m
,W
Nehalennia winter 2022 nr. 218
Reageren: jpzwemer@kliksafe.nl
22
heel makkelijk en vaak: Prut! ‘Stikt er nie in, kan trou
wens ook. ‘Gefeliciflapstaart’ is ook zo’n wens en die is
zeker niet Zeeuws. Hij komt uit de televisieserie Pipo de
Clown, maar mij herinnert zij eerder aan onderwijzers
van de lagere school. Apappelu! herinner ik me ook als
groet. Was het een vervorming van het in heel Nederland
bekende Aju paraplu? En wie heeft er nog, behalve ikzelf,
herinneringen aan een soort indianenkreet: A! Oe-Oe-A!
Ik hoorde hem, zeg maar rond 1970, dikwijls bij buiten
spelende kinderen. Was die misschien ook afkomstig uit
een TV-serie? Om terug te keren naar het thema ‘begroe
tingen een volgende vraag. Was (of is) het nu specifiek
Zeeuws om te spelen met de twee betekenissen van ‘mor-
gen:
Morge Piet!
Morge is ’t niks, mae vandaeg!
Zeeuws
Een aantal moppen, maar meer nog kreten, was strikt
streekgebonden. Zo zullen veel Zuid-Bevelanders de
volgende uitroep nog wel kennen, vaak geuit bij schrik
Wensen en begroetingen
Een tijdlang was op datzelfde schoolplein, in Oostkapelle,
het volgende grapje populair. Je stapte op iemand af en
hield je hand naar voren. Wanneer hij of zij je hand pakte,
gaf je tijdens het schudden ritmisch kleine kneepjes in de
hand van de ander en je noemde je achternaam, waaraan
je toevoegde: ‘Van de Hartstichting.’
Wensen en groeten, die dagelijks terugkomen, zijn ideale
bewoordingen die ‘verbouwd’ of opgeleukt kunnen wor
den. Bijvoorbeeld de wens voorafgaand aan de maaltijd:
- Eet ze, mee hapjes.
- Smakeloos!
- Eet smakelijk nie te vee, want dan oor je akelijk
En niet te weinig/ want dan oor je saggerijnig
De wens ‘Gezondheid!’ na een niesbui werd ook wel:
De hond schijt! - maar dat hoorde je weinig en kwam
van buiten onze provincie. ‘Proost’ bij een drankje werd
del van het verdraaien van woorden of namen uit het He
breeuws. De zoons van Noach, Sem, Cham en Jafeth, wer
den dan bijvoorbeeld: Jam, Ham en Braadvet. Mijn vader
liet het drietal talloze malen opdraven. Het moet een grap’
geweest zijn uit zijn jeugd, die zich afspeelde in een groot
gezin in de lang niet zo ‘zware’ Gereformeerde Gemeente
van Oostkapelle.
In het milieu van de strengste gereformeerde kerkgenoot
schappen viel, vooral in sommige families, heel snel het
woord ‘spotten’ wanneer iemand leuk probeerde te zijn
waarbij iets als een Bijbelse naam of een godsdienstig
begrip werd genoemd. Maar de in de kerkdiensten, met
de lange preken, gebruikte woordenschat was zo bekend
dat die als het ware uitnodigde tot oneigenlijk gebruik’
- oftewel tot ‘spotten’. Ik herinner me leeftijdgenoten uit
dezelfde kerkelijke gemeente die de gewoonte hadden om,
bij het aantreffen van koffiegrom onderin hun bakje koffie,
dat demonstratief neer te zetten met de woorden ‘Gram
schap is vó degoddeloóze(n)’.
Natuurlijk klinkt ook de agrarische samenleving door in
heel wat humor van vroeger. Een klassieker op bruiloften
en partijen was ooit de mop van de boer die bij zijn varken
in het varkenskot ging slapen omdat de huisdeur al op slot
was. ‘Mina, ei-je noe nog aoltie die nachtpon mee aol die
knopjes an?” Bij het uitspreken van deze woorden deed de
verteller de tastende gebaren van de halfdronken boer na.
