Wonen 1 jongens nageschreeuwd werd met 'Baanve ger' Dat is niet de beste mogelijkheid om de interesse van het publiek te wekken, vooral als je daarbij moet opboksen tegen een blad als De Toekomst, dat mensen heel wat meer boeide. In september waren er slechts 300 abonnees. Maar de redaktie bleef optimis tisch, want sedert de verschijning van de Baanbreker was het aantal sociaaldemo- kraten in Zeeland verdubbeld. Polemiek De tekorten bleven. In maart 1902 30 gulden en in juni was er nog een tekort. In september gaf Mullié op dat er geen schuld meer was, maar die voorstelling was scheef. Het blad kostte in de losse verkoop nu 2 cent, een cent goedkoper dan De Toekomst, maar had slechts een oplaag van 600. De Toekomst had meer dan het dubbele. Wekelijks kwamen 6 gulden binnen, de drukkosten echter bedroegen 11 gulden en per jaar kostte de redaktie 37,50 gulden. Het tekort werd gedekt door 275 gulden die aan jaarlijkse bijdragen binnen kwamen (van Wibaut en andere rijke mensen in en buiten Middelburg) en door 70 gulden van het partijbestuur van de SDAP. Aan steunpenning kwam het eerste jaar 50 gulden binnen. Men probeerde de financiële basis te verbeteren door in oktober het blad over te doen gaan in handen van een gewestelijke federatie (met Goes en Ouwerkerk), maar ook dat hielp niet veel. Een enkele maal stond de krant, zoals op 11 juni 1903, met 'de dood voor oogen'. Dat was na de bekende spoorwegstakingen, die de bewe ging in Zeeland nogal terugwierp. Mullié was inmiddels op 18 april met de redaktie opgehouden en vervangen door een kommissie. Om de exploitatiekosten te drukken werd eind september 1903 De Baanbreker kopblad van de Dordrechtse Volksstem. Redakteur werd een oude bekende: J. A. Bergmeijer. Maar er bleef zo weinig ruimte voor Zeeuwse zaken, dat amper nog bladen werden verkocht. Met een schuld aan De Volksstem van 70 gulden verliet meneind 1903 alweer de kombinatie en werd mr. G.W. Sannes de redakteur. Waarschijnlijk werd de krant hierna bij Altorffer gedrukt. De Baanbreker droeg wel braaf de ideeën van de SDAP. uit, maar weerde zich ook tegen andere Zeeuwse bladen. Bv tegen de Middelburgsche Courant, met wie in mei en juni van 1902 gepolemiseerd werd over het verschil tussen vrijzinnig-demokraten en sociaal-demokraten. Dan was er het Weekblad voor Zeeuwsch Vlaanderen Westelijk Deel, dat door de Aardenburgse onderwijzer G.A. Voster- man van Oyen werd uitgegeven. Hij kon zich progressief voordoen en had een zekere invloed op de Aardenburgse arbeiders. Maar de Baanbreker liet zich niet gemakke lijk vangen. Het weekblad van Van Oyen 'verbergt onder een masker van belangstel ling voor arbeiderstoestanden, een leelijke vuile gemeene kapitalistentronie'. Zo spreek je als SDAP-orgaan over burgers die ook in je weilandje staan te maaien. Hoe stond men dan wel niet tegenover De Toekomst? Bert Altena 14 Een klapband was er de oorzaak van dat hij de auto opeens niet meer in zijn macht had. Met een kolossale zwaai draaide de grote amerikaanse wagen tweemaal rond en dook met zijn neus vooruit het kanaal in. Binnen een paar sekonden was er niets meer te zien dan wat luchtbellen en hij zonk langzaam naar de bodem. Willem van de Plasse zat verstijfd van schrik achter het stuur. Maar wat hij in eerste instantie vreesde gebeurde niet. De auto liep niet vol water. Sterker nog: er kwam zelfs geen druppel naar binnen. Na enkele minuten kwam Willem bij zijn positieven en een paniek maakte zich van hem meester. Eén ding stond hem maar voor ogen: Hij moest eruit! Maar toen bleek wat voor ellende je met dure auto's kan hebben. Het hele vergrendelingssysteem inklusief de elektries bediende ramen, alles was onklaar geraakt door het water. Hoe hij ook vocht en probeerde, hij kreeg niets open. Zelfs een ruit intrappen ging niet, want sinds Reagan aan de macht is maken de Amerikanen ruiten van beton. Na verloop van tijd gaf hij de moed op. Mede ook doordat hij een beetje suf werd door gebrek aan zuurstof - amerikaanse wagens zijn wel groot en er zit wel twee keer zoveel lucht in als in Europese, maar als je zo'n grote bek hebt als Willem van der Plasse ben je daar natuurlijk gauw doorheen. Het zag er somber uit voor hem. De aardappelen zouden wel eens kunnen opkomen zonder dat hij het nog meemaakte. Het was puur toeval dat een kwartier later precies op die plek de plaatselijke brandweer duikoefeningen ging houden. Zoiets moet je bijhouden voor het geval er auto's te water raken. Een van de duikers zwom net boven de bodem wat heen en weer op zoek naar interessante dingen. Schelpen of zo. En daar opeens zag hij de auto midden op de bodem van het kanaal staan. Tien meter diep. Snel zwom hij er heen en ontdekte Willem die wild zwaaiend achter het glas zat. Een blik van herkenning gleed over het gezicht van de duiker en hij stak zijn duim op ten teken dat hij hem gezien had. Hij maakte nog een rondje rond de auto en zwom toen snel naar boven waar hij de wal op kroop. 'En heb je nog wat gevonden?', vroegen zijn collega's. 'Geen moer', zei de duiker terwijl hij zijn masker afdeed. 'Enkel blubber.' Ze ruimden op en rukten in. 'Weet je wie ik vanmiddag tijdens het duiken nog ben tegengekomen?', zei hij 's avonds onder het eten tegen zij vrouw. 'Willem van der Plasse. Die woont tegenwoordig in die grote auto van hem op de bodem van het kanaal. Hij zwaaide nog naar me.' Raats

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1984 | | pagina 14