ZEEUWS OORLOGSBOEK
KOST TONNEN
MAAR WIE SCHRIJFT HET?
WKIH
MAANDBLAD
Na zes jaar tobben, terug naar af
rxr 5:4 juni 1984. Oplage: 2100 exemplaren. Uitgave: Stichting Nieuw Zeeland, postbus 276, 4330 AG Middelburg.
Geen schrijver
Zwijgplicht
Op 25 juni 1973 gaven Provinciale Staten
van Zeeland opdracht aan L.W. de Bree te
Vlissingen om een boek te schrijven over
Zeeland tijdens de laatste wereldoorlog. Het
moest een boek worden dat én wetenschap
pelijk verantwoord én leesbaar voor een
groot publiek zou zijn. Het projekt kon -zo
verwachtte iedereen- in vier, hooguit vijf
jaar afgerond worden. Daarom werd er -tot
1977 een bedrag van tienduizend gulden per
jaar voor uitgetrokken.
Er is intussen elf jaar verstreken. In die tijd
zijn twee schrijvers overleden, is er ruzie
geweest tussen de begeleidingscommissie en
de (in mei' 84 overleden) opvolger van wijlen
De Bree, is er één boek verschenen dat de
eerste drie oorlogsjaren dekt, maar is er nog
steeds geen zicht op de afronding van het
projekt. Op dit moment ligt zowel het
onderzoek als het schrijfwerk stil. Intussen
trekt de provincie nog steeds geld uit voor
het boek. Geen tienduizend gulden, maar
een bedrag dat schommelt tussen de vijftig
en zestigduizend gulden per jaar.
Het verhaal van een lijdensweg.
Eigenlijk begon die lijdensweg op 28 maart 1977.
Op die dag overleed Levien de Bree. Hij had hard
gewerkt aan dit belangrijk stuk Zeeuwse
geschiedschrijving, maar hij was niet gereed
gekomen. Het verhaal van de eerste drie
oorlogsjaren stond op schrift en het materiaal
over de laatste twee jaren was voor een deel
verzameld door A.C. Meijer, de man, die hem
vanaf het begin als onderzoeker had bijgestaan.
De door de provincie als begeleiding ingestelde
commissie van deskundigen, adviseerde om het
verhaal over Zeeland in de oorlogsjaren in twee
delen uit te geven. En dat gebeurde: in november
'79 verscheen het door De Bree geschreven eerste
deel. Het uitstekend geschreven boek besloeg 400
pagina's, evenveel als men ooit dacht nodig te
hebben voor het totale oorlogs-overzicht.
De commissie vond, dat het verhaal over de
laatste twee jaren in een tweede deel moest
worden ondergebracht. Na maart' 77 ging men op
zoek naar een schrijver. Na een jaar zoeken vond
men iemand bereid: drs. G. Taal, wetenschappe
lijk medewerker aan de universiteit van Gronin
gen, een man, die in 1925 in Zeeland werd
geboren en die -citaat statenvoorstel-'op grond
van zijn kennis en achtergrond beschikt over de
bekwaamheden om het werk van de heer De Bree
te voltooien.Bovendien was er het voordeel, dat
Taal (aldus het voorstel) de geschiedschrijving
over Zeeland kon inpassen in het onderzoekpro
gramma van zijn faculteit. 'Dit zal de voortgang
van het werk ongetwijfeld bespoedigen', zo werd
optimistisch gekonkludeerd.
Niets bleek echter minder waar te zijn. De heer
Taal besloot niet alleen het schrijven, maar ook
het onderzoek zélf te gaan doen. Dat onderzoek
deed hij zeer grondig met als resultaat, dat hij
alsmaar meer materiaal verzamelde, waardoor
nu -zes jaar later- nog wel drie boeken te vullen
zijn over die laatste twee oorlogsjaren. Daarmee
zat hij op een totaal andere lijn, dan het
uitgangspunt, dat in 1973 duidelijk werd
verwoord in het memorandum van drs.A. Paape
(tegenwoordig direkteur van het Rijks Instituut
voor Oorlogsdocumentatie), toen die schreef:
Wij dienen elk denkbeeld aan 'volledigheid' of al
te grote gedetailleerdheid uit onze gedachten te
bannen. De auteur zal zich dienen te bepalen tot
de grote lijnen en de belangrijke elementen.
Tussen 1978 en begin 1984 werd steeds
duidelijker, dat de heer Taal verzoop in z'n
enorme hoeveelheid materiaal. Hij slaagde er niet
in om dat materiaal om te zetten in één vlot
leesbaar boek. Maar Taal was dan ook helemaal
geen schrijver. Hij was een onderzoeker.
Vraag aan de voorzitter van de begeleidings
commissie en initiatiefnemer voor het projekt,
P.G.vd Bosse (CDA-statenlid): Waarom gingen
jullie in'78 met Taal in zee. Je kon toch weten dat
hij geen goed en boeiend schrijver was?
vd Bosse: Inderdaad, maar we hadden weinig
keuze. Je moet bedenken, dat de markt van
schrijvers toen erg krap was. En we wilden
iemand, die de oorlog zelf had meegemaakt.
