MEER 'Ik kom mijn abonnement betalen' haast de dag dat hij aan de agitatie begonnen was.Waarlijk het zijn vreese-lijk harde lessen die worden gegeven. Terwijl de sociaaldemokraten als zenuw achtige mieren rond hun partijhoop renden waar zo ruw een voet in was gezet, gingen vrije socialisten aktievoeren. In Vlissingen richtten ze een antioorlogs- kommittee op, dat onder meer de vraag besprak of men tegen de oorlog moest gaan staken. In Middelburg verspreidde de brutale Dick Wehrens in september antimi litaristische pamfletten. Zeeland verkeerde inmiddels in staat van beleg, wat betekende dat de vrijheid van meningsuiting inge perkt was. Vergaderingen konden pas doorgaan na toestemming van de militaire kommandant. Wehrens had daarom zelfs zijn vrouw van zijn plannen niets gezegd. Een heel pakket pamfletten gooide hij naar binnen bij de militaire kommandant, met als gevolg dat hij gearresteerd en tot gevangenisstraf veroordeeld werd. Hoogst onvoorzichtig, oordeelde De Lange, de hele vrij-socialistische beweging in zeeland werd erdoor in gevaar gebracht. Hij schrok er kennelijk zo van dat De Toekomst voortaan vrij tam werd. Nu was daar wat voor te zeggen. 'De heeren met hun gouden sterren en kragen', zoals lindeijer schreef, hielden al gauw een blad tegen als iets erin hun niet beviel. De Baanbreker ondervond dat in Vlissingen en Sint Maartensdijk. Het blad De Volkswil van de radikale notaris van Dalsum in Hulst werd zelfs een tijd verboden en de Middelburgsche Courant werd voor de rechter gedaagd wegens kritiek op de militaire kommandant van Sas van Gent. De Baanbreker ging niet op de fles. In februari 1915 kon het blad zonder schuld aan het opnieuw opgerichte gewest Zee land van de SDAP worden overgedragen en in oktober bleek dat het aantal lezers niet belangrijk was afgenomen. Wel waren de inkomsten uit advertenties sterk terug gelopen. Er was een schuld van f.50,-. Ook De Toekomst bleef het tamelijk goed gaan. De Lange publiseerde geen oproepen om tot de laatste penning aan de organisatie te geven. Integendeel: wie gemobiliseerd was, kreeg het blad voort aan gratis. Achteraf wel een beetje dom, vindt W. Adamse.We hadden beter kunnen doen: afwachten wie niet kan betalen. Maar nu? Ik weet nog dat een abonnee op de drukkerij kwam em zei: 'Ik kom m'n abbon- nement betalen.Hij was militair. Dan moet je niet betalen, was het antwoord. Maar als hij nou zelf kwam betalen? Nietwaar?' De Toekomst heeft deze vrijstelling de hele oorlog door kunnen aanbieden. Bert Altena P.S. Het onderschrift bij de foto in de vorige aflevering is weggevallen. De drukkerij van De Toekomst, zoals die er in 1918 uitzag. Van links naar rechts: P. van Sluijs, I. van Sluijs, W. Adamse, L.J. Schepers. 16 De manier waarop vooral het arme deel van de bevolking van dit land wordt uitgemolken, doet me denken aan een verhaal van de meest originele humorist uit de Franse literatuur, Alphonse Allais. Geboren op 20 oktober 1854 in Normandië en gestorven in 1905 en tijdens zijn leven een verwoed practical joker. Komponist van extra -vagante muziekstukken, waaronder zijn marche funèbre zonder muziek (grote smart is immers stom) en uitvinder van de meest krankzinnige voorwerpen, zoals een matglazen aquarium voor verlegen vissen. Schrijver van een grote hoeveelheid verhalen die getuigen van een explosieve fantasie met als voornaamste motief: zwarte humor. Hij stak de draak met alles en iedereen en schreef zijn verhalen met een logische absurditeit die welhaast surrealistisch aandeed. De geschiedenis waar het om gaat speelt zich af in het Verre Oosten, waar de Radjah zojuist zijn gevolg en zijn olifanten heeft weggestuurd. Ze zouden op jaguarjacht gaan. Maar de Radjah heeft er geen zin meer in. Stinkend lui.als ze zijn, is het gevolg dolblij. Wat nu. ledereen wacht op de volgende gril van de Radjah. Laat dan de haremdanseressen maar komen. Daar zijn de haremdanseressen al. God, wat mooi. Kijk hoe ze zich uitsloven. Hoe vernederend. Het lijken wel bijstandsmoeders die bij de sociale dienst om een voorschot smeken. Het haalt allemaal niets uit. Ga weg, danseressen, ga weg. Maar kijk, kijk. Tussen de danseressen loopt een klein nieuwtje dat de sultan nog niet kende. 'Blijf hier, kleine danseres en dans.' En daar danst ze dan. O, o, wat mooi. De betovering van haar passen, haar houding en de ernst van haar gezichtje. De arabesken die haar kleine voetjes op het onyx van de tegels schrijven. En dan begint ze zich op het ritme van de muziek langzaam te ontkleden. Een voor een vliegen de kledingstukken, die ze langzaam losmaakt, in het rond. Telkens als er iets van haar kleding valt, zegt de ongeduldige Radjah schor: 'meer'. En weer valt er een kledingstuk van de kleine haremdanseres en nog ongeduldiger en schorder zegt de Radjah: 'meer'. Nu is ze helemaal naakt. Haar jonge lichaam is betoverend. De Radjah is recht overeind gekomen en heeft als een gek gebruld: 'meer'. Het arme danseresje betast zich om te zien of ze nog een klein stukje stof vergeten heeft. Maar nee, ze is wel degelijk naakt. De Radjah werpt een donkere, onheilspellende blik op zijn dienaar en brult opnieuw: 'meer'. Ze begrijpen het. De lange messen komen uit de schede. De dienaren ontdoen het mooie danseresje behandig van haar huid en weldra staat ze voor de Radjah als een scharlakenrode, anatomische pop, rillend en dampend. En de radjah? Die knikte goedkeurend. Raats

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 16