch ziet hij kans om richting Middelburg te komen en daarbij ook het instituut Chesed Negnurim te bezoeken. Het jaar? 1838! Twee jaar eerder dan S.I. Mulder. Toch klopt Mulders opmerking. Hij is inderdaad de eerste op zichter van buiten het eiland Walcheren: de eerste gods- dienstonderwijsopzichter wel te verstaan. De eerste voor het maatschappelijk onderwijs, van buiten het eiland, is H. Wijnbeek. Het is nu dan ook zeer interessant om te weten wat Wijn beek heeft gerapporteerd over zijn bezoek aan de Middel burgse scholen.5 Het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen heeft de rapportage in haar 'Archief' bijna volledig gepubliceerd.6 Bijna, want juist het verslag over Chesed Negnurim ontbreekt hierin. Een omissie die we kunnen rechtzetten. Hier volgt de volledige tekst:7 "Middelburg; hier zijn twee goede bovenvertrekken, het eene voor het godsdienstige, het andere voor het maat schappelijke onderwijs. Eenige kleinen zaten op banken zonder lessenaars en konden dus niet door middel van leitjes, enz. aangenaam en nuttig bezig gehouden worden, terwijl de onderwijzer zich met andere leerlingen onledig hield. Hieruit ontstond noodwendig gewoel en gesnap bij die kleinen. Het stel nieuwe maten en gewigten ontbrak. Men was er echter vrij wel in bedreven. Het getal kinderen is gewoonlijk 40. Bij mijn bezoek, des namiddags, ontbraken er veel meisjes. De gang van het onderwijs door M. Heijman Boasson gevolgd, is gepast. Ook was de leestoon goed. Ik be merkte hier, en had dit ook te Gouda bespeurd, dat de h, dien het volk niet laat hooren of omgekeerd laat hooren, waar zij niet staat, behoorlijk uitgeademd werd. De keus der boeken vond ik zeer doelmatig. Onder dezelve vond ik de vaderlandsche geschiedenis, uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Deze geschiedenis werd dan ook behandeld. Doch van de aardrijkskunde werd meer bepaaldelijk die van Zeeland behandeld. (Het bevreemde mij dat, zoo hier als in de ander Israëlitische scholen, van de aardrijkskunde van Palestina geen werk werd gemaakt). Het schrift was hier bijzonder goed. De districtsschoolop ziener, welke deze school trouw bezoekt, maakt bijzonder veel werk van fraai schrijven bij zijne schoolbezoeken. De leerlingen muntten ook uit in het vlug uit het hoofd rekenen." Wanneer we de tekst lezen vallen er een aantal zaken op. Hij heeft oog voor de leeromstandigheden. Het gemis van lessenaars heeft direct negatieve invloed: het niet 'aange naam en nuttig bezig gehouden worden als de leraar zijn aandacht op andere leerlingen moest richten. Daarnaast lijkt hij een voorstander van aanschouwend onderwijs te zijn. Voorbeelden van de nieuw ingevoerde maten en gewichten ontbreken, maar de leerlingen zijn er 'vrij wel in bedreven. Het lezen en de uitspraak van het Nederlands heeft zijn speciale aandacht. Wijnbeek is een voorstander van de nieuwe klankenmethode van de directeur van de Haar lemmer Kweekschool de heer P.J. Prinsen (1777-1854). Het nieuwe van deze methode bestond onder andere uit het niet meer ontleden van twee klanken, maar het als één klankteken uit te spreken (au is dus niet meer a-u). Ook het invoeren van de toonloze medeklinker was onderdeel van deze klankmethode (geen bee maar be dus). Vandaar zijn opmerking over de 'h'. Ook de keuze van de lesboeken binnen de Israëlitische scholen is een indicatie voor Wijnbeek. Op 12 augustus 1841 schrijft hij: 'Ik heb opzettelijk nagegaan, welke lees- en leerboeken in de genoemde scholen gebruikt worden en heb gevonden, dat dezelve met kennis van zaken en onbevooroordeeld gekozen zijn. Over de inrigting van het maatschappelijk onderwijs in die scholen zweeft de geest van milde verdraagzaamheid.' Dat Wijnbeek nog niet helemaal los is van de 'Joodse natie-gedachte' en zijn Joodse medeburgers nog niet als geëmancipeerde burgers ziet blijkt wel uit zijn 'bevreem ding': geen aardrijkskunde van Palestina. Voor het overige is het een en al lof voor Chesed Negnurim. De gang van het onderwijs in Middelburg is gepast. En dit instituut was geen uitzondering. In 1841 kon hij, na het bezoek van een aantal Joodse scholen Nehalennia winter 2020 nr. 210 schrijven: 'De onderwijzers zijn