Hendrik sterft
Op 30 april 1904 overlijdt onverwachts gemeentesecretaris
Hendrik le Grand. Dat bracht een schok teweeg in het ge
zin De Koker, want Brams moeder maokende nog altijd het
gemeent'uus schóón. Le Grand z'n vrouwe (die al gestorven
was) had een voorkind en die was molenaar op Zuidzan-
de. Le Grand was een man mee centen. Hij had die molen
op eigen grond laten bouwen. Verder bezat Le Grand nog
een huis waarin notarisklerk Willem van Beveren woonde
en natuurlijk zijn eigen huis in de Mariaweg. Deze woning
had Le Grand bemaokt mee inboedel en al, aan Bram de
Koker. Dat gaf natuurlijk nogal wat praatjes op het dorp.
Notaris Arend Mijs uit Oostburg most de boel uut mekaore
doen en Brams vaoder wier beheerder van het erfdeel dat
Bram toekwam.
Op 6 september 1904 was het koopdag. Omroeper Willem
Robijn stond op een korre voor 't huis van de secretaris en
kondigde met verve alle goederen aan die door het open
staande raam werden aangeboden. "Een pendule die nog
schööne slaot", riep hij. "Vuuf gulden," riep een dikke boer
uit het achterste van de polder, nog vóór de bakker zijn
mond had open gedaan. En zo verdween het ene stukje
huisraad na het andere en kwam bij de andere dorpelingen
terecht. Op het eind van de middag maakte notaris Mijs
de rekening op: ruim F 400,00. Het huis werd verhuurd
aan Wannes de Ligny - de la Gasse, die in 1929 verhuisde.
Daarna werd het verkocht aan Pieter Luteyn - Bouwens.
Bram de Koker ging in 1904 in militaire dienst. Hij lag in
Vlissingen in de Bomvrije en was ingedeeld bij de infan
terie. In een keurig pakje dat zijn vader voor hem had
gemaakt en met zijn harmonica, verschijnt hij op de boot.
Nog vóór die in Breskens afvoer, vermaakte hij de pas
sagiers met zijn muziek. Trots stapt hij de kazerne binnen,
waar hij nog dezelfde dag een uniform moet aantrekken,
's Avonds in de grote slaapzaal, kan hij de slaap niet vatten.
Voorzichtig staat hij op en sluipt de zaal uit, naar de paar
denstal. De wacht ziet hem en geeft toestemming in de
paardenstal te slapen. Hier maakt hij een bedje van hooi.
Daar slaapt Bram die eerste nacht in Vlissingen.
"Da binne kik gewénd," zei hij de andere ochtend tegen zijn
kameraden.
Een paar weken later moesten de rekruten een dagmars
maken over Walcheren. Dat leek Bram wel wat, lekker
buiten wandelen. Maar marcheren is wat anders. Van het
ene dorp naar het andere, door velden, weilanden, langs
molens. Alles leek op zijn eigen vertrouwd landje, maar
toch... En als ze even halt hielden, waren daar die mooie
Walcherse meisje in hun kleurrijke klederdracht. Natuur
lijk spraken ze een ander dialect, maar Bram begreep ze
maar al te goed. En de andere soldaten ook
Terug in Zuidzande
Na zijn diensttijd verschijnt hij weer in Zuidzande. Wie
nu denkt dat hij in militaire dienst wat regelmaat was
bijgebracht, heeft het mis. Bram zwerft weer in de pol
ders, verleent bij de boeren wat hand- en spandiensten en
keert regelmatig naar zijn ouders terug, die hem liefderijk
ontvangen. Z'n moeder wast z'n kleren in een grote ijzeren
pot en z'n vader knipt zijn haren en scheert zijn baard. Als
Bram dan wat zichtelijk gemaokt is, vertrekt hij toch weer
na een paar dagen. Tot groot verdriet van zijn moeder, die
hem verwende met lekker eten en aangenaam gezelschap.
Dat allemaal in de hoop dat hij zijn zwerversbestaan vaar
wel zou zeggen. Helaas...
