Zeeuws meisje -of de verdwijning
van Maartje Puntje Puntje
door Wim Hofman
Problemen met
parkeren bij
naaktstrand
Steile muur
Steep Wall
Mur Escarpe
Steile Mauer
Diefachtig volk
De onderkoning
NIEUW ZEELAND
11
Komend najaar komt van de Vlissinger
Wim Hofman een nieuw jeugdboek uit:
Zeeuws meisje -of de verdwijning van
Maartje Puntje Puntje. Wim Hofman
hoort tot de betere kinderboekenschrijvers
van Nederland. Dit jaar krijgt hij de
gouden penseel voor zijn illustraties en de
zilveren griffel en de Nynke van Hichtum-
Aap en beer. Ook een vroeger boek van
zijn hand, Wim, werd beloond met een
zilveren griffel en de Ninke van Hichtem-
prijs van de Jan Campertstichting in Den
Haag.
Hieronder staat een fragment afgedrukt uit
Zeeuws meisje. Hoofdpersoon is de
dertienjarige Maartje die haar vader niet
kent en ook niet weet waar hij is. Haar
moeder weigert haar wijzer te maken,
omdat 'hij een verschrikking was', zoals ze
steeds zegt. Ze heeft twee zusjes, een
tweeling, die het goed met elkaar kunnen
vinden, maar niet met Maartje. Ze hebben
een andere vader die ook niet meer in huis
woont.
Het fragment volgt op de beschrijving van
Maartjes belevenissen aan de Nolledijk op
bevrijdingsdag. Daarmee begint Zeeuws
meisje.
Op de ochtend van de zesde mei liep
Maartje langs de Vissershaven. Het was
laag water en de modder op de bodem
van de oude haven zag eruit als bruingroene
erwtensoep. Hier en daar een varkenspoot of -
oor zou er niet in misstaan hebben. In een hoek
lag het karkas van een oude fiets. De stangen en
de ketting hadden de kleur van de modder
aangenomen, zodat het leek alsof de fiets uit
modder was geboetseerd. Uit de modder stak
ook nog ergens een stuk betonijzer, krom als
een vraagteken. Er hing een stukje grijs plastic
aan. En er bevond zich in de modder een
afgedankte fauteuil. Van degene die er het laatst
opzat was geen spoor te bekennen. Misschien
was hij met zetel en al de haven ingegooid en
toen op een afschuwelijke manier onder de
modderlaag verdwenen... In het midden van de
haven lag een s-vormig stuk troebel water
waarbij zich een paar vogels ophielden. Ze
pikten hier en daar wat in de modder naar alles
wat ook maar een beetje bewoog. De wormen
trokken aan het kortste eind.
Bij het zien van de modder of misschien bij het
ruiken ervan kreeg ze een gevoel, een gedachte
die haar niet geheel vreemd voorkwam. Het
leek een beetje op dat wat ze dacht toen de
tweeling haar gezicht in het zand geduwd had,
maar vager, iets wat klein begon als een
minuscuul gaatje in een kies, als bloed dat door
verband heen siepelt. Een gedachte echter die
haar niet meer losliet en die te maken had met
wegzakken, verdwijnen...
Vlak bij de Vissershaven stond een wit
gebouw waarop met dikke, zwarte
letters 'PINKSTERGEMEENTE' op
was geschilderd en waarvan de deuren
wagenwijd open stonden. Het was immers
tamelijk goed weer en het kon nooit kwaad als
de omwonenden ook wat mee konden profite
ren van de flarden blijde boodschap die de
deuropening uitwoeien.
'Een modern geloof, vond Maartjg, die naar de
vele dure auto' s keek die op het pleintje voor het
kerkgebouw stonden en binnen hadden ze
blijkbaar een flinke geluidsapparatuur. Iemand
voerde omstandig het woord, zo te horen een
opgewonden standje. Hij jutte zich op. 'J-6',
verstond Maartje en ze hoorde ook nog zoiets
als 'Mo-6', en ze vroeg zich af of er ook een J-5
en een MO-7 bestonden.
'Misschien had die man het over autonummers',
dacht ze.
