uien men zich tot het hekomen van
information te me/den heeft.' Erg toeschie
telijk was men niet tegenover deftige heren
als Abrahams. Veel achting hadden deze
van hun kant ook niet voorde mannen van
De Toekomst. Het lijkt wel of men in twee
werelden leefde.
De drukkerij
De drukkerij werd anarchistisch gerund.
W. Adamse, die er in 1912 kwam werken,
vertelt: 'Als er iemand binnenkw am die zei:
'Mag ik de baas eens even spreken?', dan
zeiden we steeds: 'Nee, wij hebben geen
baas.We lieten gelijk merken dat het een
associatie was.Geen Goden geen meester',
de klassieke leus van de anarchisten, werd
op de drukkerij ten volle toegepast. In 1912
weigerden de gezellen b.v. een artikel van
I.I. Samson af te drukken, omdat ze hem
een verrader vonden. De Lange kon er
niets tegen doen dan protesteren - in zijn
eigen blad. Er gebeurde wel meer dat zijn
goedkeuring niet kon wegdragen, vooral
als de krant vrijdags nog niet vol was. Soms
lukte het nog De Lange te pakken te
krijgen, want hij was verplicht voor de
kleine vergoeding die hij sinds een paar
jaar kreeg het blad vol te schrijven.
Adamse werd dan gestuurd: 'Ik kom
zeggen dat ze nog twee kolommen tekort
komen.' 'Potverdomme', en dan pakte hij
een schaar en kranten van het NAS of
'Recht door Zee' en dat kwam er dan in.
Vaak deden ze dat werkje zelf, ook al gold
het volgens De Lange later een 'verdomd
slecht geredigeerd epistel'.
De Toekomst kon allerlei moderniseringen
in de drukkerij betalen. Men werkte al met
twee snelpersen. In 1910 kwam er een
nieuwe trappers voor het fijne drukwerk,
een snijmachine en later nog een perforeer-
machine. Toch ging het er volgens Adamse
in de drukkerij zeer primitief aan toe: de
krant moest met de hand in de (Franse)
snelpers gelegd worden, die door Izak van
Sluijs met de hand gedraaid werd. 's
Avonds de schaarse verlichting van
petrolielampen. Maar De Lange wees
liever op de grote vooruitgang sinds hij het
'ellendige drukkerijtje' met de voorhisto
rische handpers van Van der Veer had
overgenomen.
Op de drukkerij werkten na 1912 vijf man.
Er bestond een zekere werkverdeling.
Picter van Sluijs drukte en deed de
administratie, Izak verzorgde de adres
bandjes ('de expeditie') en kolporteerde in
Middelburg, de anderen zetten de krant.
Zakelijk waren Piet en Izak van Sluijs niet.
'De administratie van de krant, bureau- en
abonnementsgelden, losse verkoop, dat
draaide allemaal door elkaar. Een boekhou
ding, waarbij alles gescheiden werd. bestond
niet.
Zo sprong de drukkerij bij in de tekorten
van De Toekomst, want ook de admini
stratie van de agenten in het land was vaak
beroerd met als gevolg wanbetaling.
Drukkerij en blad samen konden dat
dragen, want hoewel De Toekomst een
anarchistische drukkerij was, had ze ook
handclswerk waar op verdiend werd. Een
enkele werkgever liet er drukken en er
waren opdrachten uit de arbeidersbewe
ging, b.v. het blad van de (vrij-socialisti-
schc) Federatie van Metaalbewerkers. Hun
voorman. Bram Hooze, een gewezen
Vlissingcr, was de drukkerij niet vergeten.
Ook gaf men in eigen beheer brochures uit,
verzamelde gedichten van Teun Boot
bijvoorbeeld ('Een bouquetje roode ro
zen'), of 'Koning Gorilla' die S.E.W.
Roorda van Eysenga indertijd tegen
koning Willem III had geschreven.
De inhoud
Het was de inhoud die vooral het sukses
van De Toekomst bepaalde. Naast soms
insight-information van iemand op de
provinciale griffie, nam De Lange toe
nemend met name schandaalberichten op.
Het verhaal gaat dat dienstbodes van
vooraanstaande families zaterdags wel in
de rij stonden voor een Toekomst omdat
mevrouw bang was dat ze in de krant zou
staan. Spekulatie op schandaalzucht werd
zo verbonden met de wens onrecht aan de
kaak stellen.
Vóór 1910 had het blad als tegenwicht
voldoende andere artikelen. Van Emmenes
was na zijn dood in 1906 voor de politieke
overzichten opgevolgd door Sam Coltof,
een oude getrouwe van Domela Nieuwen-
huis. Na hem kwam B.P. van der Voo, ook
al een oudgediende uit de anarchistische
beweging. Maar diens stukjes vielen niet in
de smaak -'we horen daarover telkens
klagen'- en in december 1909 moest hij er al
mee ophouden. Er kwam geen opvolger.
Zo kreeg De Lange steeds meer te doen.
Vanaf 1910 was De Toekomst dan ook zijn
blad. Hij vulde het soms in zijn eentje.
Ondanks meer vrije tijd na zijn ontslag bij
'De Broederband' was dat een hele klus.