NZ: Die begeleidigscommissie bemoeide zich tot
in de details met dat boek. Dat lijkt me niet
plezierig werken voor n schrijver.
vd Bosse: De Bree heeft ooit gezegd, dat we op
alle slakken zout moesten leggen. Nou dat doen
we ook, althans de vier deskundigen, want ik ben
maar 'n amateurtje, hè. De problemen zijn ook
niet ontstaan over de zinsbouw, maar over de
vraag: wat komt er wél in en wat laten we weg? Ja,
als er dan vier mensen bij elkaar zitten, die de
zaak beroepshalve kunnen beoordelen, dan krijg
je al gauw verschil van inzicht met de auteur.
Daar kun je natuurlijk eindeloos over debatteren.
NZ: En dat is dan ook gebeurd.
vd Bosse: We hadden ondanks alles een heel goeie
verstandhouding met Taal. Alleen,ja,als die man
voor de derde keer met 'n stuk terug wordt
gestuurd en hij komt dan opnieuw met iets, dat
nóg niet naar de smaak van de commissie is; als
dat dus maar steeds niet lukt met die tekst, dan
kun je twee dingen doen: of de commissie gaat
weg óf de auteur. Of allebei, dat kan ook.
NZ: Is dat overwogen?
vd Bosse: Nee, niet serieus. We hebben wel eens
gezegd: we doen het niet meer, want we steken er
zoveel uren in, dit kan zo niet langer. Maar ja,
dan gingen ze er op mijn verzoek toch weer 'n
weekeinde tegenaan.
Ten slotte barste de bom: in februari deelde
gedeputeerde Boersma aan de pers mee, dat drs.
Taal zich als auteur zou terugtrekken. Als
onderzoeker zou hij overigens nog tot september
op de provinciale loonlijst blijven staan. Maar
nog vóór het zover was overleed hij vrij plotseling
in mei. De zwijgplicht, die hij (en de commissie)
blijkens kranteberichten had gekregen van het
provinciaal bestuur heeft hij nooit meer
doorbroken.
Voorzitter van den Bosse is tegenover Nieuw
Zeeland best bereid om over de lijdensgeschiede
nis te praten. Hij vertelt, dat er op dit moment
(zes jadr nadat drs. Taal als schrijver werd
aangetrokken) in feite nog geen hoofdstuk op
papier staat. Er ligt alleen een gigantische berg
materiaal. Om daar een leesbaar boek van te
maken, gaat de commissie nu op zoek naar weer
een nieuwe auteur.
vd Bosse: We hebben tegen elkaar gezegd: Wat
nu? En toen hebben we de concessie gedaan, dat
ook jongeren in aanmerking komen als auteur.
Ja, je bent toch ook een beetje gewaarschuwd
door het feit dat ons nu al twee oudere auteurs
zijn ontvallen. Dan ga je redeneren van: een
jongere geef binder risiko 's. Dat is gek hoor,
maar als je zoiets twee keer overk'&mt....
NZ: In februari was bekend, dat Taal zich
terugtrok als schrijver. Hebben jullie intussen al
iemand gevonden?
vd Bosse: Nee, we hebben ook nog niet gezocht.
Misschien moeten we een advertentie plaatsen,
ofzo. Er schijnen aardig wat jonge auteurs op de
markt te zijn, tegenwoordig. In juni zal ik de
commissie eens bij elkaar roepen.
NZ: In februari dacht Boersma, dat de nieuwe
schrijver nog vóór de zomer benoemd zou
worden door de provincie,
vd Bosse: Nee, dat zal wel september worden.
NZ: Zó n schrijver moet niet alleen een vlotte pen
hebben, maar zich ook een club van vier kritische
heren van het lijf weten te houden die al elf jaar
met de zaak bezig zijn.
vd Bosse: Dat zeg ik ook keihard in het begin.
Dat heb ik ook bij De Bree en Taal gedaan. Dan
zei ik: 'Man waar begin je aan....?'
NZ: Waarom maakt de commissie dat werk zelf
niet af?
vd Bosse: In 1977, toen De Bree overleed, heb ik
al gevraagd in de commissie, of iemand het
schrijverswerk op zich wou nemen. Nou,
niemand was bereid. Dus ja, hoe het zich verder
zal ontwikkelen, 't blijft moeizaam, 't blijft een
lijdensweg, ja.
NZ: Boersma zei in februari, dat het boek eind' 87
gereed zal zijn.
vd Bosse: In de politiek moet je wel meer datums
noemen.
NZ: Die tienduizend gulden zijn intussen al vijftig
tot zestigduizend gulden per jaar geworden.
Hoeveel gaat dit boek de provincie uiteindelijk
kosten?
vd Bosse: Dat weet ik niet, maar het zal tonnen
gaan kosten. Ja, zéker; tonnen. Het is nu al sinds
'73 bezig en het gaat nog wel even duren. En als ik
dan alleen al die reis- en verblijfkosten reken van
de auteurs en de onderzoekers, de honoraria en
de onderzoekingen, die in het buitenland gedaan
moeten worden, tja, dat zijn dure dingen.
KEES SLAGER
Bevrijding. Franse commando s landen op Uncle
Beach, strand bij Oranjedijk, Vlissingen. 1
november 1944. Foto: Documentatiecentrum
Zeeuws Deltagebied.
Op de omslag: Duitse krijgsgevangenen onder
bewaking van Franse commando's in Oranje
straat, Vlissingen, begin november 1944. Foto:
Documentatiecentrum Zeeuws Deltagebied.