Bij het kapittel zouden de kerken van Biggekerke, Nisse, Zanddijk, Oud-Vlissingen, Oost-Souburg, Hogelande en West-Souburg worden ingelijfd. Met uitzondering van de twee eerstgenoemde kerken berustte het col- latierecht van deze kerken bij de abt en het convent van Middelburg, die daarvoor schadeloos gesteld moesten worden18. Alleen aan de belangrijkste kerken waren kapittels ver bonden. In totaal zijn er in ons land zeventig geweest. Hoewel de leden van het kapittel geen ordegeestelijken of monniken waren, leefden ze toch volgens bepaalde regels. Iedere dag kwamen ze in de kerk bijeen om de lezing van een kapittel uit de Heilige Schrift bij te wonen en de rest van de dag hielden ze zich bezig met het bidden en zingen voor het zielenheil van de overledenen. Verzet De inlijving van vier Zeeuwse parochiekerken bij het ka pittel van Onze-Lieve-Vrouw in Veere stuitte op verzet van de abt en het convent van Middelburg. Zij tekenden daar tegen bezwaar aan. Dit had tot gevolg dat paus Calixtus III op 11 maart 1456 de deken van Sint-Dionisius in Luik gelastte onderzoek en uitspraak in deze zaak te doen19. De verheffing tot kapittelkerk werd daardoor uitgesteld. Pas in 1466 verleende paus Paulus II opnieuw toestemming. Ook daarna blijkt het kapittel niet onmiddellijk tot stand te zijn gekomen. Een Vaticaans register vermeldt dat bisschop David op verzoek van Hendrik van Borsele toestemming had verleend om in de kerk van Veere een getij dencol lege te stichten, met twaalf kanonikaten en dito preben den. Aan dit college werd door bisschop en aartsdiaken exemptie verleend. Bovendien hadden zij toegestaan dat de leden van het getij dencollege koorkappen en almuisen (hoofdbedekking in de vorm van een capuchon) zouden dragen naar voorbeeld van de kanunniken van de Noord monster in Middelburg. Van dit alles kreeg de heer van Veere in 1467 pauselijke bevestiging, evenals van de eer dere toestemming om de kerk van Veere tot kapittelkerk te verheffen. Waarom het getij dencollege hier als tussenstadium werd gehanteerd op weg naar de kapittelstichting is niet duide lijk en ook niet in hoeverre het getij dencollege hier nog verschilde van een volwaardig kapittel. Een bevestiging van de verheffing tot kapittel werd verleend door Paulus II in 1469, evenals de toekenning van de privileges van de kanunniken van Oudmunster en de Lievensmonster van Zierikzee, waarvoor deken en kapittel jaarlijks twee Rijns gulden aan de Camera Apostolica zouden moeten betalen. Bij de oprichting van het kapittel van Zandenburg in 1484 werd bepaald dat dit kapittel voortaan de helft van dit bedrag moest opbrengen. De pauselijke bevestiging van 1469 maakt aannemelijk dat het bestaan van het kapittel van Veere toen een feit was. Het genoot dezelfde privileges als de kapittels van de Dom, Oudmunster en Sint-Marie te Utrecht en het kapittel te Zierikzee20. In 1470 bevestigde Paulus II dat de kerk van Nisse, twee pastoorsporties van de kerk van Biggekerke en drie pastoorsporties van de kerk van Kloetinge, bij het Veerse kapittel zouden worden ingelijfd. Op 25 augustus 1471 vermeldt het Vaticaans archief dat Hendrik van Borsele de vereniging van twee parochiekerken en van drie porties van het kapittel in Veere eeuwigdurend werd gegund. Tevens kreeg het kapit tel vrijstelling van de bisschoppelijke rechtsmacht. Tot slot lezen we op 1 oktober van datzelfde jaar in dit archief dat de inkomsten van enige nabijgelegen parochiekerken (Nisse, Kloetinge en Biggekerke), waarover Hendrik het presentatie-recht uitoefende, bij het kapittel mochten worden ingelijfd21. De Grote Kerk Nadat de parochiekerk