ergonomie bij minder dan één procent van het verantwoordelijke personeel van de kernenergie-centrales bekend was. Zo constateert Hopkins (1981), dat in de jaren zestig en zeventig tijdens het ontwerp, de bouw en in werking stellen van veel kerncentrales de verschillende secto ren van de nucleaire gemeenschap de mogelijke invloed van menselijke factoren vrijwel geheel negeerden. Eerdere voorvallen in vergelijkbare centra les als die bij Harrisburg waren een voorbode van het ongeval. Daarop volg den waarschuwingen dat nauwkeuriger instructies aan de operateurs moesten worden gegeven werden in de wind geslagen. Al negen maal voor het ongeval op TMI waren elders vergelijkbare defecten geconstateerd, maar de fabrikant van de centrale ondernam geen acties om zijn klanten daarvan op de hoogte te stellen (Report of the President's Commission). Onderhoud Het aantal studies aan dit onderwerp gewijd is inmiddels exponentieel gegroeid. Zo publiceerde één van de in de aanvang genoemde onderzoekers in 1981 een tweede rapport over de vijf geëvalueerde kernenergiecentrales, waarin werd duide lijk gemaakt dat het met de onderhouds- voorzieningen al niet veel beter was gesteld dan met de meet- en regelkamers. Het ernstigste en tevens meest voorkomen de probleem was de ontoegankelijkheid en onbereikbaarheid van de apparatuur. Zo merkte één van de opzichters op dat, na het vertrek van de constructeurs, nog jaren nodig waren om de fabriek onderhouds- technisch leefbaar te maken door het aanbrengen van 'permanente trappen, ladders, stellingen en onderhoudsplat- formen. De beschikbare werkruimten verschaften vaak onvoldoende bewegings vrijheid voor de noodzakelijke onder- houdsverrichtingen, vooral wanneer het personeel ook nog beschermende kleding, zuurstofflessen en maskers moest dragen. Dat in die gevallen bovendien allerlei wezenlijke functies, zoals handvaardigheid en een normaal gezichtsveld, aanzienlijk worden beperkt was al helemaal buiten beschouwing gelaten. Op veel plaatsen was de slechte verlichting een direct gevolg van de onbereikbaarheid van armaturen, waar door uitgevallen lampen vaak eenvoudig niet meer werden vervangen. Evenals met betrekking tot lichaamsmaten was er vrijwel geen rekening gehouden met toelaatbaare grenzen aan het uitoefenen van lichaamskrachten. Als gevolg van de ontoegankelijkheid van ruimten voor vorkliften, was het tillen en verschuiven van lasten tot een gewicht van 275 kilo geen uitzondering. Onderhoudsprocedures waren vaak ofwel een rechtstreekse belediging voor de intelligentie van de monteurs, ofwel een regelrechte aanleiding voor ongevallen. Van de technische handleidingen moest 54% als ondeugdelijk worden gekwalifi ceerd. Tot slot van deze, zeker niet uitputtende opsomming, moet worden genoemd dat rond 80% van het onderhoudspersoneel moeilijkheden had met de communicatie, o.a. als gevolg van onvoldoende capaciteit van de systemen, lawaaioverlast en het dragen van beschermende gezichtsmas kers. De gehele problematiek van de onder- houdsvoorzieningen kan worden samenge vat in de steeds terugkerende uitspraak van het personeel: 'Ik veronderstel dat ze niet aan ons hebben gedacht toen ze de fabriek bouwden.' Volgens schattingen van onder- houdsopzichters en -voorlieden zou alleen al door voldoende toegankelijkheid en bereikbaarheid van de apparatuur zeker 30% van de aan onderhoudswerkzaamhe den bestede totaaltijd bespaard kunnen worden. 