Infektieziekte in Westerschelde
'Hoe meer onderzoek er wordt verricht,
hoe onduidelijker het wordt'
Een groot aantal vissen in de Westerschelde lijdt aan infektieziekte. Dat staat in een rapport, dat het Rijks
Instituut voor Visserij-onderzoek (RIVO) begin januari uitbrengt. Langer dan vier jaar hebben biologen
van het RIVO gezocht naar de oorzaken van de zogeheten 'rood-ziekte' waaraan de paling in de
Westerschelde lijdt en naar de zweren, wratten en misvormingen, die onderzoekers van hetzelfde instituut
al sinds 1977 hebben gevonden bij andere vis-soorten in de Westerschelde.
De heer Banning, onderzoeker van het
RIVO: 'Deze infektie-ziekte wordt veroor
zaakt doordat er in de Westerschelde
kennelijk een of andere voedingsbodem is
waarin bakteriën goed kunnen gedijen. Je
mag wel stellen, dat lozingen zoals die op de
Westerschelde plaatsvinden, deze bakterie-
groei bevorderen. In vergelijking met
andere wateren in Nederland is de gekon-
stateerde hoeveelheid bakteriën in de
Westerschelde ook hoger. Echter, de
bakteriën, die bij de vis tot zweren en andere
ziektes leiden, zijn niet schadelijk voor de
mens.'
De vraag is, óf ën wat er met de resultaten
van dit onderzoek gaat gebeuren. Het
RIVO-rapport is immers niet het eerste dat
wordt uitgebracht over de Westerschelde-
vervuiling.
Een onderzoekje van Nieuw Zeeland
leverde al snel de onthutsende konklusie op,
dat er nu al jaren door minstens vijf
instituten onderzoek wordt gedaan op de
Westerschelde. Wetenschappers van RIVO,
van RIZA .(Rijks Instituut Zuivering van
Afvalwater), van het Delta-Instituut in
Yerseke, van Rijkswaterstaat en Provincia
le Waterstaat varen er met hun onderzoek-
schepen rond. Al die onderzoekers zijn
bezig met het nemen van monsters en dat
leidt dan weer tot allerlei resultaten, die in
dikke rapporten worden vastgelegd.
Maar wat gebeurt er daarna? Wordt er -
behalve voor onderzoek- ook geld uitge
trokken voor het nemen van maatregelen?
De heer Van der Kooi (RIZA) zegt dat zijn
instituut regelmatig aan Rijkswaterstaat
heeft geadviseerd om iets te doen aan de
sterk vervuilde Westerschelde. Los daarvan
heeft het RIZA ook z'n bezorgdheid
uitgesproken over het storten van het sterk
vervuilde slib, dat door baggermolens uit de
vaargeul wordt gehaald -en naast de
vaargeul- stroom-afwaarts tot aan Terneu-
zen wordt gedumpt. De reden daarvan is,
dat er richting Antwerpen geen plaats meer
is voor deze met cadmium verontreinigde
bagger-specie. Overigens vindt het RIZA
dat de vervuiling van de Westerschelde
enigszins afneemt.
gegevens die zij op basis van hun onderzoek
hebben verkregen. Er zijn lokaties die door
het RIZA bemonsterd worden en waarbij
een sterke verontreiniging wordt geconsta
teerd, zonder dat daarvan iets wordt
opgenomen in hun rapporten.'
Een forse beschuldiging.
De heer De Vos van Rijkswaterstaat in
Middelburg vindt echter, dat er op basis van
RIZA-rapporten wél beleidsmaatregelen
worden genomen. Hij noemt het -volgens
hem- vrij hard terugdringen van milieu
belastende vervuiling bij Nederlandse be
drijven.
Wie het onlangs in Hulst georganiseerde
Westerschelde-symposium bezocht, heeft
daar zeker niet de indruk gekregen dat de
vervuiling zo hard wordt teruggedrongen.
Jan de Vries van het Zeeuws Coördinatie
Orgaan voor Milieu- en Landschapsbe
scherming, stelde toen vast dat in elk geval
het Oostelijk deel gesaneerd zou moeten
Terughoudend
De vraag is, of die laatste vaststelling juist
is. De heer Sinke van het Delta-Instituut in
Yerseke reageert op de dikke RIZA-
rapporten met: 'In onze kringen is bekend
dat het RIZA erg terughoudend is met de
3