Was de boer soms van plan de knoopjes los te gaan ma
ken? Dat werd niet uitgesproken, maar werd door de geba
ren van de verteller wel gesuggereerd. Wat maar weer be
vestigt dat woorden alleen ook maar droog zijn. De door
de gebaren gewekte suggestie - hoe zou dat afgelopen zijn?
- maakt de mop al heel wat minder flauw.
Verder was er de erfenis van ‘de oorlog’, die in de jaren
zestig nog maar kort geleden was. Voer voor raadsels - op
voornamelijk het schoolplein: Hoe wordt Hitler genoemd
door een Rus? Slarotdiemofl En door een Chinees? Hang,
kreng, hang! Ze waren misschien al tijdens de bezettings
jaren verzonnen en gingen nog heel lang mee na Hitlers
onbetreurde overlijden. Heel wat leuker was wat mij
betreft het raadsel: hoe heten billen in het Chinees? Ant
woord: Wang-Snee-Wang. Onsmakelijk? Ach, het was in
elk geval goed gevonden.
Duitsers kwamen er, enkele decennia na de Tweede We
reldoorlog, nog altijd niet zo goed af. Ze stonden blijkbaar
ook bekend als strenge bureaucraten. Zo ging de mop
rond over een groep bejaarden dat een busreisje naar
Duitsland maakte en bij de grens even moest stoppen. Een
oud baasje zag zijn kans schoon om even, wat uit het zicht
van de groep, in de bosjes zijn behoefte te doen. Hij was
net daarmee gereed en zat nog gehurkt, toen hij ineens
achter hem de harde stem van een Duitse grenswacht
(toen nog wel) hoorde: ‘Haben Sie Papieren?' De man ver
blikte of verbloosde niet en antwoordde vrolijk: ‘Neê bor,
ik doen 't wè mee een polletje gos.’ Wanneer iemand dit met
verve vertelde, zag je het zó voor je.
of verontwaardiging: Stikt-de-moord op ’t bestieboord
(bedsteeboord)! En de bekende bastaardvloek gosternokke
kun je natuurlijk enigszins parodiëren met: gós vb den
ezel - spreek gos hard uit, de rest niet - oftewel gras voor
de ezel. Het lijkt alsof je gaat ‘vloeken’, de luisteraar schrikt
ervan - maar voor nop. De toehoorder op het verkeerde
been zetten is een bekende constructie bij humor, zeker
wanneer die verteld wordt.
Veel van Wat ik me herinner aan flauwe humor komt, zoals
gezegd, van het schoolplein van de lagere school. Je kon er
gevraagd worden om steeds snel achter elkaar te zeggen:
Dat gaet onder in de kelder. Op den duur, na zoveel keer,
werd dat: Dat gedonder in de kelder. Lachen! De grap’ kan
natuurlijk alleen in het Zeeuws en volgens mij is ook het
volgende specifiek Zeeuws. Namelijk de standaardgrap
wanneer iemand langs komt met iets zwaars of groots
of breekbaars in beide handen. Wie dat zag, voelde zich
min of meer genoodzaakt om die persoon toe te voegen:
‘Klapt s in jen ’anden!’ Trouwens nooit meegemaakt dat zo
iemand dat ook deed (gelukkig). Maar ik heb nog altijd de
neiging de uitroep te reproduceren wanneer de gelegen
heid zich voordoet.
Een andere uitspraak van het schoolplein was: Ei-je goed
geete? Dan schijt je morge vellen. Een variant elders in onze
regio luidde: Lusje wost? Dan kajje vellen schijte! Lande
lijk is de eerste van de twee bekend als ‘Wie goed eet, kan
lorren schijten’. In zijn boekje ‘Mijn moeder zei altijd. De
mooiste uitspraken van onze ouders en grootouders’ legt
Jaap Toorenaar uit: ‘Goed heeft hier de betekenis van kle-
ding.’
