Zeeuwse wentelteefjes* m Nehalennia zomer 2022 nr. 216 Veronique De Tier en Piet van Sterkenburg 15 14 Wie kent de wentelteefjes niet, het gerecht om oud brood te verwerken tot een smakelijk gerecht, waar niet alleen kinderen dol op zijn. Het past uitstekend in tijden waarin iedereen probeert zo weinig mogelijk te verspillen. Dit ont- bijtgerecht is bekend in grote delen van Europa en Noord- Amerika en dus zeker niet typisch voor Zeeland. Maar de wentelteefjes krijgen ook wel Zeeuwse dialectnamen. Wentelteefjes worden gemaakt door oud brood te weken in een mengsel van ei en melk, waaraan je nog suiker en kaneel kunt toevoegen. De sneetjes brood moeten goed door het mengsel worden gewenteld. Daarna worden de doorweekte sneetjes in een koekenpan in boter gebakken. Ze worden warm gegeten, bestrooid met suiker, of soms ook koud met jam. Tegenwoordig zijn ook allerlei varian ten in trek, met ahornsiroop en aardbeien bijvoorbeeld. Maar hoe komt dit gerecht aan de naam wentelteefjes? En wat zijn de Zeeuwse dialectnamen? Bakkersverdriet Het Supplement op het Woordenboek der Zeeuwse Dia lecten kent ook nog bakkersverdriet in Borsele, s-Heer- arendskerke en Kloetinge. Bakkersverdriet wordt meestal gebruikt om een ander (Gronings) recept mee aan te duiden, waarin ook oud brood en melk wordt verwerkt. De sprong naar wentelteefjes waarvoor dezelfde ingrediën ten worden gebruikt, is dus klein. Zeeuwse namen Zeeuwse jongeren kennen het gerecht vooral als wen telteefjes, soms uitgesproken als wentelteefkes, maar hun ouders en grootouders hadden nog andere namen voor deze lekkernij. In het westen van Zeeuws-Vlaanderen en op Walcheren worden ze klakkers genoemd, op Zuid-Be- veland en Tholen gewend beschuut. Een enkele keer wordt ook bakkersverdriet, boerenwafels of broodsoppen gebruikt. Gewend beschuit Het benoemingsmotief voor gewend beschuit (in Zeeland natuurlijk beschuut) is duidelijk: men wendt of wentelt de beschuit of het brood in melk. Ver-wendt brood of ghe- wendt brood zijn namen die al opgetekend zijn in 1599. Wentelbroodje werd aangetroffen in 1778 en gewonnen of verwonnen brood in 1870. Ook gewonnen en verwonnen zijn afgeleid van dat wenden. De oorspronkelijke vorm zal gewonden brood geweest zijn, waarin de d is weggevallen. Sommigen denken echter dat gewonnen brood, dat vaak in Vlaanderen gebruikt wordt, het tegengestelde is van verloren brood, een andere Vlaamse naam voor dit gerecht. Die laatste vorm is te vergelijken met de Franse benaming pain perdu. De achterliggende gedachte is hier datje oud brood dat toch verloren zou gaan, hergebruikt. Dat verlies wordt dan aangeduid met verloren. Het lijkt dan alsof ge wonnen brood het tegenovergestelde is van verloren brood. Maar zoals hoger al werd gezegd, moeten we eerder aan gewonden brood denken. Dat van beschuit werd en wordt gesproken in gewend beschuit, is niet vreemd. In sommige oude recepten wordt in plaats van (oud) witbrood namelijk beschuit gebruikt. Beschuit gaat terug op het Latijnse bis coctum aan twee zijden gebakken. Klakkers In West-Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren worden de wentelteefjes klakkers genoemd en dat heeft te maken met het geluid dat het brood maakt als je het omdraait in de pan. Klakken betekent zoveel als met een kletsend geluid werpen. In West-Vlaanderen heten ze ook klakkaards, een woord dat ook al bij oudere woordenboek schrijvers zoals Kiliaan bekend was (klackaerd). Wentelteefjes Het woord wentelteefje wordt voor het eerst vermeld in het Tafereel van Sinne-mal van A. van de Venne uit 1623: ‘Ey, waer ick t'huys alleen, ick backte wentel-teven Van suy- ckert witte broot, en butter-smeerigh vet.’ het eerste deel van wentelteefje is afkomstig van het werkwoord wentelen. Het tweede deel teefje is waarschijnlijk een vervormde aanduiding van een gebaksoort. Wat je zeker niet moet geloven, is dat de oorsprong van het woord te vinden is in wentel-(he)t-even, want dat is volksetymologie. Omdat men het woord teefje niet meer kent, zoekt men naar een bekend woord, in dit geval even. Om te besluiten: Joos, rechtgeaard dialectspreekster, jij herkende meteen de Zuid-Bevelandse tongval. En wat is er dan makkelijker en plezieriger, dan een gesprek voeren in de taal waarmee je bent opgegroeid? Jawel, ik kwam op het veerplein. Daar zou ik op weg naar een vriend van ons in Veenendaal de pont nemen over de Waal. Alleen, dat pontje was alleen voor fietsers en voetgangers, werd bemand door vrijwilligers en de eerste vertrok om tien uur. Het was nog maar kwart over acht in de ochtend toen ik daar aan kwam. Nou ja, ook niet erg, ik had nog niet ontbeten, er stond alweer een picknicktafel en ik had ook nog puzzeltjes en wat leesvoer in de tas. Dus geen nood. Maar nog voor de boterham op was, kwam er een meneer langs mijn tafel lopen die tegen mij zei:”Daar zit je dan”. “Geeft niet hoor”, zei ik’t Is goed weer”, en zo voort. Maar ik hoorde het al snel: “Volhens mien, komjie vandi-n, dirrd ik ok van di-n komme”. “Van s-Heer Arendskerke”, was het antwoord “Di bin ik getrouwd”, zei ik. En zo zat ik al snel in de camper van Koos en Kees van de Kreeke die daar op het veerplein stond. Eigenlijk was de camperplaats ergens verderop aan de rivier, maar daar was het door de hoge waterstand onmogelijk om te parkeren. Ik werd verwend met verse koffie en lekkers, Koos hield niet van praten op d’r burgers en zo was het in de kortste keren bijna tien uur en tijd om te vertrekken. Wat een leuke verrassing was dat en wat je al niet meemaken kan als je alles niet tot in de puntjes voorbereidt. Nog bijzondere dingen meegemaaktï Ja zeker, bijvoorbeeld; In 2021 worstelden we nog met corona en moesten alle reizigers reserveren. Dacht ik. Maar hoera, ik ontdekte dat je als trekkende kampeerder op de bonnefooi bij de na- tuurkampeerterreintjes van de Groene koepel kon komen aanwaaien. Een hele opluchting, want van te voren weet ik nooit hoe ver ik kom op een dag. Ik ben niet zo erg van de voorbereiding. En zo zat ik op de avond van 18 augustus aan een picknicktafel in Meegen met Jan van de Ven van wie de vader op het Nieuwedurrep geboren was. Zo grap pig. Ik had zijn oma goed gekend. Ze had in een zijkamer tje een winkeltje in kantoorbenodigdheden. De volgende dag was ik vroeg op pad. Eerst met de pont. Dat was er één waar auto’s op mochten. Zo gepiept. Daarna volgde ik het lijntje op mijn telefoon (die zat voor het eerst op mijn stuur dat jaar, met een navigatie-app) naar Druten. Slingertje slangertje door Druten. Ging dat wel goed? Oké, niet dan. (Ik heb helemaal geen hekel aan toeristen na een eenzame dag), maar zo kwam ik in Berlevag. Dat was heel leuk, want het was een bijzonder dorp. Iedereen is er muzikaal. Ze hadden er een koor, waar ik al van had gehoord voor ik er ooit naar toe ging. Ik was op m’n een tje in het museum waar ik het bijzondere verhaal hoorde over het gehucht een aantal kilometers verderop. Toen in 1944 heel noord Noorwegen plat gebrand werd door de Duitsers was er in dat gehucht een kolonel die toen via de telefoon het bevel kwam om het branden te starten maar bleef zeggen dat hij het niet verstond. En zo is Kongsfjord nu een monument met de mooie houten huizen van voor de oorlog. Eenzaam huis op een van de 500 eilandjes van de Lofoten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2022 | | pagina 9