Soms 'knipte' hij daarom hoofdartikelen
uit andere bladen, of nam ze over uit een
bundel van Domela Nieuwenhuis. Een
paar maal moest hij totaal overwerkt zelfs
rust nemen. Hij werd dan vervangen door
voormannen in de vrij-socialistische bewe
ging. Er verschenen nog wel goede
artikelen van De Lange, zoals op 10 en 17
juni 1911 over de toenemende oorlogsdrei
ging, maar hij liet zijn persoonlijke
beslommeringen steeds vaker aan bod
komen. Het eeuwig ageren tegen de
kommissaris van politie in Middelburg,
Ten Harmsen van der Beek, alias 'de kleine
Kohn' (naar een kermisliedje), had nog een
zekere politieke inhoud: de klassejustitie
en vooral die waar De Lange het
slachtoffer van was. Maar de ruime
aandacht die zijn optreden in de veiling
vereniging Walcheren kreeg? En maakte
hij de eigenaar van het trotse hotel 'Du
Commerce' in Middelburg niet zwart om
eigen belang?
Natuurlijk kwamen de justitie en de krant
elkaar regelmatig tegen. In 1910 b.v. ging
het erom wie de schrijver was van een
artikel tegen de marechaussee in Aarden
burg en Oostburg. Die was niet bekend.
Toen wilde de rechter-kommissaris weten
wie de zetter was. 'Ik niet', zei Piet van
Sluijs, 'waarschijnlijk een van dc anderen.'
'Ik niet', zeiden de anderen, 'waarschijnlijk
een van de anderen', want ze hadden dat
antwoord ingestudeerd. Maar indirekt
beschuldigden ze elkaar en daarom werden
alle drie tot een forse boete veroordeeld.
De kolportage
Karakteristiek was de kolportage. J.C. van
Schagen schreef over oude straatgeluiden
in Middelburg: De meest indrukwekkende,
de meest diep gegrifte hiervan is welde roep,
die op winteravonden tot je komen kon als je
veilig en wel in je bed lag. Dan kwam daar uit
de donkere nacht daarbuiten een lugubere
roep, een sombere, dreigende vermaning, die
je eerst even beklemde en je vervolgens dan
wel extra met je warme bed verzoende. Het
moest een bleke, hongerige man zijn, dat kon
je horen, een man met holle wangen en een
zwarte baard. Langzaam en gerekt begon
het uit de duisternis: 'Koopt en leest....', het
was van een onheilspellende nadruk, en dan
opeens sloeg er een vlam uit: '....het
SOCIALIStisch blad', een felle, witte vlam
was dat, maar dan zonk het weer terug in
datzelfde troosteloos donkere: de
Toekomst!'
'Prijs twee sent', dat kwam ernogachteran.
Het verhaal gaat dat veel kinderen hard het
huis in renden, omdat ze de kolporteur van
De Toekomst verwarden met de leurders
met dode konijnen. In ieder geval:
kolporteren was serieus werk.
Kolporteren was geen lolletje. Kees de
Voogd had elke week de straatjeugd achter
zich aan: 'Koopt en leest de Toekomst!'
een klap in je smoel die toekomt' echode
het. In de kolportage werd gestreden tegen
het kapitalisme zelf. Je moest de mensen
opwekken tegen de onrechtvaardige toe
standen. En met een vurigheid die veel
mensen vreemd in de oren zal hebben
geklonken. Een Middelburger riep stee
vast: 'De aarde vraagt voor haar wasdom
geen mensenbloed en verminkte lichamen,
maar' enz. Daarvoor had je een pak
rammel over. Min of meer voldaan ging je
dan naar huis: er was flink strijd geleverd
tegen de reaktionaire toestanden en de
revolutie was een dag dichterbij gekomen.
De brutaalste kolporteur was na 1910 Dirk
Wehrens. Dankzij hem kwam de achterpa
gina vol te staan met advertenties. De
andere gezellen waren het met zijn
methoden niet helemaal eens: 'Nou kan je
bij die vent toch niet gaan vragen? Hij heeft
toen en toen -en dat hebben we gepubli
ceerd.' Dan had die winkelier een dienst
meisje onrechtvaardig ontslagen en dat
hadden we dan gepubliceerd. Maar dan zei
hij: Daar geef ik niks om: je zal wel zien.Hij
was een beetje, eej?: 'revolutionair'.
Maar met zijn manier van werken, was
Wehrens er mede de oorzaak van dat de
kolportage werd verboden. In Vlissingen
en Souburg gebeurde dat in de zomer van
1911. In Vlissingen had men als aanleiding
genomen de klacht van een winkelier, dat
Wehrens op onthullingen over hem in De
Toekomst had gewezen. In april 1913 ging
ook de raad van Middelburg akkoord,
volgens De Lange op verzoek van de
getergde 'kleine Kohn'. In Terneuzen was
zo'n verbod overigens al lang van kracht.
Wehrens trok zich weinig van de verorde
ningen aan. Hij liep nu met een sandwich-
bord. Dat leverde hem op één zaterdag 9
processen-verbaal op. In de processen die
volgden verklaarde de rechter de verboden
niet ongrondwettelijk. Zouden die onde-
mokratische angstverordeningen ooit zijn
ingetrokken?
Bert Altena