Niemand in het dorp neemt er aanstoot aan, want het is
Bram ee. Ook in de naburige dorpen als Kerzand en Sinte
Pier is onze Bram een bekende verschijning geworden,
met zijn trekharmonica en zijn vierkante hoed. Zijn vaste
pleisterplaatsen waren boerderijen, waar hij zich aankon
digde met zijn muziekinstrument. Al naar gelang welke
godsdienst de bewoners beleden, speelde hij passende
muziek. Of christelijke of meer wereldse muziek, dat op
koopdagen en kermissen gehoord werd. Als dank kreeg
Brampje de Koker een stevige maaltijd aangeboden. De
jongste meid kwam dan met een flink gevuld bord eten, de
middagpot, naar buiten. Zoals dat in deze streek gebruike
lijk was, werd het bord op de keel van de regenbak gezet
en met een "Laot het je smaoken, Bram," verdween het
meisje in de kêête.
Net voor zijn bord leeg was, verscheen de grööte meid en gaf
Bram 'n kluute (muntje van geringe waarde). Bram be
dankte de geefster hartelijk en verdween al af niet vergezeld
door de pauwen die hem al pronkend begeleidden tot aan
het kunstig gesmede 'of'ekken, dat destijds de smid van
Groede met veel trots had afgeleverd. Tevreden deed Bram
dat hek dicht en stapte weer de wereld in. 't Ging nu naar
de molen van Risseeuw, waar de meulenaorinne net wafels
had gebakken in een vuuf'èrtenwaofeliesder. Vandaag was
dochterlief jarig. De vrouwe smèèrende twee wafels met
boerenbeuter, deed er brune suker op en Bram liet het 'm
smaoken. Daarna bedankte hij vrouw Risseeuw en speelde
een lied als dank. De volgende stop was richting het Platte
Putje, bij baas Manneke. Hier liet Bram Nao Amerikao ho
ren; de muziek was te horen tot in het dorp Groede. "Bram
is in de buurte,"zeiden de mensen en waarachtig, na een half
uur verscheen hij in het dorp en liep recht op de Parochie-
put af. Dat was een drinkput op de Markt, waar de paarden
werden gedrenkt. Bram liep op het water af, duwde wat ruit
opzij en schepte met z'n handen wat water, dat hij gretig
opslokte. De reis ging nu naar het Spookkot, waar Bram
een stute krop mee een ènde woste kreeg. Als dank speelde
hij op zijn accordeon 'De grote reis naar Amerika' en stapte
Nehalennia - herfst 2021 nr. 213
via de Akkerput naar zijn Zuidzande. Het leek wel of zijn
voeten steeds sneller gingen en voor hij het wist, stond hij
bij de achterdeure van zijn ouders. Zijn moeder was nog aan
het werk in het winkeltje en de oude Bram was bezig in zijn
scheerwinkel. "Hui," riep hij en zijn moeder stoof op hem
af. Ook zijn vader kwam in 't deurgat. Of Bram welkom
was? Dat kan je wel zeggen. Dagen, weken ja, hadden deze
brave mensjes op de thuiskomst van hun zoon gewacht.
En nu stond hij daar opeens onverwacht in de achtergang.
'Ik gaon eest en vooral je klêêren wassen," zei z'n moeder en
goot wat welwater in de grote ijzeren pot. Daarna maakte
ze vuur, haalde wat blokken en zei: "Bram, gao je hie j'n
eigen ëêst 'n kêê wassen en geef je klêêren maor 'iere." Bram
verdween in 't schuurtje en z'n moeder zettende z'n vuule
kleren in de wêêke.
D'n anderen dag knipte zijn vader Brams haar en schoor
hij hem. In de scheerwinkel was altijd lekkere zêêpe en
Bram genoot van de behandeling. Daarna stapte hij bij de
buurman binnen, die net een varken aan het slachten was.
Kees Dirks zat nou bepaald niet om een praatje verlegen,
maar voor Bram maakte hij wel even tijd. Ook bij de com
missionair David van Liere, waar hij vroeger zoveel tijd
had doorgebracht, werd hij met koffie ontvangen. En zijn
ouders? De dachten en hoopten diep in hun hart dat Bram
zijn leven nu zou gaan veranderen. Maar dat liep anders
af. Na een paar dagen vertrok hij. De oude mensjes keken
mekaar aan en zeiden begripsvol niets. Vader Bram ging
naar zijn scheerwinkel en zijn vrouw verschool zich weer
in d'r winkeltje.
