3[N ZEEUWS-VLAANDEREN
intend klein plekje ligt het kleine vrouwtje.
huur
r een
selijk
rmc-
als
de
w in
aan
en 4
n de
ord-
trde.
/eest
om
bij
r we
en
tste
ons
te
ko-
de-
ren
we
)ch
Ike
te
overgebleven kind gestolen.
Ging even naar den overbuurman om te
vragen of ik daar een pak mocht brengen -we
moesten in den kelder vluchten- even daarna
een donderende slag, granaat op het huis -
zenuwcrisis van iemand in de kelder, groot
stuk van het huis, ruiten gebroken, houtwerk
een ellende. Toen ik met veel moeite thuis
kwam vond ik het wagenhuis van mijn
gastheer verbrijzeld, het huis ook bescha
digd. De vrouw wil niet in huis blijven, de
man en ik zullen vannacht in den kelder
blijven slapen. Een soldaat hier is door een
granaatscherf gedood en op het kleine
kerkhof begraven. De Sluissche vluchtelin
gen vertellen ontzettende dingen. Een meisje
is in het water gesprongen en verdronken,
alles brandt nog.
13 October. Middag.
Gisteravond en vannacht zieken vervoerd.
De toren is ingericht voor ziekenzaal. Juist
bericht dat er een uitkijkpost op den toren
komt. Kan niet schrijven van het gepraat.
Gisteren heeft den heelen dag een wagen met
munitie vlak achter het huis gestaan -door
een toeval ontdekten we het. De vrouw des
huizes wilde niet in het huis blijven slapen.
Kan helaas niet schrijven van het gepraat.
Bleef met haar man hier in het huis, de nacht
tamelijk rustig, maar enkele granaten,
tenminste in vergelijking met de andere
dagen. Voor het eerst naar Sluis geweest na
den brand om verbandmiddelen uit den
kelder te halen, de heele kade, verder
kwamen we niet, afgebrand, afgrijselijk
rookend zwarte puinhopen.
Van het stadhuis niets meer over als den
achtergevel te zien. Wonderlijke luchtwolken
varen voorbij. Het heerlijkste ochtend-weer,
schrijf op mijn knie. Even stil, maar nu moet
ik eten en na het eten onmiddellijk terug om
nog meer verbandstoffen te halen.
interesseert zich voor niets, dan even in den
toren, goed van de verpleegster gehaald. Zeer
lieve rustige 'geneester' en toren uitstekend
ingericht, het ontzettende bericht dat er een
post op den toren zou komen, gaat misschien
niet door, daarna onder het eten, het laken
gehaald waar de roode kruisvlag op was
geschilderd. Toen we weer naar Sluis gingen
kwamen we de Marechaussee tegen die nu
eindelijk ook aan het werk zijn gegaan, ze
gingen de dooden halen, ik bood aan mee te
gaan.
De eerste lag op de wallen. Ontzettend,
ontzettend dit oude mannetje, hoofdwond,
afgrijselijk verdraaide dunne beentjes en de
kop paars-blauw. Toch nog een engel bij wat
we later vonden.
Het mannetje lag onder aan de diepe wallen,
heel moeilijk naar boven te hijschen, naar
bunker gebracht voorloopig. Toen verder
Sluis in, achter het stadhuis door, daar moest
nog iemand liggen, maar het was onder
meters zwaar puin, kippen liepen rond over
puin, overal iigt graan, enkele kippen zitten
op een legstok, een kip heeft verbrande oogen
en wordt met een stuk puin doodgegooid, het
duurt even eer het stuipende beestje dood is,
we moeten over bergen puin klimmen, er ligt
een stuk van de oude klokken, zware balken
liggen nog te branden, de achtergevel staat als
een groot schild op trapgevel naar de lucht
toe, de ambtenaar van den secretaris die zich
heelemaal offert voor alles en prachtig werk
doet, zegt dat de heele administratie van de
stad Sluis verbrand is, is er nog iets over van
het archief? In de kluis onder den toren?