Toen klonk er opeens gezang uit de kerk. Er
moesten veel mensen daar in dat gebouw zitten.
Ergens vlakbij beantwoordde een hond het
gezang alsof hij de Almachtige zelf was!
Maartje liep langzaam langs het Arsenaal en het
verwaarloosde Zeehondenwerfje naar de Oran-
jedijk en de Muur van Altena, een steile wand
van baksteen waartegen bij hoog water de
golven klotsen. Nu lag er in de diepte een
strandje met keien. Bij de rand stonden
waarschuwingsborden met zware letters:
Ze liep langs de Oranjemolen tot bij de plek
waar een stuk riolering in de Westerschelde
uitkwam en waar altijd veel meeuwen rondhin
gen. Ook nu weer. Ze schreeuwden als gekken
en ruzieden om iets. Toen Maartje dichterbij
kwam, zag ze dat de vogels een schol op de kant
hadden gekregen en ze hadden er met hun
snavels een rond gat in gemaakt en pikten zo
wild in het dier, dat het af en toe van de grond
loskwam en het leek of het nog leefde.
Maartje rilde en keek naar een grijs schip
dat voorbijvoer. Met grote witte
letters stond erop: 'MINI BULK'. En
ze zag in de verte het bolletje van de
kerncentrale Borsele dof glimmen. Uit de
schoorsteenpijp kwam een lange wolk.
'Er komt geen eind aan', dacht Maartje en ze
schrok van een hond die woedend blaffend naar
de meeuwen rende. De meeuwen gingen
doodgemoedereerd een eindje verder zitten en
maakten een geluid alsof ze de hond eens flink
uitlachten. De hond ging wat neuzen tussen de
slijmerige stenen bij het riool.
Er verscheen een man op de dijk. Hij had een
regenjas aan en liep met zijn handen in zijn
zakken. Het had een detective kunnen zijn,
vond Maartje, maar toen hij dichterbij kwam
zag ze dat uit de jaszak een hondeketting
bungelde en dat hij onder zijn jas een pyjama
droeg. De man was dus geen detective die
nauwkeurig een spoor volgde, maar gewoon
een meneer die net uit zijn bed, de hond uitliet.
Ze vroeg zich af hoe je gedachten kreeg. Je at
iets, je rook ietsje nam dingen in je op en dan
werd dat alles van binnen eens goed door elkaar
geklutst en omgezet en dan moest je maar
afwachten wat er uit de bus kwam. Bij haar was
het doorgaans niet veel goeds. Op de een of
andere manier draaide het bij haar steeds uit op
een ellendig en walgelijk gevoel waarbij alles
haar ging tegenstaan.
'Ik baal. Ik baal. Ik baal!' zei ze hardop en
stampte daarbij met haar voeten terwijl ze
terugliep. Tranen kwamen daarbij in haar ogen
toen ze aan haar eigen droefenis dacht. Ze liep
langs de steile muur en speelde met het idee of ze
niet beter kon verdwijnen.
'Ze moeten het zelf maar weten,' zei ze tegen een
meeuw die laag voorbijvloog. 'Opgeruimd staat
netjes
Zou ze van de muur springen als het laag
water was? Dan zou ze in het zand
terecht komen en stikken en ze zouden
haar dan vinden met de benen omhoog als een
stuk prei in de moestuin.
Het zou natuurlijk ook kunnen bij hoogwater.
Bijvoorbeeld als het stormde. Dan sloegen
grote golven met geweldige klappen tegen de
bakstenen en water spetterde dan hoog op tot
op de dijk. Ze stelde zich voor dat ze daar in het
holst van de nacht stond terwijl regen en wind
en vlagen zeewater langs haar heen suisden. Ze
zou dan voor de laatste keer rond zich
heenkijken naar de lichten van de stad, de
vuurtorens en boeien en naar de eeuwige vlam
van Hoechst en dan zou ze, wanneer de golven
van de zee uiteenweken om haar te ontvangen
met een ijselijke schreeuw die toch niemand
hoorde, naar beneden springen.