4 SffiL
En Bram? Die stapte zijn Zuidzande uit, richting Slikken-
burg. Bij de reigerkolonie van Van Cruijningen zette hij
z'n eihen langs de weg en bleef uren naar die grote vogels
kijken, die af en aan vlogen om hun jongen te voeren. "Alle
veugels en een nist. En ikke dan?"
De reis ging naar Sluis. Van verre zag hij de bomen op de
wallen en de vriendelijke torentjes van het Belfort. In Sluis
woonde zijn zuster Dorothea. Daar klopte hij op de ach
terdeur. Ze woonde daar met d'r dochtertje Elisabeth en
het meisje kwam huppelend d'r oom tegemoet. Bram werd
hartelijk ontvangen en vond er een slaapplaats. De vol
gende morgen ging hij na de koffie op pad, richting Heille.
Bij de grens, in Middelburg in Vlaanderen, stak hij zijn
hoofd binnen in het Estaminet van de familie De Smidt.
Natuurlijk zaten er wat gasten aan de stamtafel te kaarten
en Bram schoof bij. Hij speelde mee en bracht wat muziek
ten gehore. Nog meer volk kwam binnen. Als dank voor de
klandizie kwam de bazin met een bord eten voor Bram.
Bie de grens
Via een smal zandwegje ging hij richting Stroobrugge
(B). Bij het douanekantoor informeerde een Belgische
douanier naar het doel van de reis. "Maldeghem," was
Brams antwoord. "Daar kan ik slapen bij een boertje, in het
kant ooi. Die ménsen kennen me".
De douaniers keken elkaar eens aan. Ze waren helemaal
op de hoogte: op dat boerderijtje woonde een boertje met
zijn vrouw en een ongetrouwde dochter, waarop Bram zijn
oog had laten vallen. Hier bleef hij altijd langer dan één
nacht. Na een paar dagen had hij het in Maldeghem en
omgeving wel gezien en vertrok hij weer naar zijn ver
trouwde Landje van Cadzand. Vóór de grens hield hij halt
en kocht overvloedig sigarettenpapier van het merk Rizzla.
Dat verstopte hij in zijn mandoline en zo ging hij rich
ting grens. Bij de 'Ollandse commiezen werd hij staande
gehouden. Bram maakte een praatje en wou verder lopen.
Maar dat liep anders af. Of hij een paspoort had? Nee, dat
had hij niet. "Dan moeten we je in de bak steken," was het
strenge antwoord. Bram verweerde zich door te zeggen dat
hij toch niets had misdaan. Dat was ook zo, maar zonder
paspoort Nederland ingaan, dat is een overtreding. En ze
hielden voet bij stuk. Bram kwam in de problemen, maar
de douaniers gaven niet toe. Dat duurde zo wel een half
uurtje, tot ze bemerkten dat hun dienst erop zat. 'Bram,
je kan gaon, mao êêst spele hie op je mandeline 'n vèsje
voor ons." Nu zat Bram in de nesten. De mandoline zat vol
Rizzla. Goede raad was duur. Bram verweerde zich door
te zeggen dat zijn instrument stuk was en dat de mannen
de volgende keer twee liedjes zouden krijgen. Dat was een
slimme zet. De douaniers gingen akkoord. Bram ver
volgde zijn weg en vlug ook. Die avond vond hij onderdak
bij de familie Van Iwaarden in de Wester Edeweg op de
kafzolder.
Naar Sluis
Het is wat jaren later als we Bram weer in de buurt van
Sluis zien opduiken. Hij dacht zijn zuster en d'r doch
tertje weer eens op te zoeken. Maar dat viel tegen: zijn
zuster was gaan werken en dochtertje Elisabeth was
19
In zo'n ijzeren pot kookte Brams moeder zijn kleren uit.
Bram de Koker.