hier geen plaats. Probeer het maar bij een pension. 'Wij hebben geen geld meer', sprak Kees verdrietig. 'Kunnen wij echt nergens slapen. Het hoeft niet zo weelderig te zijn. De man en vrouw schudden eendrachtig het hoofd. 'Maar als we nu later geld naar u opsturen, dan kunnen we toch wel onderdak krijgen?' Kees geloofde er niet erg meer in. We hebben geen plaats', sprak de man, riep de hond binnen en sloot de deur voor Kees en Trudi. Omstreeks dezelfde tijd belden de hoogzwangere Annemarie en Ad aan bij een kil huis, waar een bordje BRANDWEER hoop gaf. Een ongeveer 35-jarige man met een peuk in zijn mond, - in die dagen aangeduid als: type André Hazes, maar dan onvriendelijk- hield de deur op een kier. Het licht kwam nauwelijks naar buiten. 'Wij hebben dertien uur langs de wegen gestaan en het heeft ons niet verder gebracht dan tot hier. Heeft u een slaapplaats?' was Ad's vraag. 'Ikke niet', mompelde de man. 'Ga maar naar het politiebureau, tweede straat rechts, honderd meter lopen. Met angst in het hart gingen ze op weg naar het volgende huis, waar een kerstboom uitnodigend en warm stond te branden. Maar voor Annemarie en Ad was geen plaats. 'We vinden wel ergens onderdak, Annemarie'gaf Ad zijn vrouw hoop.Voor jou en je kind.Annemarie, die bloosde van weelde, van ootmoed en lieflijke vreugd zei tot haar Ad: 'Ik ben er zo moe, laat ons een weinig rusten. Laat ons een weinig verder gaan, aan een huizeken zullen wij rusten. Vanachter een verlicht raam klonken vrolijke stemmen. Kees en Trudi probeerden voor de derde maal onderdak te vinden, maar er heerste een Babylonische spraakverwarring. 'Ich ver- stehe es nicht', zei een jonge vrouw in spijkerbroek. 'Wir stehen schon der ganze tag zu trampen 'Tut mir Leid', zei ze lief. 'Ich hab' kein Platz. Das ganze Haus ist voll Gaste. Tut mir Leid. Es tut mir Leid.Het hoofd van de Duitse vrouw werd steeds roder en dat van Trudi steeds bleker van de kou (de rijm lag op de daken!). 'Wir wollen gern auf dem Boden schlafen.'Es tut mir Leid. Alle Bette sind besetzt. Leider. Tom en Hennie waren bang om zo laat op de avond nog bij de mensen om onderdak te vragen. 'Zullen we maar op het plantsoentje bij het godshuis gaan slapen?' vroeg Tom laf aan Hennie. 'Jij bent geen echte vent', sprak Hennie tot haar man en inderdaad was Tom geen timmerman. 'Laat ons naar dat gezellige bruine huizeken gaan', zette ze Tom tot daadkracht aan. Een lief belletje en vier seconden later was 4 het licht uit. Tom en Hennie besloten schuin naar de overkant te gaan, waar geel licht een ruim open huis verried. Met de hoofden diep in de kraag kregen Kees en Trudi weer een afwijzing. Een vrouw van rond de zestig in een grijze plooi-rok en met een knotje had ze lang laten wachten en toen alle sloten van de deur waren zei ze door een kier: 'We hebben maar één slaapkamer. 'Maar we hoeven niet in een slaapkamer. We hebben het heel koud.Na een lange stilte zei het vrouwtje aarzelend: 'Nee, het kan hier echt niet. Huiverend zagen Ad en Annemarie een grote man een gele drank drinken op een luie stoel. 'Ik heb er zo'n dorst', sprak Annemarie tot haar man en zei: 'Laten wij hier een beddeke vragen. 