BOEREN IN ZEELAND (3)
Sexferomoon
verdringt insecticiden in boomgaarden
HIEUW ZEELAND
5
Appeltjes, peertjes, pruimpjes, amen
(kruisteken
Wiede wiede wamen
Handjes samen
Oogjes toe
Zo gaan we naar de hemel toe
Appeltjes, peertjes, pruimpjes, amen.
Als het om ons voedsel gaat, kun je maar het
best met een gebed beginnen, een aangepast
gebed weliswaar, want God doet zoveel niet
meer aan het gewas. Zeker niet in de
kastuinbouw, waar regen, voeding en
warmte voor de gewassen door mensenhan
den worden geregeld.
In de fruitteelt, de belangrijkste poot van de
tuinbouw in Zeeland, moet de teler wat het
klimaat betreft Gods water nog soms knarsetan
dend over zijn percelen laten lopen. Maar verder:
de bomen worden op maat gesneden om de pluk
te vergemakkelijken en arbeid uit te sparen, een
appeltje wordt ontwikkeld aan de hand van een
wensenpakket en de vijanden van het fruit
worden zo op de huid gezeten dat ze er niet aan te
pas komen. In mijn boomgaardje achter het huis
doe ik niets van dat al en het resultaat is dan ook
dat minstens de helft van mijn appeloogst door
ongedierte wordt opgevreten. Bovendien kan ik
maar zelden tevreden constateren dat er een
vracht vruchten aan een boom hangt. Wat dat
betreft kijk ik jaloers naar de professionele
fruitteler. Door de vruchten zie je soms de bomen
niet meer. Opgefokte appels natuurlijk, ze
smaken ook niet meer als vroeger; uit de grond
gestampt met kunstmest om een hoge productie
te krijgen.
90% water
Jammer, maar dit gaat niet op. De fruitteelt kent
de laagste bemesting van alle land-en tuinbouw-
activiteiten. Wertheim van het proefstation voor
de fruitteelt in Wilhelminadorp verklaart dat als
volgt: I an een heet are boomgaard komt rond de
dertig ton appels. Dat lijkt veel, maar een appel
bestaat voor negentig proeent uit water. En die
verhouding geldt voor vrijwel alle fruit.'
Het betekent dat er maar voor tien procent uit
de grond wordt gehaald wat er ook weer in moet.
Bladeren, snoeihout en gras blijken dat aardig
aan te vullen. Het gras is afkomstig van de strook
tussen de bomen (onder de bomen wordt een
strook kaal gehouden). Al met al komt hét voor
dat een fruitteler soms jaren achtereen niets aan
zijn grond hoeft toe te voegen.
Appelhloesetskerer.
Anders ligt het met de strijd tegen ziekten en
plagen. Belagers van boom, blad en vrucht eisen
verreweg de meeste tijd van de fruitteler op. Het
begint al vlak na de winter, nog voor de
boomgaarden in bloei staan. Op de kale takken
begint zich al volop leven te ontwikkelen: zaden
van schimmels rijpen en van sommige insecten
soorten staan de eitjes op uitkomen. Dat moet
worden voorkomen. Ruissen van het consulent
schap voor de tuinbouw en fruitteelt in Goes
houdt het erop dat de fruitteler gemiddeld vanaf
maart tot een bepaald tijdstip voorde oogst bijna
wekelijks met de spuit door de boomgaard moet.
Gericht spuiten
De kosten zijn navenant. Per hectare komt het op
gemiddeld 1500 gulden en dat is ruim drie maal
zo veel als in de akkerbouw (400 gulden). Toch
gebruikt de fruitteler de spuit al een stuk
voorzichtiger dan tien of twintig jaar geleden.
Toen redeneerde hij volgens Ruissen zo: 'Ik moet
toeh met de spuit door de boomgaard, laat ik er
maar wat parathion (een zeer giftig, zogenaamd
Waarom zijn de fruitboompjes zo
klein? Omdat ze per hectare meer
opbrengst leveren dan grote bomen.
Na de bestrijdingsmiddelen (Nieuw
Zeeland nr.l) en de bem'esting (Nieuw
Zeeland nr.2) nu de fruitteelt. Zeeland
telt nog altijd zo 'n 4200 hectare
boomgaard, waarvan meer dan de
helft appelboomgaard. Op rond 1500
hectare staan perebomen en dan is er
nog ongeveer 130 hectare kleinfruit,
zoals rode bes, framboos, en braam.