'Guus' Uit de gegeven voorbeelden van meet- en regelkamers en van de onderhoudsvoor- zieningen in de nucleaire procesindustrie is een schrijnend beeld naar voren gekomen van het ontbreken van ergonomische kennis en inzichten bij ontwerp en vormgeving van werkruimten. Ook al zal deze situatie niet altijd de belangrijkste oorzaak van verkeerde handelingen en van ongevallen geweest zijn, het staat vast dat in veel gevallen de situatie daardoor wel verergerde. Gewezen werd reeds op het vrijwel totaal ontbreken van ergonomische deskundigheid in de Amerikaanse Nucle aire Commissie en kernenergiecentrales, hetgeen als bewijs mag gelden dat in dit geval van een concrete behoefte aan deze deskundigheid bij de verantwoordelijke instanties geen sprake was. Ik herinner U aan het onderzoek van Seminara et al. (1976), waarin van bedrijfszijde soms zelfs sterk afwijzend werd gereageerd op deze deskundige inbreng: het zou er allemaal minder uitdagend door worden! Bij een recent bezoek aan een meet- en regelkamer van een chemische fabriek kon een min of meer gelijksoortig geluid worden gehoord: 'We schaffen een systeem aan en bevalt het ons niet dan gaat het in één keer het raam uit en nemen we een ander systeem.zo luidde een opmerking. Ik zal U niet nogmaals vermoeien met een waslijst van ergonomische onmogelijkhe den die ook daar kon worden opgemaakt. Op één voorbeeld na: de aanwezigheid van 'Guus'. Guus was het bankje in gebruik bij de operateur met dezelfde naam die, klein van stuk als hij was, zich daarmee op voldoende hoogte kon plaatsen om de nodige meters af te lezen of bij te stellen. Met verbazing kijken we naar de onmoge lijke werkhoudingen van de op trapeze werkers gelijkende timmerlieden op de prenten van de 18e eeuwse Japanse tekenaar Hokusai. We zouden geen moeite hebben om de negatieve gevolgen daarvan op te sommen. Maar met evenveel gemak accepteren we haast soortgelijke werk houdingen in 20e eeuwse meet- en regelkamers en fabrieksruimten van kern energiecentrales! We vergeten dat een ongeluk als gevolg van zulke situaties de inleiding tot een omvangrijke ramp kan zijn, terwijl in het eerste geval de schade tot het enkele individu beperkt zou blijven. Blijkbaar hebben we, aldus Wagenaar, de neiging om gevaarlijke situaties te onder kennen die al eens opgetreden zijn en trekken we ons minder aan van mogelijke ongevallen of rampen die erger zouden kunnen zijn of op geheel andere wijze zouden kunnen ontstaan. De in de praktijk levende behoefte zal dan ook eerder worden ingegeven door wat gebeurd is in plaats van wat zou kunnen gebeuren. De ergonoom heeft het hierbij niet gemakkelijk. Heeft hij voor het eerste nog niet altijd de juiste oplossing bij de hand, voor het tweede loopt hij vaak achter Zo is het vrijwel ondoenlijk in de pas te blijven met ergonomische adviezen bij de zeer snelle ontwikkelingen in het presen teren van informatie op beeldschermen. Ook hier blijkt dat de technische ontwer pers meer oog hebben voor wat er allemaal aan informatie en kleuren op een monitor geplaatst kan worden dan af te gaan op de grenzen van het menselijk kunnen bij opname en verwerking van die informatie. Het gevaar van het niet of niet tijdig onderkennen van de latent aanwezige behoefte aan een ergonomische inbreng is dus zeer reëel. Tijdens het zich ontwikkelend ongeval in de kerncentrale bij Harrisburg waren de operateurs in de meet- en regelkamer niet in staat te onderkennen of de automatische klep van de drukhouder weer gesloten was, nadat die geopend was als gevolg van een te hoge druk in het reactorvat. De toestand van deze klep werd op het paneel aangegeven met een enkel rood licht, dit licht brandde wanneer een electrisch signaal was gegeven om deze klep te openen en ging uit wanneer de klep gesloten werd. Dit ontwerp is in tegen spraak met een gedocumenteerd ergono misch principe dat luidt: 'de afwezigheid of het doven van een signaal of visuele aanduiding mag niet worden gebruikt voor het gewenste eindresultaat.' De operateurs waren erop getraind ervan uit te gaan dat de afwezigheid van een status-indicatie van de klep betekende dat deze gesloten was, zonder erop attent te zijn dat het signaal dat de geopende toestand aangaf wel eens uitgevallen zou kunnen zijn. De bedrijfskundige zij met dit voorbeeld gewaarschuwd: ook de afwezig heid van concreet levende behoeften in de praktijk mag niet doen veronderstellen dat die er ook niet in latente vorm zouden zijn. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 11