van Duuts, Diets, Zeeus, enzovoort. Diets en Zeeuws staan hier als gelijkwaardig naast elkaar. Dat de literatuur in de volkstaal vóór de zestiende eeuw als Nederlandse literatuur wordt beschouwd, komt uiteraard door het simpele feit dat de Nederlandse standaardtaal in die periode nog niet bestond. Het is literatuur, geschreven in de streektalen die toen in het gebied waar later die standaardtaal als schrijftaal zou gelden, gesproken werden. Inhoudelijke opmerkingen De opmerking van de Taalunie 'Nergens in het rapport wordt aanneme lijk gemaakt waarom het Zeeuws wel in aanmerking komt voor een pragmatische benadering als metacategorie en het Nederlands niet, of althans in een veel striktere mate' is volledig irrelevant. Erkenning van het Nederlands is niet aan de orde en wordt slechts als 'probleem' opge voerd door de door de Taalunie gebruikte definitie (c.q. de invoering van 'het Nederlands' als derde begrip naast de te erkennen streektaal en de officiële landstaal). Overigens is het Zeeuws als vastomlijnd geheel wel degelijk een geldend begrip in de taalkunde en als zodanig valt het ook min of meer samen met "het totaal van in Zeeland en Goeree- Overflakkee gesproken dialecten". Dat die definiëring tevens iets pragmatisch heeft, doet niets af aan de status van de Zeeuwse streektaal als erkende, aparte categorie binnen de taalkunde (eventueel samen met het Westvlaams). Zie daarover ook hieronder het citaat van prof. Weijnen. Gedraoi Een andere bewering van de Taalunie luidt: 'Dat in alle dialectgebieden in het Nederlandse taalgebied, ook het Zeeuwse, oorspronkelijke lexicale elementen door jongere dialectsprekers vervangen door 'verdialectiseer- de' lexicale elementen uit de standaardtaal is overigens voor het Algemeen Secretariaat verder bewijs dat de genoemde dialectgebieden zich wel degelijk naar het Nederlands en de Nederlandse standaardtaal richten en het Nederlands wel degelijk als referentie geldt'. Die op merking is waarschijnlijk gebaseerd op de taalhouding van jongeren uit de (kleine) stedelijke gebieden binnen Zeeland. De grote meerderheid van de bevolking kenmerkt zich door een taalhouding waarin het aanvoelen van het verschil tussen het Zeeuws en de standaardtaal als diglossie overheerst. Dit wordt door de opmerking van prof. Weijnen dienaangaande bevestigd. 'Dat het Zeeuws zich ten aanzien van de Nederlandse standaardtaal kan beroepen op tal van fonologische, morfologische en lexicale eigenaardig heden doet onzes inziens aan de dialectstatus van het Zeeuws niets af. Het rapport van de werkgroep en dat van dr. H. Ryckeboer merken trouwens zelf op, dat veel van deze kenmerken niet tot het Zeeuwse gebied beperkt blijven', schrijft de Taalunie. Dat wordt in vrij sterke mate weersproken door prof. Weijnen, die schrijft: "dat ook tegenwoordig de Zeeuwse dialecten zich, met de Westvlaamse en Fransvlaamse, scherp van de Hollandse en Brabantse onderscheiden." noe nummer 13 I

Tijdschriftenbank Zeeland

Noe. 'n bitje uut 't zuudwesten | 2001 | | pagina 12