jong geluk
motto:
'no more tears'
(anonymus op shampoofles)
Jean-Paul zette zijn lange tanden in de uitgepakte kluit ranzige
margarine, die al een half jaar in de etalage van een of ander
dorpswinkeltje beurtelings had liggen smelten en stollen al naar
gelang de stand van de zon.
Lekker smaakte anders maar zo'n grap mocht niet te veel kosten.
Hij had al kokhalzend een paar happen verwerkt en moest en zou
deze wedstrijd boterslikken winnen, en wedstrijden winnen is goed
voor succes bij de vrouwen, daar houden ze van, dacht hij.
Betsie wurgde het naar binnen, ze wilde voor niemand onder doen
en zeker niet voor die verschrikkelijke Klara van Dungen, die het vet
7.0 moeiteloos naar binnen zoog of ze aan de borst lag.
In de bunker rook het bedompt, maar het was de meest inspirerende
plaats voor wedstrijden als deze.
Josien hield zich wat afzijdig, ze had het te druk met onder de indruk
zijn van Jean-Paul.
Het hinderde haar nauwelijks dat hij er zo krachteloos en sliertig
uitzag als met groeistof behandeld onkruid.
Per slot had ze op het feestje laatst de hele avond met de pa van Klara
moeten dansen en heus niet omdat ze't nou zo leuk vond; nou ja, net
iets beter dan de hele avond muurbloempje spelen.
Getsic, daar stond Klara te tjielpcn dat de eerste ronde voor haar
was, tijd voor de volgende; er werden rose wriemelende
regenwormen uitgedeeld en de vraag was: wie kan hem het langst in
de mond houden.
Die verdomde Klara stond weer een partij aandacht te trekken, ging
daar jong-vogeltje-dat-gcvoedcrd-moct-worden spelen, ze fladderde
met haar handjes en sliste met volle mond, vol worm: 'Zal ik hem
eens inslikken zal ik hem eens inslikken?'
Ze sperde haar ogen wijd open en kloekte met haar hals: weg worm.
Hier kon niemand tegen op.
Klara alweer gewonnen.
Wat sneu voor Jean-Paul, die schat.
Wedstrijd nummer drie, zo kwamen ze de dag wel door.
Ze staken de berg vochtige bladeren en takken die ze 's morgens
gesprokkeld hadden aan en een verstikkende rook vulde de bunker.
Nu ging het erom wie er het langst in kon blijven.
Om de tijd te doden haalde Jean-Paul speels zijn handen langs een
half verkoolde tak en smeerde Josieri s gezicht uitgebreid in met roet.
Een verrukkelijk ogenblik: 'Hij hóüdt vamme, oooooh zou die
vamme hóuden!!!!'
Haar ogen traanden, 't was niet meer uit te houden binnen, vlug
eruit.
Ze ging tegen de bunker in de zon zitten en daar kwam hij achter haar
aan en zette zich naast haar, een decoratief stelletje om te zien.
Haar hart bonkte, van de rook en een nieuw soort kriebel trok van
keel naar kruis en weer terug.
Onrustig leunde ze naar voren, wanneer zou hij eens wat doen?
Hij rekte zich omslachtig uit en liet gewild onverschillig zijn arm
achter haar tegen de muur ploffen.
Nu snel, voor hij zich kon bedenken leunde zij weer naar achteren,
raakte zijn arm en
Het was aan!
Notabene, echt aan.
Hij drukte zijn kurkdroge lippen op de hare en zij stempelde
sidderend zijn wangen zwart met haar besmeurde gezicht.
'Ik hou van je, sjampóóó!' Ze sprak zijn naam keurig frans uit.
Ze keek naar hem op en dacht: 'Als ik maar niet op bedriegclijke
wijze het huwlijk naboots zegt papa; ik zal thuis maar niks
vertellen.'
Betsie kroop ook stikkend naar buiten, ze had Klara maar gewoon
meegesleurd want het kon wel eens echt ongezond worden, dat
mormel won alles!
Ze keek schuins naar het jonge geluk.
Jean-Paul's naar groen zwemend gezicht kleurde prachtig bij zijn
witte pukkelpunten die als toefjes slagroom op zijn rode vlekken
rustten.
Josien zag er een dikke meeëter tussen zitten, ze wilde in zijn neus
knijpen, het was immers aan en dat geeft recht op intimiteiten.
Ze zette haar vingers in de aanslag op zijn neus en kraaide:
'Puisje kom uitje huisje'.
De jongeman holde plotseling weg en ze hoorden hem in de verte
braken, tja geen liefde zonder prijs.
Betsie kreeg nu kans haar zuster iets toe te fluisteren:
'Is ie al onder de gordel geweest?'
'Nee joh hoe kan dat nou!'
Josien voelde zich een stuk minder lelijk sinds vanmorgen.
Ze fietsten welgemoed naar huis, iedere honderd meter loosde haar
geliefde een ladinkje zure boterpap uit zijn maag.
Klara van Dungen reed boos vooruit, alles gewonnen en toch
verloren, had ze daar zo haar best voor gedaan.
Hun wegen gingen uiteen, uit de verte riep sjampoo nog dat hij wel
zou schrijven.
De zusjes keken hem na, de twijfel besloop hen.
"t Is toch niet veel soeps geloof ik, als ik wat beters
kan krijgen maak ik het uit.
Hoe zou dat moeten?'
'Kwecnie,' zei de ander.
Vanita (Joke Noest)
7