De 'bek vol Poëziekritiek Hans Warren 'Literatuur als avontuur is de tekst waarmee het literaire tijdschrift Raster zichzelf graag afficheert', schrijft André Oosthoek (of iemand anders onder zijn verantwoordelijkheid) in de rubriek Letters Letteren in de PZC van zaterdag 13 april. Vervolgens gaat hij in 26 regeltjes niet in op de kritiek op de poëziekritiek, zoals die in het laatst verschenen nummer van Raster is verwoord. Hij schrijft: 'Literatuur als avontuur? In nummer 32, gewijd aan poëzie en kritiek is daar weinig van te merken. Zelden zie je zoveel arrogantie en bekrompenheid bij elkaar. Hij eindigt zo: 'De avant-garde is duidelijk in de defensie en van de weeromstuit durft men zich geen stap buiten de veilige binnenkamer te wagen. Positief in dit nummer zijn alleen te waarderen de gedichten van Faverey, Kouwenaar en Kopland. Het is jammer dat Oosthoek niet op de kritiek ingaat, vooral omdat ook de kritieken van Hans Warren in de PZC onder de loep werden genomen. Warren heeft wat de literatuurkritiek betreft in de PZC al tientallen jaren vrijwel een monopolie-positie. Dat alleen al is voldoende reden om de lezer eens kennis te laten maken met een visie die op gespannen voet staat met die van Warren. De PZC-lezer blijft daar nu onkundig van. Raster-redakteur Hans Tentije gaf Nieuw Zeeland toestemming de passage over Hans Warren uit zijn artikel te publiceren. Tentije gaf zijn artikel de titel 'Met een bek vol blaf, die hij overnam van Ida Gerhardt. Deze dichteres schreef in het NRC-Handelsblad een paginagroot artikel, waaruit Tentije één uitspraak van belang weet te halen. 'Communicatie behoort tot 16 het wezen van de poeziè en is geen bijkomstigheid.' En iets verder: 'De recensent die zich aanwent om in een minimum van tijd (zie de datering tussen publicatie en recensie!en liefst ook nog vanuit een parti pris, andermans werk door te raggen; om vervolgens, zich weidend in zijn kleine machtspositie, een slordig, ijdel en laatdunkend stuk neer te kladden, betaalt daarvoor zelf de prijs: zijn horizon wordt steeds kleiner. Communicatie tegenover de bek vol blaf. Dat komt steeds terug in het artikel van Tentije. Voor een goed begrip van de hieronder volgende passage over Hans Warren: Tentije heeft niet zo'n hoge pet op van de Nederlandse poëziekritiek. Want al bestaat er dan geen behoorlijke traditie op het gebied van de kritiek, we kennen in elk geval de traditie van het gemor over het ontbreken ervan. De meeste recensies die Hans Warren schrijft voor de Provinciale Zeeuwse Courant zijn gestapelden hoe. Op 18 december 1982 bespreekt hij Leeflang en Eijkelboom, samen met het werk van vier anderen. Warrens stukken zijn over het algemeen prachtige voorbeelden van hoe het niet moet en ook nooit meer zou mogen. Want ze zijn niet alleen gestapeld, ze zijn bovendien ongefundeerd. Dat is de ergst denkbare kombinatie die er is. Zijn 'artikelen' blijven steken in allerlei kreten en niet nader toegelichte beweringen. Slagen in de lucht zijn het, dikwijls bedoeld voor onder de gordel. 'Onlangs werd op deze plaats herinnerd aan Maurice Gilliams term 'worstenvulle- rij'. Hij duidde daar weinig geïnspireerde, min of meer handig in elkaar gezette boeken mee aan van schrijvers die a1 te vlug tot publikatie overgaan. Veel van de onlangs verschenen poëzie zou ook in de categorie van worstenvullerij onderge bracht kunnen worden.' Zo begint hij. 'Men is gauw tevreden over zichzelf, maar iets wat wel dichterlijk klinkt is niet meteen poëzie', voegt hij daar even later aan toe. Wat weet hij over Op Pennewips plek te vertellen? Nul komma niks. Hij noemt de twee eerder verschenen bundels van Leeflang en zegt dan dat wie 'hooggespannen verwachtingen voor zijn derde bundel koesterde, zal worden teleurgesteld.' Het blijft volgens Warren allemaal bij een enkele aardige regel (welke?). Hij geeft vervolgens het thema aan en citeert een aantal strofen waaruit moet blijken dat het schoolleven doorzichtig getekend is. Het citaat op zich is langer dan wat Warren ons heeft mee te delen. Eronder staat: 'Alleen door een gewilde uitdrukking als 'Moet nog uren een half uur voort' kun je nog niet van een gedicht spreken. En dan is hij klaar met Leeflang. Men is inderdaad gauw tevreden over zichzelf. Met lange citaten en prietpraat vult Warren zijn eigen bedorven worsten, zijn absoluut benedenmaatse kolommen. En Eijkelboom? Hij krijgt eenzelfde behandeling. Vermoedelijk had Ida Gerhardt Hans Warren niet direkt voor ogen toen ze begin 1984 haar eerder genoemd stuk voor NRC- Handelsblad schreef. Een jaar daarvoor immers wijdde hij, tegen zijn gewoonte in, een lang artikel geheel en uitsluitend aan Gerhardts werk (12-02-'83). Vet gedrukt komt daar de volgende passage in voor: 'Er is echter nog wel eens rechtvaardigheid in de wereld: het tij is gekeerd. Naar de poëzie van Ida Gerhardt wordt geluisterd en dat echt niet alleen maar omdat zij in de afgelopen jaren met de hoogste onder scheidingen bekroond werd.' Het tij dat gekeerd zou zijn. Op 5 februari 1983 vangt hij zijn bespreking van nieuw werk van Jan Elburg, Lucebert, Hugo Claus, Rein Bloem, Gust Gils en de debutant Piet-Hein Houben (niet minder dan zes dichters dus weer) aan met: 'Voorkeuren veranderen. Sommige poëzie die eens op prijs gesteld werd, zal niet altijd op prijs gesteld worden. Jarenlang had in

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 16