Geitedurp - what's in a name? Het wel en wee van de geitenhouderij in Walcheren en omstreken vanaf 1800 Jan Zwemer Deel 1 Wie Grijpskerke binnenkomt ziet op de borden aan de in gang van het dorp een geitenkop. Oudere Walcherenaren weten het: Grijpskerke ging langdurig door het leven als "t Geitedurp' Maar dat is slechts een deel van het verhaal. Wie op internet 'Geitendorp' opzoekt, komt terecht in Wilrijk, een deelgemeente van Antwerpen. Daar wordt jaarlijks een historisch-folkloristische optocht gehouden, de Wilrijkse Geitenstoet. De Geitenstoet bestaat uit meer dan 10 praalwagens en wel 65 groepen. Er nemen 1.400 mensen aan deel en een massa dieren waaronder uiteraard vele geiten. Wilrijk is hét Geitedurp van de Lage Landen en als zodanig dus veel bekender dan Griepskèrke. Van Wilrijk weten we precies wanneer deze bijnaam werd 'geijkt'. Dat was in 1895, toen de liberalen een ge meenteraadsverkiezing verloren van de katholieken. De katholieken werden beschuldigd van wanpraktijken bij de verkiezingen, maar bleven Oostindisch doof. Bij wijze van wraak noemden de liberalen Wilrijkenaren voortaan geitenkoppen. Dat stond voor iets als achterlijkheid - dat het later een soort erenaam werd voor het hele dorp, was in 1895 niet te voorzien. Van dat soort 'omkeringen' zijn er wel meer bekend in de geschiedenis. Maar achter de scheldnaam herkennen we een meer alge meen verschijnsel. Wilrijk was altijd een arme gemeente. De liberale burgers woonden op een kasteel of buitentje, de boeren op hun hof, maar de arbeiders hadden amper een bestaan. Om toch wat vlees en melk te hebben om te kunnen overleven hielden ze meestal een geit, aldus de website Wilrijk-Geitendorp. 'En hoewel de geiten in het verleden zeker niet de meerderheid uitmaakten van de totale veestapel in Wilrijk, toch werd er smalend of zelfs minachtend gesproken over de bezitters van zo'n geitje.' Dat komt ons Zeeuwen bekend voor. 'De koe der armen' was ook in Nederland een bekend gezegde over de geit. Alleen in Zuidwest-Nederland - misschien moet ik zeggen 'juist in Zuidwest-Nederland' - komt de bijnaam 'Geitedurp' tenminste vijf maal voor als een historische aanduiding voor een locatie. Als we op de Zuid-Hol landse eilanden beginnen, dan komen we op Flakkee Melissant tegen. Melissant is 'het Geitedurp', maar doet er officieel veel minder aan dan Wilrijk. Alleen de jeu- de-boules club heet er 'les boules de chèvre' oftewel de ballen van de geit. De betreffende website meldt: 'Nage noeg iedere inwoner had vroeger één of meer geiten. Het was de koe van de arbeider. Vandaar dat men Melissant 't Geitedurp noemt.' Jammer genoeg wordt geen specifieke periode genoemd, maar: het verleden waarin de toenmalige bewoners van Melissant het niet breed hadden en als aanvulling op het levensonderhoud een geit hadden. Dit leverde het dorp de bijnaam 'het Geitendorp' op, een naam die heden ten dage nog gebruikt wordt.' Melissant zou méér geiten hebben gehad dan de rest van Flakkee, maar de naam kon ook wel zijn ontstaan doordat de geiten vrij konden grazen langs de Nolledijk en dat was precies waar de tram langskwam. De reizigers in de tram associeerden het dorp misschien vooral met die geiten daar. Komen we zuidelijker, dan moeten we in Midden-Zeeland zijn. Zuid-Beveland telt twee Geitedurpen: het dorp Waarde en de buurtschap 't Geitedurp bij Lewedorp - ter plekke van het vroegere treinstation Noord-Kraaiert. Over die buurtschap weet ik verder niets, en ook niet over de buurtschap 'het Geitendorp', ook wel 'De Wildernis' ge noemd, bij Klein-Sinaai in de gemeente Stekene in België. Maar bij Waarde klinkt het verhaal inmiddels bekend. Krabbendijkenaren noemden vroeger iedere Waardenaar 'een geite'. En waarom? Eenvoudig: op Waarde had bijna iedereen melk van de geit en niet van de koe. Daarvoor waren de meeste Waardenaren te arm. Inderdaad werd op Waarde de landbouw erg kleinscha lig bedreven en ook de armoede klopt. Maar dat is niet het hele verhaal. Waarde was de plaats waar in 1908 de eerste geitenfokvereniging van Zeeland zou zijn opgericht. 