tot collegiale kerk was verheven, maakten Hendrik van Borsele en de kerkmeesters plannen voor de bouw van een nieuwe grote kerk in de vorm van een basiliek. Het kapittelhuis werd daarom niet bij de kerk, maar op de Markt gebouwd. Andreas (Andries) Kelder mans, die ook bij de bouw van het stadhuis op de Markt betrokken was, heeft waarschijnlijk het ontwerp voor de bouw van de kerk gemaakt. Tijdens de bouw sloten Wolfert van Borsele, heer van Veere, en de kerkmeesters op 13 december 1479 een contract met Antonis I Kelder mans, steenhouwer uit Mechelen, die op zich nam de kerk verder af te bouwen. Daarmee was men half maart 1482 al zover gevorderd dat het uurwerk uit de toren van de oude kerk kon worden gehaald. De toren werd daarna gesloopt om plaats te maken voor de bouw van het transept van de nieuwe kerk. Toen de kerk in 1484 wind- en waterdicht was, werd hij in gebruik genomen. Alleen het koor moest nog worden gebouwd. Zover is het echter nooit gekomen, want door het afbreken van de muur tussen de oude en de nieuwe kerk kon de oude als koor voor de nieuwe in gebruik worden genomen22. Pas in 1542/'43 werd een kooromgang gebouwd, waardoor de restanten van de oude kerk tijdelijk aan het oog onttrokken werden23. Toen na de reformatie in 1572 het koor overbodig was geworden, heeft men de kooromgang weer afgebroken. Van 1598 tot 1603 werd het voormalige koor door de reder Balthasar de Moucheron als opslagruimte gebruikt, in 1613 werd de noordbeuk ervan omgebouwd tot Schotse kerk en begin 1686 kreeg de Vlaamse gemeente het resterende deel in gebruik. Bij het afbranden van de Grote Kerk op 25 mei van laatstgenoemd jaar zijn de Schotse en Waalse kerk vol ledig in de as gelegd. In juli 1938 en oktober 2021 zijn tijdens het vernieuwen van het riool delen van de fundering van de koorom gang blootgelegd. In 1938 trof men daarbij nog tientallen skeletten en vloertegels aan en in 2021 restanten van een middeleeuws riool. Nehalennia - voorjaar 2022 nr. 215 Tombes en graven In 1563 beschreef Cornelis Gaillart uit Brugge de praal graven die hij in het koor van de Grote Kerk aantrof. Het betrof de tombes van Hendrik IV van Borsele (t 1474) en zijn vrouw Johanna van Halewijn (t 1467), van Maria van Schotland (t 1465), echtgenote van Wolfert van Borsele, en van heer Jan van Cruningen (t 1559). Tijdens het overlijden van de eerste drie personen was de Grote Kerk nog niet gebouwd, zodat zij in het koor van de oude kerk zijn bijgezet24. Tot slot kan hier nog worden vermeld dat op 29 april 2015 bij de noordoost-ingang van de Grote Kerk een zerk is gevonden die vermoedelijk uit de oude parochiekerk afkomstig is. Sarina Hendrikse transcribeerde de daarop in gotische minuskels geschreven tekst, voor zover die nog leesbaar was, als volgt: 'Hier leit begraven meester Ewout Jan Pertausszfooft) uuit Scrau.... s(terf)'25. Gezien zijn meestertitel moet Ewout arts of priester zijn geweest. 5 Zerk van Ewout Jan Pertaus'sz. (Collectie Sarina Hendrikse). Foto van het opgegraven deel van de fundering van de koorom gang van de Grote Kerk in oktober 2021(Foto Ruud Backx). Noten 1. PZC, 3 okt. 2018. De binnenmaten waren 9 x 4,5 m. 2. De vroegste vermelding van de kapel van Zandenburg treffen we aan in het testament van Hendrik Wisse van Borsele, dat op 1 oktober 1303 is opgemaakt, gepubliceerd in: Anthonus Matthaeus, Veteris aevi analecta, vol. 6, pag. 748. 3. Het origineel bevindt zich in het Nationaal Archief in Den Haag (NA), Archief Nassause Domeinraad II, inv. Drossaers nr. 1308, reg. 213. Transcriptie in L.P. Back e.a., Cartularium van de heren van Veere uit het geslacht van Borsele, pag. 48-52. Het jaartal 1332 dat Jan Reygersbergh in Dye Cronijcke van Zeelandt als stichtingsjaar noemt, en vele anderen hebben overgenomen, is onjuist. 