I Luctor et immergo Marcel Koopman Zij strekt haar eerste stralen zachtjes uit, gezicht in hinderlaag onder de kap van wolken en ineens twee zeeën: zand een en van water. Tweemaal hard als glas. Laag staat de duinenrij op uit de mist en listig gluurt zij onderlangs en vangt de wolken met haar blik. IK voel hoe zij verborgen naar mij tuurt De wangen van het strand zijn pas geschoren Strandlopers pikken in het vlak tot in de oude boorschachten van wormen die onverstoorbaar gaten graven onder de scheermesjes verborgep in het zout. Dan stijgt zij langzaam op, een bal van helium en wol. het licht loopt vol van warme lucht en zee en land raken geboren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Noe. 'n bitje uut 't zuudwesten | 2005 | | pagina 38