Toen het beestje zo'n 80 tot 90 kg woog, werd slager Van
Male erbij geroepen. Ja, hij zou het varken wel slachten.
Met wat zachte zeep (maakte men van lijnzaad) in zijn
bek, werd het beestje een poosje stil gehouden.5 In het
kleine kamertje, onder de bedstee werd het varken gesto
ken. Het bloed stroomde in een schone emmer. Van Male
maakte er later bloedworst van.
Nu kwam toevallig of niet, net die middag den ouwen De
Jaoger over het baontje (tuinpad) aangelopen. De Jager
woonde in het armenhuis en was heel graag op de hoogte
van alles wat er in het dorp gebeurde. "Wao binnen jud
der mee bezig?" was de vraag, waarop vrouw De Feyter
antwoordde: "Wudder binnen 't keldertje onder bedstee an
't schóónmaoken want morgen gaon dao de èrpels in voo
den winter." En daar mompelde ze nog zoiets van: "Je weet
toch da je daorover zwiegen moet ee?"
Daarna vertrok ze in huis, waar een grote ijzeren pot op
't vuur stond om 't varken te schrabben.
Dien avond, 't was al donker, kwam de slager terug om
't vlees te zouten en in de tobbe te steken. Daarvoor was
ongeveer 15 kg grof zeezout nodig.
En de buren? Die gebaorende van niks te weten.
Een zwart varken slachten op een hofstee
Het liefst ging hij 's zaterdagsavonds op pad, slager Willem
van Male. En zeker naar een boerderij. Het was dan al
tegen vijven donker en van controleurs had je dan bijna
nooit last. Alleen de paardenknecht was dan nog bezig in
de stal om de paarden te verzorgen met de kortmande.
Hij keek ofdiet varken in zijn kot zat, ging naar binnen en
rommelde daar wat. Hij deed een touw om een achterpoot
en zo liep het over de bochtstraat naar een stuk grasland
dat wat beschut uit het zicht lag. Daar werd het varken
gestoken en even later gebrand.
Pas heel laat op de avond kwam Van Male het verlaten
dorp binnengestapt. Niks gebeurd.
De bakker en het zwarte varken
Het was in het voorjaar van 1943. Bakker Jaap Snoep had
een leeg varkenskot en dacht erover weer een zwart varken
te houden. Hij had altijd meel en meestal wat oud brood.
Prima om een varken te vetten.
Op een middag reed hij met zijn bakfiets het dorp uit.
Naar een boerderij, waar hij een zwarte big van zes weken
zou ophalen. Maar wat bleek? Er liepen twee biggen rond
die voor hem bestemd waren. Alle twee gingen ze in de
broodmand. Thuisgekomen zette hij de diertjes in het
varkenshok, waarin houtkrullen lagen. De viggens hadden
het enorm naar hun zin. Maar twee, dat was toch wel te
veel voor onze bakker. Op zijn bróódronde kwam hij toe
vallig bij Sander Verbuit op de Smissediek aan de deure.
Sander was landarbeider en had al een zwart varken zitten.
Daar kon er best nog eentje bij. De rest stond mooi op zijn
veeboekje.
Snoep was molenaarszoon en kon dus wel op de een of
andere manier aan eten voor de twee varkens komen.
Toen de dieren ongeveer 90 kg wogen, werd de slager erbij
gehaald.
In de vroege morgen toen er geslacht zou worden bij Jaap.
Stapte daar potseling waarnemend burgemeester Hoek-
zema de slagerswinkel binnen.
De mannen begroetten elkaar en de burgemeester ver
trouwde Van Male toe dat er deze dag c.c.d.-ers zouden
komen controleren, dus "Van Male, je bent gewaar
schuwd," zei Hoekzema en vertrok.
Toen een poosje later Van Male eens buiten keek, in
de Dorpsstraat, zag hij daar twee mannen van de CCD
staan, en op dat moment kwam daar molenaar Izaak Lu-
teyn aangestapt. De mannen raakten aan de praat en on
dertussen zag Van Male twee controleurs aan het begin
en twee op het eind van de straat. De slager wist via de
achterkant van zijn tuin over een tuinpad bij de bakker
te komen en daar begon stiekem de slacht van de twee
varkens. Na 'n uurtje verliet de slager de plek en ging
naar huis om even later weer op straat te verschijnen
en maakte met wat voorbijgangers een praatje. Na een
poosje ging hij weer via het tuinpad, (het baontje) naar
de bakker en maakte de varkens klaar. Op het eind van
de middag was alles aan kant. Het varken van Snoep zat
in de pekel, maar dat andere. Dat moest naar Sander Ver-
buyt gebracht worden. De controleurs waren nog steeds
niet vertrokken. Het leek wel of ze lont roken. Toen kreeg
Van Male een geweldig idee. Hij ging naar Bram Neuf-
église, de kolenboer. "Bram," zei tie, "meugen me joen
steekarre 's gebruken om wat weg te briengen?" Allicht
mocht dat, maar op die vuile kar dat vlees vervoeren?