Het gaat kennelijk weer beter in deze
bedrijfstak, want het fruitareaal neemt
de laatste jaren niet meer af. De
Zeeuwse fruitteelt is de afgelopen jaren
in snel tempo gemoderniseerd als
gevolg van ruilverkavelingen in de
Poel en tussen Heinkenszand en
Xapelle. De teler kan nu 'soepel op
nieuwe eisen inspringen', want hij
heeft een jonge boomgaard. Onder de
droefgeestig naar de grond wijzende
takken voert de fruitteler een hevige
strijd met de oorworm, de appelblad-
mineermot, de heggebladroller en vele
andere soortgenoten. De wetenschap
helpt. Volgende keer de alternatieve
landbouwmethoden.
doods-kop middel) bij doen, want er zal wel wat
luis zitten.' Nu gaan de fruitvoorlichters met een
ander verhaal naar de telers toe: kijk eerst of er
zoveel schadelijke insekten zitten dat ze een
bedreiging vormen en spuit pas als het zover is.
Niet elke fruitteler volgt die raad op. Sommigen
willen de vrucht zo gaaf mogelijk op de markt
brengen en nemen geen enkel risico, zij spuiten
dus nog preventief. Maar de hoge kosten zullen
ook deze telers dwingen tot een economischer
spuitbeleid. Dankzij een uitstekende voorlich
tingsdienst is het ook vrij gemakkelijk om plagen
gericht uit te roeien.
Het consulentschap voor de fruitteelt beschikt
over verschillende waarnemingsposten waar de
groei en bloei van insecten wordt bijgehouden.
Staan de eitjes van een bepaald insect op
uitkomen, dan wordt dat doorgegeven aan
Ruissen s standplaats in het landbouwcentrum en
via de telefonische waarschuwingsdienst kan elke
fruitteler aan de weet komen of hij moet
bestrijden. De teler maakt dan eerst een tochtje
door zijn boomgaard om te bekijken of het bij
hem ook nodig is. Wat hij moet spuiten, weet hij
weer van de landbouwhogeschool in Wageningen
die elk jaar een boekje uitbrengt over de beste
middelen die in dat jaar voorhanden zijn.
Wetenschap, overheid en teler werken bij wijze
van spreken hand in hand, weer geholpen doorde
chemische industrie die steeds nieuwe bestrij
dingsmiddelen ontwikkelt. Evenals in de akker
bouw plegen insecten in de fruitteelt na verloop
van jaren namelijk ongevoelig (resistent) te
worden voor een bepaald middel. Bovendien
vereist het gericht op een belager spuiten andere
middelen dan wanneer een teler 'breed' spuit, in
een keer dus meer plagen bestrijdt. 'We proberen
met specifiek werkende middelen steeds een
plaag te bestrijden en andere dieren, zoals bijen,
te laten teven', verduidelijkt Ruissen.
Voor de overzichtelijkheid: in boomgaarden
spuit de teler tegen insectenplagen, ziekten
(bijvoorbeeld schurft en andere schimmels) en
onkruiden (onder de boom wordt een strook
doodgespoten). Heeft zo 'n grote hoeveelheid
middelen nu geen gevolgen voor het bodemleven?
Ir. Zandvoort van het Centrum voor Agrobiolo-
gisch Onderzoek in Wageningen is daar niet zo
ongerust over. Het centrum houdt zich bezig met
het bodemleven in landbouwgronden en onder
zocht bijvoorbeeld het gedrag van herbiciden
(onkruidbestrijdingsmiddelen) in de bodem. 'Een
droogteperiode heeft vaak meer effect op het
bodemleven dan herbiciden en hetzelfde geldt
voor de andere middelen', meldt Zandvoort. 'De
bodemvruchtbaarheid wordt bijna niet aange
tast. Een boer kan t ook niet hebben, want de
grond is zijn kapitaal. Als hij sterke middelen
gebruikt, vernietigt hij zijn kapitaal. En ik moet
echt zeggen: in Nederland bestaat een gedegen
controle-apparaat voor bestrijdingsmiddelen.
Wormen
Volgens het Bestrijdingsmiddelenbesluit is voor
elk middel goedkeuring vereist van een toela-
tingscoommissie. Die bekijkt of er schadelijke
resten achterblijven in het fruit en de effecten op
de gebruiker en de bodem. In het algemeen geldt
dat middelen die lang in de bodem blijven zeer
argwanend worden bekeken, zoals in het artikel
over bestrijdingsmiddelen is gebleken (Nieuw
Zeeland nr.l).
Volgens dr. ir. Blommers van de TNO
proefboomgaard Schuilenburg in Kesteren ver
hindert het spuiten bijvoorbeeld ook niet dat het
aantal wormen in een boomgaard vele malen
groter is dan op akkerland. De wormen zorgen er
voor een poreuze grond en bevorderen zo een
goede bodemstructuur. In de akkerbouw zou het
ploegen steeds een decrimering van het wormen
bestand tot gevolg hebben.