Op het schoolplein hoorde je verder veel gescheld; de pik
orde onder de schooljeugd werd er bepaald. Een dikwijls
gehoord rijmpje was: Jie bin gek mee een touwtje rondje
nek trek - trek! Een variant: Jie bin gek mee een lepel in je
bek en een vurke in je kont zo gae je de wereld rond. Ple
zierig was het niet altijd, op dat schoolplein. Er werd wat
afgekat, soms min of meer letterlijk. Wie herinnert zich
niet het vaak gehoorde ‘Aai poes, aai poes, rotkatte? Bij
de eerste twee woorden wist je al hoe het afliep. De ander
aaide je arm, vervolgens een tweede keer en bij ‘rotkatte’
kreeg je op diezelfde arm een flinke klap. Humor!
denhoeken staat kunt oppikken - en ook veel verhalen.
Een selectie daaruit legde ik neer in de novelle ‘Het Café.
Een verhaal uit de jaren negentig’ dat in 2001 als pocket
boek werd uitgegeven. In de conversatie van een handvol
stamgasten van het fictieve dorpscafé verwerkte ik ver
halen die zich her en der in Zeeland werkelijk hebben
afgespeeld. De hoofdlijn van het verhaal was verzonnen;
wat ik probeerde vast te leggen was verder ook de manier
waarop stamgasten in dorpscafés zoals ik die kende, met
elkaar omgaan.3
De lezer zal begrijpen dat naarmate het schoolplein wordt
verlaten en de locatie verschuift naar de horeca, de betref
fende humor ertoe neigt wat grover te worden - of mis
schien moet ik zeggen: wat meer gekruid oftewel minder
flauw. Om die reden valt ze dus buiten het kader van dit
artikel, maar toch even, om de sfeer te proeven:
Alles met mate, bier met vaten!
Gister was ’t kouwer dan buuten!
En dan de drank. Dat is een chapiter apart - en dat geldt
ook voor het Engels dat een fraaie bron vormt van zoge
naamde half-Nederlandse woordcombinaties. ‘Je never can
teil’ bijvoorbeeld; de uitspraak gaat, voor de tragen van
geest, wel gepaard met het gebaar van het kantelen van een
jeneverglaasje. Prut ee!
Na de schooltijd
Ter afsluiting nog wat kreten en leukigheden die ik me
herinner van na mijn lagereschooltijd. Veel gehoord in de
vroege jaren zeventig, herkomst onbekend: ‘Ik wete nie of
’t prikt, mae.Daarop volgde dan een mededeling, vaak in
de trant van: zeg, heb je wel daaraan gedacht, of daarvan
gehoord? Of er ook werkelijk een ‘prik’ mee gepaard ging,
in de vorm van een steekgebaar met een vinger of zo, is me
ontschoten - ik meen vaag me wel iets dergelijks te herin
neren. Uit later tijd dateert dan weer de originele ‘verkla
ring’ voor een reeks sproeten op iemands arm: dat zijn de
uiteinden van zijn (meestal niet haar) stalen zenuwen.
Daarmee zitten we in de jaren waarin ik het schoolplein
verlaten had en een bezoeker werd (zij het zeker niet dage
lijks) van enkele van onze dorpscafés. Dat zijn, zoals be
kend, oorden waar je heel veel idioom dat niet in de woor-
i V
1 1
r-'
LX 1 Kii/
r Xi
L
Noten:
1. Nicoline van der Sijs, in: Provinciale Zeeuwse Courant, 25-8-2022.
2. Irene Vallejo, Papyrus. Een geschiedenis van de wereld in boeken,
Amsterdam, 2021,121.
3. Meer over mijn uitgangspunten en werkwijze van destijds is te lezen
in de PZC van 29 januari 2002. De novelle werd uitgegeven door
Den Boer De Ruiter te Vlissingen.