'...als ik kon, ging ik zo terug...' te verstevigen en om spantouw te maken. Met zo'n touw werden de koeiepoten vastgebonden tijdens het melken. In de tuinen werden kippen geslacht en hingen aan de waslijn konijnevellen te drogen. De voddenboer kwam door de straat met z'n hondekar. Over iemand, die een door een paard getrokken wagen had, herinnert men zich nog het volgende: 'Die moest z'n paard in de tuin stallen, maar had geen achterom. Het dier moest iedere dag twee keer door de gang. De vrouw des huizes was proper en liep er dan met een blik achteraan om de drollen op te vangen. Zo hield ze haar gang schoon.' Er waren ook ambachtslieden, in dienst bij een baas of zelfstandig, zoals schilders en schoenmakers. Er was een hoedenmaker, die boeren- en herenhoedjes maakte. Machielse in de St. Jacobsstraat zag z'n klandizie verdwijnen toen men minder hoeden, petten en mutsen ging dragen. Hij is er tot het laatst mee doorgegaan. Zonder werk Wie als schilder of op het land z'n brood verdiende, was vaak onzeker van z'n inkomsten. Als er vorst was, of als het regende, was er veelal geen werk. De crisisjaren waren extra moeilijk. Menigeen werd gewoon op straat gezet. De werk lozen werden aan de slag gezet in het kader van de werkverschaffing. Eerst zes weken WW en daarna naar de Heidemij. Als het aan de arbeiders lag, werkten katholiek en protestant best met elkaar. Een gemengd huwelijk bracht de be trokkenen echter moeilijkheden. Een bittere herinnering: 'Ik kreeg ineens geen uitkering meer van de katholieke volksbond of het kerkbestuur. Zulke liefde werd niet toegestaan. Je werd uit de bond gegooid en stond alleen. Dan wordt de zin om naar de kerk te gaan ook veel minder.' Over het algemeen, zo vertelt een bewoner van de Rozemarijnstraat, waren de volks buurten katholieker dan de kade. De jacht De Wilhelminapolder, een gigantisch landbouwbedrijf, was een grote werkgever. Een van de vroegere landarbeiders: 'De hoeves verwisselden van bedrijfsleider, omdat die dan te eigen zouden worden met het personeel. Als de maatschappij zus of zoveel jaar bestond, kreeg je van iedere hoeve een kaartje, 'mè un zoete koeke, da' was ur niet bie.' De grote heren, die altijd aan ons loontje zitten te frutselen, gingen ook op jacht. De jongens gingen dan mee om hazen op te drijven. De heren schoten en lieten hun laarzen poetsen. Er werd een borrel gedronken en een sigaar gerookt, maar niet door die gewone jongens. Het voordeel, als je er werkte, was wel, dat je voor jezelf aardappelen mocht rapen. Ik heb er tig jaar gewerkt, maar als het regende en als het winter was, moest je die tijd zelf maar door zien te komen.' Bijnamen Men gaf elkaar volop bijnamen. 'Sommigen kenden we alleen van bijnaam. Geen scheldnamen, het was allemaal vriendelijk bedoeld.' Vaak was een bijnaam een verbastering van de eigenlijke naam,'zoals bij Janne Rottetiette of Miss Bean, die in Engeland was geweest en altijd een lange jurk droeg, een paraplu en hoed. Er was ook beginrijm in vele namen, zoals bij Bathse boer, Kees Knoet en Pietje Poes. 'Als kind lette je overal op. De een trok z'n benen hoog op als een paard. En dan Vliegmachien, die een stijve nek had. Dan riep je 'Vliegmachien!!!!!', maar hij kon niet omhoog kijken.' De Brave, Sikke Drol, Pietje Nunne, Mietje Pas, de Trogscheiter; allemaal namen, die bijna iedereen kende. Juffrouw Roose, ging met een kar langs de deuren om olie te verkopen. Ook kwam ze in de Smalleganges buurt. Ze bracht eerst rond met shetlandpony's voor de wagen, maar die kostten brood, dus werd het later met de bakfiets. Ze kan zich de laatste bewoner van de Molendijk nog goed herinneren: 'Hij zette de oliekan in het raam, elke woensdagochtend. Hij was dan van huis. Dan tilde ik het raam op en vulde de kan.' 'Kende u ook veel bijnamen?' 