'Daarna volgden vele plaatsen op Walcheren,' aldus de inleiding op het archief van de drie jaar later opgerichte Vereniging tot Verbetering van het Geitenras in Zeeland. 'Op het platteland van Walcheren vond men in 1909 de dichtste geitenstapel van Nederland: 380 melkgeiten op ongeveer 300 arbeidersgezinnen.' Voor heel Zeeland gold volgens een schatting dat ongeveer de helft van de arbei dersgezinnen over een geit beschikte; Zeeuws-Vlaanderen liep naar verhouding achter. Daar dus géén geitendurp, hoewel het Geitedurp bij Stekene vrij dicht bij de grens met Zeeuws-Vlaanderen ligt. Geen wonder dat Walcheren behalve Grijpskerke nog een geitedurp telt: Aagtekerke. De website van het plaatse lijke hotel verklaart: 'waarschijnlijk omdat vrijwel iedere inwoner vroeger één of meer geiten hield.' Precies het zelfde meldt de website van de VVV over Grijpskerke ter verklaring van de bijnaam ervan in de omringende dorpen. 'Vroeger had de geitenfokkerij hier enige beteke nis,' schrijven sommige websites dan nog. Eigenlijk is het vreemd dat Serooskerke dan niet ook Geitendorp heette. Daar stond immers sinds 1910 een geitenfokstation dat de eigenaar, een grootgrondbezitter, in 1912 overdroeg aan de in 1911 gestichte Vereniging. Er werkten twee mannen, één verzorgde bokken en de ander geiten, en over de fok zegt één zinnetje feitelijk al voldoende: 'Alle gegevens aangaande de daar gehouden dieren worden nauwkeurig verzameld en nagegaan om tot uitmuntende stamdieren te kunnen geraken.' Het archief is bewaard en zo kunnen we altijd nog opzoeken welke dieren daar bijvoorbeeld in 1915 werden opgekweekt. Het waren Gertrud, Hilda, Bertha, Elisabeth, Leonora, Louise Nehalennia winter 2021 nr. 214 en nr. 8 van Piet Joziasse, nr. 31 van 'Eine Tavenier, de nrs. 1 en 12 van Piet Jongepier, nr. 15 van Piet Jacobse en een geit van ene Matthijsse - alle inwoners van Stroskèrke. Op het fokstation werden de dames met vier soorten voer verwend: ruwvoer, groenvoer, krachtvoer en pulp wortelgewassen. Ruwvoer was weidehooi, klaverhooi en bonen- en erwtenstro. Groenvoer was gras, klaver, luzerne, wikken en koolblad. Krachtvoer was gemengd meel, haver en maïs. Pulp en wortelgewassen tenslotte kende de cate gorieën gedroogde pulp, mergkool en mangels. Oftewel: De geiten op het station van Serooskerke kregen een meer gevarieerde voeding dan hun baasjes, die hoofdzakelijk landarbeiders en kleine boertjes waren en het moesten doen met brood met reuzel of stropievet en aardappels met sla in de zomer en aardappels met kolen, peeën of kroten in de rest van het jaar. Dat was niet voor niks, die verwennerij. Op het fokstation ging het om de allerbeste geiten. Meestal werd maar 1 a 2 procent van de bij de vereniging te boek staande geiten 5 Ook Melissant op Goeree-Overflakkee is een geitendorp. Op dinsdag 9 maart van 2021 wordt door schoolkinderen bij de rotonde bij Me lissant dit moderne beeld van de kunstenaar Paul Louis Kalishoek onthuld. Het draagt de komische naam 'Natteggeit'. Het beeld is vervaar digd van gerecycled materiaal, een revolutionaire soort cement en een toplaag met acht soorten verf en coating (bron: Eilanden-Nieuws).

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2021 | | pagina 4