I
Luctor et immergo
Marcel Koopman
Zij strekt haar eerste stralen zachtjes uit,
gezicht in hinderlaag onder de kap
van wolken en ineens twee zeeën:
zand een en van water. Tweemaal hard als glas.
Laag staat de duinenrij op uit de mist
en listig gluurt zij onderlangs
en vangt de wolken met haar blik.
IK voel hoe zij verborgen naar mij tuurt
De wangen van het strand zijn pas geschoren
Strandlopers pikken in het vlak
tot in de oude boorschachten van wormen
die onverstoorbaar gaten graven
onder de scheermesjes verborgep in het zout.
Dan stijgt zij langzaam op,
een bal van helium en wol.
het licht loopt vol van warme lucht
en zee en land raken geboren.