De Schelde: een mislukte poging
tot arbeidersgeschiedschrijving
Boeken
Als het om geschiedschrijving gaat kan het
de overzichtelijkheid bevorderen, wanneer
je alle ontwikkelingen per deelgebied
beschrijft. Het gaat dan voornamelijk om
het boekstaven van feiten en gebeurtenis
sen. Als het erom gaat de lezers een levender
beeld voor ogen te toveren, kun je die
opsplitsing beter vergeten. Het boek De
Schelde van Hans Tabbers, journalist bij de
PZC, en Herbert Sepers, werknemer bij de
Schelde, is er een van de eerste categorie.
Alles staat erin, alles wat er maar vanaf de
oprichting in 1875 in en om en met dit
Vlissingse bedrijf gebeurt, maar deson
danks krijg ik te weinig een idee hoe het was
en is om bij De Schelde te werken.
De opsplitsing in zeven hoofdstukken die
allemaal opnieuw de reis door de tijd maken
is daarvan een belangrijke oorzaak.
Na Vechten voor werk, De Werkomstan
digheden, Vakbonden binnen de poorten en
Een voortdurende strijd zakt de moed om
ook nog eens ruim honderd jaar door te
nemen over De huisvesting, Veiligheid en
gezondheid en De opleiding.
Het eerste hoofdstuk is als een inleiding te
beschouwen en de laatste twee gaan over de
RSV-periode .en de verzelfstandiging. Aan
RSV is natuurlijk ook in andere hoofdstuk
ken niet te ontkomen, zodat ook hier
herhaling het lezen bemoeilijkt.
In een voorwoord beveelt Coen Hendriks,
in de jaren 70 voorzitter van de onderne
mingsraad, het boek om de volgende
redenen aan: 'Bovendien is het volgens mij
interessant de geschiedenis van'dit bedrijf
overzichtelijk in boekvorm thuis te hebben.
Zeker omdat de inhoud is toegespitst op de
ervaringen van de werknemer zelf.'
Maar juist de verhalen van de arbeiders, en
na de oorlog de werknemers, komen veel te
weinig in het boek voor. De geschiedenis
van De Schelde is al eens beschreven bij het
honderd-jarig jubileum van het bedrijf. Het
zou aardig geweest zijn, wanneer nu eens
het woord louter en alleen aan de arbeider
zou zijn geweest. Het gebeurt hier en daar
wel en dan is het meteen leesbaarder, zoals
in het hoofdstuk over de werkomstandighe
den. De samenstellers geven een voorbeeld
van de manier, waarop de controleurs
toezagen op de naleving van het verbod
tijdens het werk te eten of te roken. In het
beschreven voorval wordt de controleur
gepakt.
'Ik had mijn broodtrommel in de bovenste la
liggen, bij mijn duimstok en andere spullen.
Hij (de controleur) begon dichterbij te komen
en ik deed mijn la en doosje open haalde daar
een boterham uit en stak die zo pardoes in
•mijn mond, terwijl ik een beetje verschrikt
opzij keek. De controleur merkte dat
natuurlijk op en kwam neuriënd naderbij.
'Je bent erbij', zei hij.
'Hoe bedoel je dat?'
Hij weer: 'Je weet dat je niet mag eten. Dat
kost je een uur boete. Geef je nummer maar
op.'
'Nee, ik geef mijn nummer niet op.'
'Je geeft je nummer wel op.
'Nee hoor.'
'Je weet toch dat je niet mag eten.
'Nou ik weet niet of ik niet mag eten.'
'Dat dien je te weten.Enzovoort.
De man had toestemming van de dokter om
te eten. Vandaar zijn lef. Zo'n stukje geeft
meer aan in welke sfeer er bij De Schelde
werd gewerkt dan welke beschrijving dan
ook. Maar ze zijn te zeldzaam. Meestal
worden de verhalen ook door de samenstel
lers zelf verteld. Zoals ze ook niet een
arbeider laten vertellen op welke achteloze
manier de directie aan de primaire
behoeften van het werkvolk voorbij kon
gaan.