4. Ibid., reg. 216. Transcriptie in Back, pag. 52. 5. Dek, dr. A.W.E., Genealogie der Heren van Borselen, Zaltbommel 1974, pag. 17, en NA, Archief Nassause Domeinraad, inv. nr. 14587. 6. Dek, pag. 27 en Wikipedia. 7. Horst, J.J. van der, Kerkelijk Veere, in De Katholiek 46,1864, pag. 267. 8. De oudste afbeelding van de kerk dateert van 1598 en is getiteld: Ge zicht op een deel van de stad Veere, met een herder en een vrouw met juk, op de voorgrond de parabel van de blinde en zijn leidsman door de sloot, en onder een 1-regeliggedicht', kopergravure door Pieter Bast, Zeeuws Archief (ZA), Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrate, deel II, nr. 992. De prent geeft de situatie spiegelbeeldig weer. 9. Grijpink, P.M., Register op de parochiën, altaren, vicarieën en de bedienaars zooals die voorkomen in de middeleeuwsche rekeningen van den officiaal des aartsdiakens van den Utrechtschen dom, Am sterdam, 1914, pag. 108-109. Grijpink vermeldt in de parochie Veere: Ecclesia, Wilhelmi Horr (1419-20) en Vicaria S. Martini, Cornelii Jacobi (1419-20) en in Zandenburg: Capella Zandenburch, Gy Symo- nis (1419-20) en Vicaria B. Catharinae, Wolfardi bastardi de Vere (1419-20). 10. Horst, pag. 268. 11. Brom, Gisbert, Archivalia in Italië, eerste deel: Rome, Vaticaansch archief, tweede stuk, Rijks geschiedkundige publicatiën, kleine serie 6, Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage 1909, pag. 490, nr. 1363. 12. Horst, pag. 271. 13. Midavaine, Jan, Mummie Gries, Nehalennia, afl. 209, herfst 2020, pag. 8-12. 14. ZA, Archief Heren van Veere, Rekening van Simon Wolfertsz., rent meester van Veere, Zanddijk en Vrouwenpolder, betreffende heer lijke rechten, tienden en landpachten, 1446-1447, inv. nr. 148, fol. 2 v. 15. Horst, pag. 271 en Boxhorn, Chroniick van Zeelandt, Middelburg 1644, deel 2, pag. 215. Bij het schrijven van de kroniek in 1644 was dit raam nog in de Grote Kerk aanwezig. 16. Horst, pag. 219-220. 17. Brom, Gisbert, Archivalia in Italië, eerste deel: Rome, Vaticaansch archief, eerste stuk, Rijks geschiedkundige publicatiën, kleine serie 2, pag. 53, nr. 135. Hendrik en Wolfert van Borsele komen we al eerder in het Vaticaans archief tegen als paus Nicolaas V op 4 april 1450 drie executeurs gelast zorg te dragen dat de begeving van een kano- nikaat, prebende en digniteit in de kerk van Oudmunster te Utrecht ten goede komt aan Johannis Gislein, klerk uit het bisdom Kamerik, kapelaan van Wolfard en Hendrik van Borselen. (Brom, eerste deel, eerste stuk, pag. 44, nr. 107 en 108). 18. Kuys, Jan, Repertorium van collegiale kapittels in het middeleeuwse bisdom, Hilversum, 2014, pag. 341. 19. Brom, eerste deel, tweede stuk, s-Gravenhage 1909, pag. 581, nr. 1633. 20. Kuys, pag. 341-342. 21. Brom, eerste deel, tweede stuk, pag. 600, nr. 1688, pag. 505, nr. 1406 en pag. 599, nr. 1687. 22. Midavaine, Mummie Gries. 23. Vermeulen, Frans, Bijdrage tot de bouwgeschiedenis van de Groote of Onze Lieve Vrouwenkerk te Veere, in Oudheidkundig jaarboek, vierde serie van het bulletin van den Nederlandschen oudheidkundi gen bond, vijfde jaargang, aflevering 2, juni 1936, pag. 49-54. 24. Béthune, J., Epitaphes et monuments des églises de la Flandre au XVIme siècle, d'après les manuscrits de Corneille Gaillard et d' au- tres auteurs, Brugge 1900, heruitgave, pag. 391-192. 25. Schriftelijke mededeling Sarina Hendrikse.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2022 | | pagina 4