In tegenspraak met het voorgaande is het
streven op een meer biologische bestrijding over
te gaan. Onkruiden en ziekten zullen telers
voorlopig nog met chemische middelen te lijf
moeten, maar voor insectenplagen zijn biolo
gische bestrijdingsmiddelen waarschijnlijk al op
korte termijn goed bruikbaar. Sinds 1972 is men
er al mee aan het experimenteren op enkele
boomgaarden in het land onder leiding van de
proefboomgaard in Kesteren. In een artikel in het
landbouwtijdschrift Bedrijfsontwikkeling van
januari 1981 zetten ir.de Reedeen Alkema van de
proefboomgaard uiteen waarom zij deze metho
de verkiezen. 'De middelen van normale
chemische bestrijding zijn doorgaans ongeschikt,
omdat ze de nuttige insecten en mijten in hun
werk niet aanvullen, maar ajbreken door ze uit te
roeien. De bezwaren van de chemische bestrij
ding op landbouwkundig gebied (resistentie) en
op het gebied van de volksgezondheid en
milieuhygiëne vormden de aanleiding om de
mogelijkheden van de geïntegreerde bestrijding
te onderzoeken.
Sexferomoon
Geïntegreerde bestrijding betekent een gemengd
gebruik van chemische en biologische middelen.
De methode werd uitgeprobeerd in appelboom-
Oorworm.
Tekening: Benno Vranken
gaarden waar de voorjaarsuil, de fruitmot, de
appelzaagwesp, de groene appelwants, de
kommaschildluis, de appelroestmijt, enzovoort
de telers grijze haren bezorgen. Maar al die
belagers van de appel hebben weer te maken met
minstens enkele honderden parasieten en roofin-
secten. Die moeten het werk van de fruitteler
overnemen. In het begin werden de experimenten
bemoeilijkt, doordat er geen chemische middelen
voorhanden waren die de biologische vijanden
van de insecten spaarden. Zo werden de ziekten
schurft en meeldauw bestreden met middelen die
de roofmijt uitschakelden. Nu er wel selectieve
middelen zijn, maken roofmijten het spuiten
tegen mijten en fruitspint vrijweloverbodig. De
sluipwesp neemt de appelbladmineermot, de
appelbloedluis en de appelbladgalmug voor zijn
rekening, soms samen met chemische middelen.
Voor het opruimen van de vruchtbladroller heeft
men een gemeen trucje bedacht.
Men hangt een aantal verdampers in de
boomgaard die een hoge concentratie sexfero
moon verspreiden. De mannelijke motjes van de
vruchtbladroller worden helemaal gek van
opwinding: 'overal wijfjes', ruiken ze. Maar, op
de geur kunnen ze geen wijfjes meer vinden, zodat
er geen generatie vruchtbladroller volgt. Verwar
ringstechniek heet dat. Bespuiten is dan in elk
geval niet meer nodig.
Resistent
Over het geheel genomen was in de proefboom-
gaarden het aantal bespuitingen tegen insecten de
afgelopen jaren gemiddeld een derde minder dan
in de traditionele boomgaarden. Alkema en
De Reede noteren in het genoemde blad
Bedrijfsontwikkeling optimistisch: 'Het aandeel
chemische bestrijdingsmiddelen is nu nog
aanzienlijk, maar zal in de toekomst stellig verder
worden verminderd, wanneer nieuwe bestrij-
dings-technieken beschikbaar zullen komen.
Een vergelijking met de kosten leert dat de
chemische bestrijding en de geïntegreerde
bestrijding elkaar nu niet veel ontlopen. Maar de
besparingen zullen in de toekomst steeds
duidelijker worden, menen Alkema en De Reede.
Zij nemen de bezwaren die er tegen de chemische
bestrijding bestaan serieus en vragen zich af of op
iets langere termijn de toepassing van de huidige
bestrijdingsmiddelen nog wel even vanzelfspre
kend zal zijn als nu. Door het resistent worden
van de insecten blijven de middelen maar voor
een beperkte periode in gebruik. 'Bovendien',
schrijven Alkema en De Reede, 'wordt de
ontwikkeling van goede vervangers steeds
moeilijker en kostbaarder. Immers de steeds
strengere eisen, die uit een oogpunt van
volksgezondheid en milieubescherming worden
gesteld, verhogen de ontwikkelingskosten van
een nieuw middel aanzienlijk.'
Duidelijk is ook dat de deskundigen elkaar
tegenspreken als het gaat om de effecten van
chemische bestrijdingsmiddelen op milieu en
gezondheid.
AD DE JONG