De directie had in 1912 een grote kraan
aangeschaft. Zeer modern, een grote
machinekamer en een ruim bedieningsblok
voor de machinist. Zo hoog gezeten kun je
niet naar beneden om even te pissen, (In het
boek staat plassen. Net als eerder het woord
'pardoes', geen arbeiderstaal. Zou het boek
op vieze woorden zijn nagekeken?), dat kost
tijd en dus geld.
Maar een w.c. ('toilet' staat er) was de
directie vergeten. De machinist vond een
nette oplossing: hij monteerde een conser-
venblikje op een dwarsspant aan het eind
van de kraan. Na enkele jaren begon het
daar te roesten. En ondanks de streekjes
verf die de machinist er regelmatig op zette,
kwam de arbeidsinspectie tot de ontdek
king dat de hoofddrager een eind was
ingesleten door de zuren en zouten: de
kraan moest worden afgekeurd.
Maar ook dit soort stukjes zijn altijd nog
een stuk tekenender dan het door een hang
naar volledigheid opsommen van feiten en
gebeurtenissen. Het is daar door teveel een
geschiedenisboek geworden. Waarom dan
toch zoveel ruimte uitgetrokken voor het
boek van Sepers en Tabbers?
Omdat het bij mijn weten de eerste keer is
dat in elk geval geprobeerd wordt de
geschiedenis van De Schelde te schrijven
met voor de werknemers de aandacht die
hen toekomt.
De voortdurende strijd tussen werknemers
en directie komt in alle hoofdstukken naar
voren. De mensen hebben vanaf het begin
tot nu steeds te maken met een directie die
verbeteringen afhoudt en potentiele 'on
ruststokers' handig buiten spel weet te
zetten. Een communistische arbeider die
zijn medearbeiders strijdbaar wist te
maken, wordt ontslagen en krijgt tegelijker
tijd een eigen bankwerkerijtje.
Aan het begin van de eeuw, 1906, besluit de
directie tot de oprichting van een kern, een
vertegenwoordiging van arbeiders. Op die
manier wordt het gevaar van de opkomende
vakbonden een lange tijd bezworen, want
de drie kernleden worden regelmatig op de
koffie genood in de directiekamer. Zo
worden de (katholieke, protestantse en
algemene) bonden buiten de poorten
gehouden. De verhouding tussen kern en
bonden was doorgaans gespannen. Pas in
1956 verdwijnt de kern om plaats te maken
voör de ondernemingsraad, die echter al
gauw dezelfde kritiek krijgt als de kern: te
veel verweven met directie en bedrijf.
De mensen uit de vakbond zouden in de OR
moeten komen.
De directie verzet zich fel.
Coen Hendriks is de eerste bedrijfscontact-
man van het N.V.V., maar hij mag in het
bedrijf geen wekelijks spreekuur houden.
Dan maar buiten de poort in een caravan,
zodat toestemming niet meer nodig is. Dan
staan daar plotseling borden met parkeer
verbod, volgens Coen Hendriks' stellige
overtuiging daar geplaatst op verzoek van
de directie.
Het is dan 1968. De tijd mag dan uiterlijk
veranderen, de arbeidsverhoudingen bij de
Schelde (en welk bedrijf dan ook) zijn in
beginsel niet veel veranderd sinds de
oprichting.
De ene stem van de directeur telt nog altijd
zwaarder dan die paar duizend van de
werknemers.
Als geschiedenisboek van De Schelde is het,
zoals Coen Hendriks in het voorwoord
zegt, inderdaad een overzichtelijk boek,
mooi opgemaakt en geïllustreerd.
Ad de Jong
De Schelde
Hans Tabbers Herbert Sepers
uitgeverij: drukkerij Meulenberg,
Middelburg.
II