De stolp van Olivier Boot De stolp 'Nooigedacht' van Olivier Boot stond aan de Hekelweg in de voormalige gemeente Duivendijke. Olivier Boot was de laatste eigenaar. Voor die tijd was J. van der Wekken de eigenaar. De oorspronkelijke vierkante stolp is in 1877/1878 verlengd, eigenlijk verdubbeld. De boerderij werd in 1924 afgebroken. de ketel aan een ketting, het zgn. "angeliesder'. Het rieten dak bleef tot 1915 bestaan. Toen er tijdens een onweer een gat in sloeg, ontstond er toch geen brand. Daarna kwam er een pannendak voor in de plaats. De stolp van Adrians Hanse Op een oktoberdag in 1925 vereeuwigde de bekende Zierikzeese fotograaf P. C. Pagé de hierbij afgebeeld stolp boerderij te Moraanshoofd. Zij stond een honderd meter zuidoostelijk van korenmolen 'De Zwaan. Een preciezere aanduiding is aan het einde van een dreef aan de oude Serooskerkseweg, die toen nog noordelijk van de molen liep. In de vorige eeuw werd deze stolpboerderij bewoond door Maarten Hanse en zijn gezin. Zijn dochter Adriana (Jaóntje), die ongehuwd bleef, zette het bedrijf van haar vader voort. Zij vertrok in 1928 naar Zierikzee. B. van Westenbrugge verzorgde tot die tijd vele jaren de 20 stuks vee en de ongeveer 20 gemet weiland, 'de moeren en twee gemet bouwland. Alvorens G. van de Schelde in 1929 de gebouwen met 2 hectare land voor f 7.000,- kocht, bewoonde de familie L. van Felius korte tijd de stolp, totdat Van de Schelde in 1930 het bouwwerk liet slopen. 'Behalve wat blauwe tegeltjes uit de winterkamer (rechts) en enkele zware binten, was het meeste sloophout waarde loos. Eerder was op een publieke verkoping de inventaris en het vee door de notaris verkocht. De rest van de grond was in eigendom van de familie Van der Lek de Klercq. Links het raam van de zomerkamer en de enige toegangs deur, vlakbij de bakoven en het open vuur, met erboven Rond de stolp moet het, ook volgens de naam, een vlakte met riet geweest zijn. Uit overlevering is bekend dat op een keer een varken, dat 's morgens geslacht zou worden, niet goed doodgestoken was. Want toen de slager in de stolp om een borrel ging, zoals de gewoonte, was en terug kwam, bleek het beest in het riet verdwenen te zijn. Onge lofelijk genoeg werd het niet meer levend teruggevonden maar dagen later wel door de kraaien! Stolp 'Het Rietbosch' Deze stolp van de familie J. Dalebout, op de foto te zien, stond tot de afbraak in 1908 driehonderd meter westelijk van de Slikweg. Dit was aan het eind van een dreef op zeer drassige grond met overwegend riet, waar nu het water van 'Plan Tureluur' is. De kinderen van Dalebout werden dikwijls in de winter, bij wateroverlast, met de 'schute' naar school gebracht. Ook de vroedvrouw en de dokter gebruikten dat vaartuig. Ook moest men soms kleidammen rond de erven aanleg gen om droog te blijven. Nehalennia winter 2021 nr. 214 Het Schouwse stolptype Stolpboerderijen kwamen in Zeeland alleen op Schouwen voor. Rond 1900 waren er in het lage gedeelte van mid den-Schouwen nog een achttiental intact. De stolp bleef het boerderijtype bij uitstek in het doorgaans drassige en geheel door weiland ingenomen gebied 'laege land'. Het bouwwerk leende zich in het midden voor hooiopslag, terwijl meestal aan twee zijden onder het aflopende dak een rondveestal was en gewoonlijk plaats voor één paard. De derde werd ingenomen door het woonhuis, aan de vierde zijde was de dorsvloer, of beter gezegd een inrij- gelegenheid met hoge deuren voor wagens met hooi of graan. Dorsen deed men slechts het eigen geoogste graan om brood van te bakken. Als men flinke wagens met hooi wilde binnenrijden, taste men de wagens op het land aan één zijde geheel scheef. Het schuine dak liet immers niet anders toe. Ook trof men in de deuropening en naast de hooitas twee diepe sleuven, zodat men dan met paard en hooi wagen gemakkelijk onder de deuropening en dak door kon. Hooitas en woonhuiszolder waren soms nauwelijks afgeschermd, zo gebeurde het dat een losgebroken os in de stolp van Jacob Viergever via de hooitas op de zolder kwam, er door zakte en in de 'mooie kamer' een enorme ravage aanrichtte. Bouwjaren zijn niet of nauwelijks bekend. Slechts in één stolp kwam het jaartal 1609 voor. De stolpen waren wel functioneel, zowel aan de binnenkant als de buitenzijde. Want stormwinden die over het vlakke land van Schou wen liepen moeiteloos en zonder schade tegen de lage muren en de gestroomlijnde daken. Want dat waren ze, gestroomlijnd, liefst met een puntdak. 's Winters leefde men erg geïsoleerd. Om droog te blijven moest men soms kleidammen rond de stolpen aanleggen. Besluit De ingebruikneming van het stoomgemaal in 1876 bracht geleidelijk aan verandering. Het grondwaterpeil zakte en de gronden werden geschikter voor akkerbouw. In het begin van de 20e eeuw werden de meeste stolpen wegens bouwvalligheid en minder geschiktheid voor ge mengde landbouw afgebroken. Eén stolp haalde de waters noodramp van 1953, raakte wel zwaar beschadigd, maar werd helaas niet meer hersteld, wat nog altijd jammer is. 13 A* #4 KERK Wl MOR/AA' •MH ÖR

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2021 | | pagina 8