Wie weet waar ze haar lichaam zouden
opvissenHet kon natuurlijk ook bij de
Vissershaven, in de blubber. Het voordeel zou
zijn dat er een afgrijselijk smerig lijkje te
voorschijn zou komen en ze zag het al voor zich
dat men met een haak haar lichaam uit de
grijsgroene prut trok, terwijl de omstanders die
haast niet naar de modderpop durfden kijken,
zich afvroegen wie het wel kon zijn die zich....
enzovoort.
Ze bedacht dat het ook minder opvallend zou
kunnen, gewoon met pillen, thuis in bed.... En
dat was misschien wel de reden dat ze in
gedachten naar huis liep.
Thuis was het stil. In de kamer hing
sigarettenrook en er zaten een paar
vliegen op iets vies in de asbak. Op de
driezitsbank lagen een paar Libelle's. Iemand
had erin zitten knippen. Op de tafel stonden nog
de resten van een ontbijt: borden met laagjes
melk en cornflakes en een bordje met
sinaasappel- en bananenschillen waarin wat
sigarettenpeuken uitgeduwd waren.
De deuren van de slaapkamers boven stonden
open. De tweeling was blijkbaar weg. Ze sliepen
op één kamer. Tussen de twee bedden lag een
stapel kleren. Je kon niet zien welke kleren van
wie waren, ze droegen dezelfde kleren, ze
droegen eikaars kleren, ze lazen dezelfde
boekjes en sliepen dikwijls samen in één bed
en dan lagen ze met elkaar te smoezelen en te
giechelen en maakten ze allerlei bedenkelijke
plannetjes. Ook de deur van haar moeders
slaapkamer stond open. Het bed was nog niet
opgemaakt en leek op een landschap van een
ver land. Ook hier lagen kleren. De kleerkast
stond open. Aan de ene kant puilden tientallen
jurken eruit en aan de andere kant waren
schappen met linnengoed, BH's, handdoeken,
achter de handdoeken een pak Kotex en een
sieradendoosje waarvan de bovenkant gebor
duurd was met vogeltjes. Erin lagen een paar
oorbellen, een gouden kruisje en een melktand
je en een doosje Diasette met een strip pillen.
Onder in de kast vond ze, tussen de schoenen,
een schoenendoos met foto s waarmee ze op het
bed ging zitten om ze eens goed te bekijken. Het
merendeel van de foto's bleek te bestaan uit
kiekjes van de tweeling. Tweeling in box,
tweeling in gras, tweeling in dubbele wandelwa
gen, tweeling met chocoladepasta op het
gezicht. De tweeling op de knie van hun vader
Tom. Hij kwam nog wel eens. Hij was wel
aardig, maar was haar vader niet.
In de doos zag ze geen foto van haarvader. Wel
een paar foto 's van haarzelf. Eentje die
genomen was op de kleuterschool. Ze herinner
de zich er niets van, maar haar haar zat toen al
even vreemd als nu, een beetje scheef als een
struik op de dijk. Een andere foto was blijkbaar
op het strand genomen en een op de kermis of in
een pretpark, maar ze lachte niet.
En dan veel foto's van haar moeder. Moeder
met sigaret, moeder met ijsje, moeder bij auto,
moeder met Tom in een land met bergen en
sneeuw, geen spoor van de tweeling. Die was er
misschien nog niet.
Bijna onder in de doos vond ze iets dat
extra nieuwsgierig maakte: een zwart
wit opname waarvan een stuk af was.
Het was een foto van haar moeder die er nog
jong uitzag en naar iemand lachte, maar van die
iemand waren enkel een stuk broek en schoenen
te zien. Ogenschijnlijk van een man. Het waren
zwarte mannenschoenen en een donkere broek.
De voeten stonden op grind. Achter haar
moeder was een witte lucht, een stuk gras met
een soort schuurtje waar een lantaarnpaal
bovenuitstak. Achter op het stuk foto stond een
datum, ook daarvan was een gedeelte af, maar
het jaartal 1971 was duidelijk te lezen.
Dit stuk foto had ze nooit eerder gezien. Haar
moeder had hem steeds voor haar verborgen
gehouden en ze had blijkbaar zorgvuldig een
gedeelte ervan afgescheurd, zodat niemand
meer kon weten wie naast haar op de foto stond.