Dat was natuurlijk niet mogelijk. Daarom stuurde de
slager zijn vrouw naar vrouw Verbuyt en die kwam met
wat schone lakens en kussenslopen terug. Daarin werd
het vlees verpakt en afgedekt met wat kolenzakken. Bram
controleerde nog eens of alles goed getast was en ging op
pad. Toen hij voorbij de twee controleurs kwam, schoten
die bereidwillig te hulp om de kar de oplopende Dorps
straat in te duwen. "Bedankt mannen," zei Bram, "jud
der binnen de beroerdste ook nog nie". Bram duwde de
kar verder. Die dokkerde op de kasseien. De controleurs
keken hem meewarig na. Die man met die zware kar! Het
ging nu richting Smitswegt recht op huize Verbuyt aan.
Daar werd alles afgeladen.
De andere dag, al vroeg in de morgen. Wie stapt daar door
de straat met een gebonden theedoek in zijn hand? Juist,
slager Van Male. En waar gaat hij heen?
Naar het gemeentehuis, waar hij in geuren en kleuren
het verhaal van de vorige dag vertelde aan burgemeester
Hoekzema. De handdoek werd ontknoopt en Van Male
schoof een scheuteltje postekop over de tafel. "Da's voo joe
burgemêêster".
Op den Aokerput6
Onderstaand voorval gebeurde in de strenge winter van
1942/43 op den Aokerput. Daar woonde op een boerderij
Daniël Dees, die 's morgens graag een stukje spek bij zijn
brood lustte, maar ook bij de middagpot. Jacob de Lijzer
was daar paardenknecht. Die man kon ook zijn graan
goed breken, volgens de mensen in het dorp.
Baas Dees hield twee viggens achter; die kwamen dus niet
in het veeboekje. In het begin kwamen ze alleen bij de
zeug om te drinken. De rest van de tijd zaten ze in een
houten kist met wat kort geknipt tarwestro. Na het eten
werd die kist in de bakkêêete gezet, bij het vuur van de
Nehalennia voorjaar 2021
nr. 211
haard om ze op deze manier op temperatuur te houden.
Daar werden de biggen natuurlijk ook vertroeteld door
Dees en zijn vrouw. Toen de biggen groter werden, werd
de kist te klein. Toen verhuisden ze naar de schuur. Daar
zaten ze goed verstopt voor de controleurs.
Op de duur was het niet mogelijk de viggens in de schuur
te houden en moest er voor een andere oplossing gezocht
worden. Goede raad was duur. Men besloot een grote put
te graven, niet al te diep, maar voldoende om de dieren
ongezien te laten. In een hoek van den 'of, langs de sloot
waar de brandnetels welig tierden, achter de kruunaogel-
struke en de balrozen bie de meidoorn 'aoge. Het was een
uitstekende schuilplaats. Niemand zou op het idee komen,
daar te gaan kijken of controleren.
In het najaar werden ze alle twee geslacht. "Dat kunnen
me nog wel 's doen," zei Dees tegen z'n vrouw. "De put
moeten m'n in ielk geval nie mêêr graven."
Opmerking
Het gewicht van een varken kon natuurlijk op de bascule
vastgesteld worden. Maar er was ook een ander maniertje.
Meten met de centimeter achter de voorpoten en over
de rug van de oren tot aan de staart. Vervolgens die twee
getallen op elkaar delen en dan wisten de kenners wat het
gewicht was.
17
Bij de familie Dekker aan de Loodijk in
Zuidzande slacht Willem van Male het
varken
Met dank aan:
Willem van Male en zijn schoonzoon Isaak Jansen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wijk buiten Cadzand,in de Zwartepolder.
Iemand die dagelijks/wekelijks het vetgehalte van de melk per koe
opneemt. Belangrijk voor het stamboek,
achtergoed: minder soort graan dat uit de dorsmachine kwam.
ccd'r: een controleur.
Zeep werd in de oorlog door de mensen zelf gemaakt van vlaszaad.
Dat werkte goed. De zeep die op de bon was, was maar surrogaot.
Aokerput, ook wel Akkerput. Een buurtschap tussen Zuidzande en
Nieuwvliet.