'Nee', was weer het antwoord.Maar heeft u niet een luchtbeddeke, misschien?' Nou nee, mijn ouders liggen boven te slapen, daar gaat 't niet over. Verder gingen Ad en Annemarie, tot een huisje met een voortuin en een bloemetjes gordijn en een lieve Ting-Ting. Ze hoorden een vrouwenstem roepen: Er is iemand aan de deur. Ga is kijken. Met zijn armen zorgzaam om Annemarie heen wachtten ze tot de deur werd opengedaan. De seconden duurden lang voor hen. Dan verscheen een man in blauwe snelle pyama met rood randje en blote voeten. Geschrokken sprak Ad: 'Hebben wij u uit bed gebeld?' 'Ja. Ik lag net te slapen.' Ad en Annemarie deden wederom hun treurige verhaal. Slaap plaats? De man keek alsof hij in huilen wilde uitbarsten, zo erg vond hij het. Hij vond geen woorden om iets te zeggen en Annemarie begon ongedurig te schuifelen. 'Zij is zwanger, het is koud en dertien uren', hielp Ad. Weer een stilte. 'Tja. GoDa's moeilijkAd en Annemarie begon nen zich schuldig te voelen het de man zo moeilijk te maken. 'Tja. Hier is ook geen hotel.Ik wil jullie wel naar Middelburg brengen.'Dan zijn we net zover als we waren en we hebben geen geld. 'Tja.' De man smolt bijna, zo leefde hij mee. Het deed de man in de blauwe pyjama pijn om te zeggen dat hij echt geen plaats had. Het was omstreeks die tijd dat een politie-auto stopte bij Ad en Annemarie. 'Jullie zullen zover niet meer komen, denk ik', sprak een van de twee agenten. 'Er rijdt vast geen bus meer nu.' 'Wij zoeken onderdak voor de nacht', zei Ad. 'Maar eigenlijk zijn we met een test bezig.'Zoeken jullie dan iemand?' 'Nou nee, maar we redden het wel, hoor.' 'Maar wat doen jullie hier dan?' 'Och' 'Wij zijn van Nieuw Zeeland', zei Annemarie. 'Uit Nieuw Zeeland?' 'Wij zijn het kerstverhaal aan het spelen. Kijk maar.Annemarie deed haar jas open en trok haar trui omhoog. 'Ik ben zwanger van de kussens.'Laat de rest maar zitten. Hebben jullie een legitimatie bij je?' 'U zult ons op ons woordt moeten geloven', zei Ad. 'Ik zou er maar mee stoppen, want het is niet leuk en je maakt de mensen aan het schrikken. Na hun belletje hoorden Tom en Hen honden blaffen. Hennie rende de voortuin uit en het gebeurde dat Tom haar terugschreeuwde. Een vlotte veertiger deed open en luisterde en keek in de stille straat. 'Jullie zullen niet ver komen.' Heel even dacht hij na en zei toen resoluut: 'Kom even binnen' en twijfelend: 'We hebben niet voldoende slaapkamers, maar ik zal probe ren er iets op te vinden. Binnen een grote kerstboom, knappe vrouw, twee honden, gezellig. 'We hebben visite. Deze mensen zoeken een slaapplaats hier.De vrouw hield haar hand voor haar mond en liep toen naar de t.v. om die uit te zetten. Tom en Hennie kregen een glas rode wijn. 'We komen niet echt hier slapen', begon Tom. 'We doen een Naastenliefdetest voor Nieuw Zeeland. Boos?' 'Ik dacht eerst dat jullie van een kerkgenootschap waren en dan had ik jullie buiten de deur gezet', zei hij. 'Ik wilde de spullen al gaan pakken en als ik die al had neergezet, dan had ik me belazerd gevoeld', zei zij. Hennie, die tot dan slechts met ogen en uitdrukking aan het gesprek had meege daan, vroeg toen: 'Maar ként u Nieuw Zeeland?' De man die John Hootsmans bleek te heten zei: 'Jazeker. Ik ben erop geabonneerd. Het was in die dagen dat de redaktie van Nieuw Zeeland ontdekte dat ze op de goede weg was. Ad de Jong Vr

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 4