Maartje besefte dat dit wel eens de voeten van
haar vader konden zijn. Ze keek lang en goed
naar de voeten en vroeg zich af of haar voeten
erop leken. Ze kreeg het er warm van. 1971. Ze
had misschien nu een spoor te pakken dat haar
naar haar vader zou brengen. Het zou niet
gemakkelijk zijn, want haar moeder had niet
voor niets dat stuk foto verdonkeremaand. Er
was vermoedelijk iets gebeurd dat niet in de
haak was
Zigeuners zijn 'een diefachtig volk'.
Dat althans beweerde de groepscom
mandant van de Rijkspolitie Reimers-
waal, de heer J. Verhoef in een krante
interview op 14 april '83. De
Goesenaar Frits de Kaart wond zich
op over die discriminerende taal en
vroeg de Officier van Justitie om de
man te vervolgen. Bijna 16 maanden
later kreeg De Kaart antwoord: de
OvJ zal géén vervolging instellen
omdat hij twijfelt voldoende bewijs te
hebben voor het strafbare feit van
opzettelijke belediging van een groep
mensen. Het staat wél vast, dat
Verhoef de opmerking heeft gemaakt,
maar -aldus de OvJ- hij zou er daarbij
op hebben gewezen, 'dat het geenszins
de bedoeling was om bedoelde groepe
ring te discrimineren, doch om duide
lijk te maken hetgeen de praktijk heeft
geleerd, en dat op grond daarvan geen
conclusies kunnen worden getrokken.'
Ongelooflijk: Verhoef vind dus zélf dat
je geen konklusies kunt trekken, doet
het vervolgens tóch. En de OvJ ziet
nóg geen bewijs voor opzet.
Arjoan:
De politie bestaat uit 'n stelletje
sadisten. Hiermee heb ik geenszins de
bedoeling om bedoelde groepering te
discrimineren, doch om duidelijk te
maken hetgeen de praktijk heeft
geleerd.
Vakantie-gangsters
De Rijkspolitie in West-
Zeeuwsch-Vlaanderen heeft
de afgelopen dagen flink wat
bonnen uitgedeeld aan
foutparkeerders. Het
parkeerprobleem lijkt wat
inkomsten betreft op een
alternatieve toeristenbelasting.
Arjoan:
Politie kleedt nudisten uit.
JU3LI til. kill
In verband met overtreding var?
vuurwapenwet heeft de Vlissingse
litie vorige week dinsdag vo<
P.S.P^ (24) uit Vlissingen aange!
dén, in verzekering gesteld
,V<%1 -
Boekenwurm:
Dan maar naar het omscholingspro-
jekt.
Gezondheidsraad:
En als er wat gebeurt met Borssele dan
is in elk geval het Zeeuwse werkeloos
heidsprobleem in één klap opgelost.
Al is hij dan allang geen 'onderkoning
van Zeeland' meer, dat wil nog niet
zeggen, dat de heer A. Kaland niet
meer het beste voorheeft met die
provincie. In een opzienbarend inter
view in Vrij Nederland (25 augustus)
ontpopt hij zich als een der drijvende
krachten achter de pro-kernenergie-
lobby van het CDA.
En hoe hartverwarmend is het om (in
de laatste alinea) te ontdekken dat
Kaland zich -ondanks zijn drukke
werkzaamheden- nog zo bezorgd
maakt over de promotiekansen van
zijn oude PZEM-vrienden.
ver de kracht van de Nederlandse elek
triciteitsvoorziening!
Kaland weet waar hij de eerste nieuwe
kerncentrale wil hebben: 'Ik hoop dat
de meest geschikte ligplaats, bij de
bestaande centrale van Borssele,
wordt gekozen. De mensen, hier, heb
ben nu vijftien jaar ervaring. Ze ken
nen de werking, de veiligheidsvoor
schriften. Ze bezitten alle kennis van
exploitatie. Het zou toch ontzettend
dwaas zijn om net zo'n groep ergens
anders in het land van voren af aan te
laten beginnen. De eerste nieuwe kern
centrale zou hier thuishoren.'
FE IKE SALVERDA