adviezen van Esther naar provinciale prullebak Wie waakt er nog over verloedering Zeeuws landschap? Officieel is mevrouw Esther Maris-Koster (vvd) de gedeputeerde, die er voor moet zorgen, dat Zeeland niet al te veel verloedert. Zij immers beheert in deze provincie de portefeuille voor Ruimtelijke Ordening. Iedere snoodaard, die het voorzien heeft op het Zeeuwse landschapsschoon dient Esther dus op zijn weg te vinden. En op de vlucht te worden gejaagd. De praktijk van de laatste jaren blijkt echter helaas een beetje anders. Weliswaar brengt mevrouw Maris-Koster als voorzit ster van de Provinciale Planologische Commissie herhaaldelijk adviezen aan GS uit, die aanslagen op het Zeeuwse landschap afwijzen. Maar veel van die adviezen leggen haar collega's vrolijk naast zich neer. Zodat je je gaat afvragen, wat Esther eigenlijk in dat mannengezelschap te zeggen heeft. Of zou ze het misschien allemaal wel goed vinden, dat haar adviezen worden weggewimpeld? Een minderheidsstandpunt heeft ze in elk geval nooit openlijk ingenomen. Het meest schrijnend komt het ontbreken van een krachtige gedeputeerde voor Ruimtelijke Ordening aan het licht bij het (binnenkort in de Staten te behandelen) Provinciaal Beleidsplan voor Recreatie en Toerisme. In dit -door CD A-gedeputeerde Ventevogel opgestelde- plan wordt in feite de vloer aangeveegd met het nog slechts enkele jaren geleden aanvaardde Streek plan Middèn-Zeeland. Daar waar het streekplan vaststelde, dat Zeeland op het gebied van de recreatieve voorzieningen langzamerhand 'vol' is, komt het PBRT met een hele karrevracht plannen voor nieuwe ontwikkelingen, die er in moeten resulteren dat het aantal toeristische overnachtingen met circa 30% moet groeien. Een streekplan is een plan, waarin de ruimtelijke ordening voor een gebied voor tien jaar wordt vastgesteld. Het is natuurlijk absurd, dat een gedeputeerde, die recreatie in z'n portefeuille heeft, daar vrolijk overheen walst. Toch heeft tot nu toe niemand ook maar een kik gehoord van de gedeputeerde, die verantwoordelijk is voor de ruimtelijke ordening: Esther Maris-Koster. Als Ventevogel z'n plan krijgt aangeno men, lijkt hef hek van de dam. Met hetzelfde gemak kan men dan gebieden, die in het streekplan als natuurgebied zijn aangewezen, via een nieuw sector-plan bestemmen voor de teelt van suikerbieten. Kortom: wat is in Zeeland eigenlijk een streekplan waard? Westduin Het wankele RO-beleid blijft niet beperkt tot die ene zaak. Ze manifesteert zich ook in de kleinere. Nieuw Zeeland heeft een zevental voorbeelden uit de laatste jaren, die stuk voor stuk aantonen, dat adviezen van de Provinciale Planologische Commis sie (voorzitster mevr. Maris-Koster) als vodjes papier in de prullebak van het provinciaal bestuur belanden. Om te beginnen de zaak rond het nieuwe hotel Westduin bij Dishoek op Walcheren. De heer E. Izeboud te Vlissingen kocht het oude café-restaurant Huvers op en maakte plannen voor de bouw op diezelfde plaats van een hotel, dat 2 keer zo groot en dubbel zo hoog zou worden; met ruimten voor congressen en seminars, met eigen zwem bad en tennisbanen, solarium, snack-shop en nog veel meer. Op 15 oktober 1982 bracht de PPC 'n advies uit over het plan: het projekt zou 'n veel te stedelijk allure krijgen, het was erg afwijkend van een nabijgelegen zomer huisjesterrein, dat goed in het duingebied is ingeplant en het nieuwe projekt zou - doordat het veel te groot zou worden- de landschappelijke zóne tussen Dishoek en Vlissingen verstoren. Kortom: het plan in die vorm diende afgewezen te worden. Precies veertien dagen later -op 2 novem ber- besloten GS om de nieuwbouw toe te staan. Maris-Koster nam geen minder heidsstandpunt in. Sterker: terwijl de Kroon nog niet eens 'n uitspraak heeft gedaan over bezwaarschriften van (o.a. het Waterschap en het Coördinatieorgaan voor Natuur- en Landschapsbescherming) stopten GS de heer Izeboud voor de bouw ook nog fl. 200.000,- toe uit het Provinciaal Werkgelegenheidsfonds. Fietsenstalling In dezelfde gemeente Valkenisse (die nu eenmaal kwetsbaar is door het hier gelegen duingebied) speelden zich in diezelfde tijd nog drie affaires af, waarbij de PPC- adviezen dezelfde weg gingen. In de eerste plaats wilde de gemeente bij de duinovergang Kaapduinseweg in Dishoek een fietsenstalling in de duinen maken. De planologische commissie was er mordicus tegen: zo'n fietsenstalling betekent een overbodige aantasting van het duingebied en kan met gemak buiten de duinen in de buurt van de bebouwing van Dishoek aangelegd worden. Gedeputeerde Staten geven niettemin ontheffing voor de bouw van de fietsen stalling. Ze schrijven er bij, dat de gemeente wèl opnieuw een aanvraag moet doen als er voor de fietsenstalling (of het pad erheen) houtopstand gekapt moet worden. De gemeente heeft dan intussen alles al omgehakt en is druk doende de stalling te bouwen. PPD-directeur Adriaansens begint zich dan steeds bozer te maken over het gedrag van Valkenisse. In een brief (van 14 september '82) zegt hij, dat 'een krachtiger uitspraak uwerzijds nodig lijkt om de gemeente van de ingeslagen weg te doen keren.' Hij wijst erop, dat Valkenisse al eerder zonder vergunning puinpaden door de duinen heeft aangelegd en de schade die aan het natuurgebied is aangebracht bagatelliseert. Hij eindigt met: 'Het restant van het natuurgebied wordt zo wel erg klein en het is daarom toch een relatief ernstige aantasting als men voorzieningen die nodig zijn om de toeristenstroom te dienen situeert in en ten koste van het gebied dat de aantrekkelijkheid moet vormen. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 15