Niemand weet het, de ingang is nog intact (ik
schrijf terwijl ik help de weerbarstige kachel
aan te maken); de twee zwarte borden hebben
nog hun mededeelingen van den dag voor den
brand.... De markt is onherkenbaar, alleen
enkele gevels staan 2x2 1/2 meter overeind
hier en daar. In de Kapellestraat achteraan,
gummiehandschoen, maar het is onmogelijk
alles met een hand te doen. Het vleesch wat
zichtbaar is, is blauw en roodpaars, de
kinderlijkjes waren het eerst bovengebracht,
de groote lijken is ontzettend moeilijk. Er
kwamen menschen voorbij, maar ze weigeren
te helpen. Ik riep een broeder van het
Pensionaat verder op, die komt en dadelijk
helpt. Duitsche officieren komen kijken maar
bieden niet aan te helpen.
Een vrouw wordt omgekeerd om herkend te
worden, ieder roept van ontzetting, oogen
wijd open en zoo'n uitdrukking van horreur
als ik nooit zag, nooit meer hoop te zien.
Afschuwelijker iets zag ik nooit. Toch wil ik
alles neerschrijven, ik bedek ze dadelijk met
een baal, de balen zijn tot in de hoogste
toppen van de hooge boomen gevlogen, het is
alsof de lucht boven behangen is met balen.
Steeds worden de lijken gebracht naar het St.
Janskerkhof, de kisten zullen daar ook
gebracht worden en nu, terwijl de eene de
lijken wil kisten en begraven, zullen de
anderen verder zoeken, gisteren roken de
lijken al. Het zal vandaag met regen en wind
nog ontzettender zijn. Smerige typen van
Belgen loopen rond en rooven. Het is uiterst
moeilijk te zien of het menschen zijn die er
hooren en hun geld of wat kleeren zoeken uit
den bedolven kelder of de roovers.
Er was bijna niemand in Sluis, dan enkele
puinruimers. Een heeft een flesch jenever en
we drinken een glas, wat opwekt, het is om te
bezwijken. Om zes uur houden we op, eten.
Bij de vriendinnen zijn groote granaatsplin
ters naar binnen gevlogen, een zit nog in 't
tegenover gelegen kozijn, jammer van het
dak, verder niets beschadigd.
Ik tracht den indruk van de vrouw (Gosje
moet ik denken, hoe vreeselijk was het) te
vergeten, vannacht moest ik telkens dat
gezicht wegdringen, ik stond op en at appel.
Heb goed geslapen, telkens twee uur. Ik ben
ig-
i 't
vil
m.
nd
de
ar
'g
Een vrouwtje is gestorven, ze ligt in de kerk.
Een oud, klein geel nog onbekend vrouwtje,
de verbandmiddelen liggen rondom den
preekstoel, vreemd ziet dit stille kerkje er uit,
op een onbeduidend klein plekje ligt het
kleine vrouwtje.
14 October.
Weer enkele woorden bliksemsnel. 6 uur
ochtend, moet straks weg, verder dooden
opzoeken en begraven. Het regent.
Nacht tamelijk rustig, maar alles lijkt
dichterbij te komen. In St. Anna niets
gebeurd. Gistermorgen verbandmiddelen
gehad uit kelder in Sluis, dokter nog steeds
niet in staat iets te doen -afschuwelijk is dit-
het huis van mijn vriend tamelijk intact, ik
kan in huis een boek op de tafel zien liggen,
het zoo bekende buffet staat ongeschonden,
op de Beestenmarkt heel vreeselijk. Nooit
hoop ik nog zooiets te zien als de tegen elkaar
saamgedrongen kinderlijkjes, alleen de ha
ren, o die arme haren, zijn menschelijk, de
armpjes gebroken, verwrongen, de gezichten
afschuwelijk donkerblauw, uit gezwollen
lippen donkerrood bloed, de kinderen
kunnen niet onmiddellijk dood geweest zijn.
Twee oude mannetjes liggen er bij, ik raad
aan, het is niet uit te houden, een baal over de
gezichten te leggen en telkens touwen onder
de armen te doen; we hebben ieder één
rustiger nu ik alles heb neergeschreven, snel
met potlood, ik kan het later overschrijven, ik
ben rustiger wat de oorlog betreft, denk dat
het hier nog een dag duurt. Zou ik het raden?
Uit een publicatie van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocumentatie: Dagboekfragmenten
1940-1945.
Uit Erit, uitgegeven door Fanoy Boeken
Middelburg.
9