'Oh, zoveel. Maar zelf,heb ik er nooit een gehad. Iedereen zei juffrouw Roose tegen mij.' Een ander herinnert zich nog Heintje de Liegenaar.'Die woonde dan niet bij ons, maar iedereen kende hem wel. Zo vertelde hij, dat hij een fiets had, waarvan de ketting brak. Hij trapte echter zo hard, dat hij toch doorfietste.' De Goese Baron van Münch- hausen dus, die zulke sterke verhalen vertelde, dat hij ze zelf eigenlijk niet kon geloven. Maar daar ging het niet om, het verhaal was goed.' De huizen In de Goese raadsverslagen van kort na de oorlog komen we al meteen onbewoon baarverklaringen tegen van huisjes in de Adolf van Westerwijkbuurt, de Smalle- gangesbuurt en al die andere kleine straatjes. Het waren steeds hamerstukken. Achteraf lijkt het, alsof men meer geneigd was te luisteren naar bijvoorbeeld de wensen van de middenstanders, die het plan hadden de kade te dempen om meer parkeerruimte te scheppen. De bewoners van de volles- buurten ondergingen hun lot zonder veel protest. Je kon er toch weinig tegen doen. Een rapport in het Goese gemeente archief, waarschijnlijk van de toenmalige direkteur van dienst gemeentewerken (1951?), gooit heel oud-noord op een hoop: 'Het betreft hier voor een deel kleine, donkere, aan smalle straatjes gelegen huizen, en voor een ander deel vaak versleten huisjes, die tegen dijken (resten van oude stadswallen) zijn aangebouwd. Deze laatste hebben o.a. het bezwaar van de donkere keuken-woonkamer, die in de dijk is gebouwd. Wanneer deze huisjes in de toekomst gesloopt en vervangen moeten worden, zal men ten einde niet weer te vervallen in het euvel van te dicht opeengebouwde wonin gen of van tegen de dijken aangebouwde huizen, de vervangingswoningen niet op dezelfde plaatsen kunnen herbouwen. De perceelsdiepte is in het algemeen te gering om een wat ruimere bebouwing ter plaatse mogelijk te maken.' De gemeente zag geen heil in onderhoud en verbetering. Het gevolg was dat er steeds meer gaten in de buurten vielen. Onbe woonbaar-verklaringen, afbraak. Op het laatst leek het of de wijken gebombar deerd waren. Blijven was op den duur volstrekt onmogelijk. Na zoveel jaren is het voor velen nog onvoorstelbaar, dat ze er weg moesten, dat het voorbij is. Een vroegere buurtbewoon ster: 'Ik heb er eigenlijk geen foto's van. De meeste foto's neem je van je kinderen. Wie had ooit gedacht, dat ze je er weg zouden jagen? Er waren eigen huisjes en huizen van .de gemeente. Zelf betaalden we drie-en- een-halve gulden per week. Die huur mocht niet meer naar boven, omdat er niets meer aan gedaan werd. Je kon er zo niet blijven wonen. Als de kinderen naar bed waren, zat je met je voeten in de aanrecht. Zo moest je jezelf wassen. We .hebben het nog zo vaak over de 'Meuldiek'. Zo krijg je het nooit meer. Het was er gezellig en als je in de knoei zat, werd je geholpen. Nu ken ik m'n buren niet. De kinderen kunnen hier niet spelen. Dat is poepgevaarlijk. Ik zie me hier nog niet op een stoepje zitten. Je was armer, maar feestte veel fijner. Na de bevrijding organiseerde de buurt in een pakhuis dansen bij een orgel. Er was drank voor de mannen. De Molendijk was versierd. Als de buurvrouw ziek was ging je steeds kijken. Door de buren werd, als het nodig was, voor de kinderen gezorgd. Er was veel stille armoede, werkloosheid en in de steun lopen, maar daar merkte je zelf niet veel van als je hele dagen moest werken. M'n vader haalde munten op voor de gasfabriek.' De mooiste haan Een andere buurtbewoner laat me vol trots de foto's zien van z'n kippen. Die had hij zelf gekweekt en won er prijzen mee. Hij was erelid van de Nederlandse Plymouth Rock. In 1927 won hij de eerste beker. Nog staan in de prijzenkast bekers, lauwer takken en standaards en hangen er medailles en erelinten. Hij haalt met veel zorg z'n fotoalbum voor de dag. Tussen de familiefoto's de kampioenen. 'En hier de haan. Daar ben ik drie jaar kampioen mee geweest. Ik heb er de beker nog van staan. Hier zit hij in de kooi met de beker erop. Hier een haantje, dat altijd achter me aan liep. In de oorlog mocht je geen kippen houden. Er waren ook geen tentoonstellingen. Toch had ik kippen en van de gemeente een vergunning om geiten te houden.' Hij woont nu in een Vlissingse nieuw bouwwijk, waar kippen houden niet is toegestaan, bekijkt vol nostalgie de foto's van de haantjes. 'Nee, als ik kon, dan ging ik zo terug. Maar die gemeente hè, die heeft ons weggejaagd.' Jan Bruijns Met dank aan het Goese Gemeente archief voor het leveren van foto's en aan vele andere mensen die mij in de loop der jaren te woord hebben gestaan. 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 11