gezind om, onder eene goede leiding, in den geest der verbeterde leerwijze en naar gezonde opvoedkundige begrippen hun onderwijs in te rigten.' Maar voor we de idee krijgen dat alles lovenswaardig zou zijn is er het verslag van de joodse school te Zierikzee. Daar is niet alles zoals gewenst. "Zierikzee, hier bezocht ik eene Israëlitische school, in welke, benevens het godsdienstige, ook lager onderwijs ge geven werd door zekere S. van Son, zonder onderwijzers rang en zonder aanstelling als lager onderwijzer. Vroeger werd laatstgemeld onderwijs gegeven door den onder meester van de stadsarmenschool I.M. Mulder, van den 3den rang.8 Doch deze is daarmede uitgescheiden, omdat hij er niet voor bezoldigd werd. Ik vond hier 14 kinderen in eene vierkante kamer, gezeten aan drie tafels, die tegen den muur geplaatst waren in dier voege, dat de onderwijzer hen op de rug zag. Het onderwijs bepaalde zich tot spellen in den ouden trant, lezen en een weinig rekenen en het schrijven van eene matige hand." Niet echt een kwalitatief hoogstaand Zierikzees onderwijs- verhaal. Maar de correspondentie naar aanleiding van het ontslag van Samuel van Son (1791-na 1839), met zowel het stadsbestuur als met het Middelburgs corresponderend lid van de landelijke 'Hoofdcommissie tot de zaken der Isra- eliten' is nog triester. Roddel en achterklap voeren hierbij de boventoon.9 Maar terugkerend naar Chesed Negnurim kunnen we afrondend stellen dat, voor de eind dertiger en begin veer tiger jaren van de negentiende eeuw, we in de luxe positie verkeren van drie verschillende rapporteurs. De heer van Deinse vanuit de stedelijke onderwijscommissie. Hoewel hij ten aanzien van de Joods onderwijsinstelling formeel onbevoegd is maakt zijn verslag het wel mogelijk een ver gelijk (qua inrichting., aantal leerlingen, het niveau enz.) te maken met de andere 'min of meer' vergelijkbare scho len in Middelburg. De rapportage van S.I. Mulder maakt het mogelijk om het godsdienstonderwijs (eén van de twee afdelingen van Chesed Negnurim) te vergelijken met andere joodse scholen. Zowel met die in Zeeland (Vlissin- gen en Zierikzee) als daarbuiten. Voor het maatschappelijk onderwijs (de andere afdeling van Chesed Negnurim) is er het verslag van Wijnbeek. De verschillende rapporten geven elk vanuit hun eigenheid zicht op de vernieuwingen van het lager, met name het joodse onderwijs, in Middel burg. Daarbij kan nu met iets meer zekerheid worden ge steld dat de Joodse gemeenschap van Middelburg positief stond tegenover de verlichte ideeën met betrekking tot de functie en inhoud van het schoolonderwijs. Noten na; WIP WTnfr lit ii K 11 l 13 1 1. Zijn vader A. van Deinse was van 1801-1829 schoolopziener van het district. In 1824 krijgt hij assistentie van zijn zoon A.P. van Deinse die als tweede schoolopziener is benoemd en vervolgens voorkomt als schoolopziener van het eerste district. Bart van Roosendaal. Scriptie: Scholen in Middelburg 1800-1860. Een onderzoek naar het Middelburgse onderwijs in de ontwikke- lingstijd van het nationale schoolwezen. Utrecht, 1991, 85. R. Reinsma, Scholen en schoolmeesters onder Willem I en II. NV voorheen van Keulen Periodieken, Den Haag, 1965, 13. In datzelfde jaar verleende de Leidse universiteit hem een eredocto raat. Het is opmerkelijk dat hij zijn inspectierapporten opstuurde naar het Departement van Hervormde en andere Erediensten behalve de Rooms-Katholieke. Archief, jaargang 1964,1-29. Nationaal Archief; Ministerie van Binnenlandse Zaken, 5e Afdeling Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen 1815-1848, Lager onderwijs in Zeeland en Utrecht. Toegang 2.04.05, inv.nr. 4022. De derde rang hield in dat de onderwijzer bedreven was in lezen, schrijven en rekenen (niveau vierde rang) en daar ook kon rekenen met gebroken getallen en iets van de Nederlandse taalbeginselen kende. Zie o.a. Zeeuws Archief, locatie Zierikzee, Gemeentearchief Schou- wen-Duiveland; Correspondentie van de gemeente Zierikzee 1839. Toegang 5022, inv.nrs. 3532/609 en 721. 2. 3. 4. 5. 9. li 1! 1! li n I De Heerenstraat in Middelburg met de toegang naar de synagoge

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2020 | | pagina 8