Exclusievelijk
Oostkapelle werkloos zullen worden. De
boeren van de CH wijzen echter op de
gemeentelijke werkverschaffing. Ja, zegt
Maas, maar die gaat ons net zo goed .geld
kosten!
Vijf weken later blijkt wethouder Janse
van opinie veranderd: inderdaad houdt de
werkloosheid aan of wordt erger en kost de
werkverschaffing geld. Daarom 'is het
maar beter aan te sluiten, vooral waar de
arbeiders hier zich in de laatste tijd meer en
meer hebben georganiseerd'Eindelijk, op 8
maart 1932 is de doorslag gegeven en ook
Janses collega-wethouder stemt nu vóór,
met hun partijgenoot Maas en de twee AR-
raadsleden. Tenminste, als we de raads-
notulen mogen geloven want volgens het
verslag in de Middelburgse Courant
stemde wethouder Poppe tégenDe
gemeente Oostkapelle is nu ook aange
sloten bij het werkloosheidsbesluit 1917.
Vanaf dat moment trekken werklozen die
bondslid zijn 1,70 in plaats van ƒ0,85 per
dag.
Zo blijkt het liberalisme zijn zwakke kant
te hebben: de financiële. Nu de gemeente
lijke portemonnee in het geding is kiest
men voor de éénmalige uitgave voor
'1917'. Men kan in 1932 ook niet meer
beweren dat de werkloosheid door de
bonden komt, en het patriarchale 'er is nog
veel werk' verhult slechts de ongekend lage
lonen van de landarbeiders.
Er blijkt een crisis voor nodig om het
staatsingrijpen en de solidariteitsgedachte
-we vinden deze vóór de crisis al wel bij een
aantal AR-mensen in de regio, en blijkens
Maas, ook bij andere individuele perso
nen- tot werkelijkheid te maken
Hoe dan ook, in 1932 beginnen de
landarbeiders te Oostkapelle pas te ont
waken en de crisis en de boeren zullen in
datzelfde jaar de tegenstellingen grimmiger
maken dat ooit voordien en nadien
gehoord is. Maar welke groep wordt het
niet op een goed moment moe, door
anderen óver zich, maar zónder zich te
laten beslissen?
Jan Zwemer
Tijdens mijn wandelingen door de stad viel het mij op dat je over het
algemeen twee tegendraadse stromingen kunt onderkennen.
Eén stroom mensen die aan de rechterkant van de weg zich voortbeweegt,
en een tegemoetkomende die aan de linkerkant loopt, en uiteindelijk,
gezien vanaf de andere kant, hetzelfde effekt te zien geeft.
De reden is duidelijk.
Loop je aan de linkerkant, dan loop je tegen de stroom in en dat heeft
dikwijls irritante gevolgen. Er zijn maar weinig mensen die dat doen, want
tenslotte kiest eigenlijk iedereen voor de weg van de minste weerstand.
En toch beviel het mij niet.
Ondanks allerlei nare ervaringen die ik had gehad door me dwars door
de mensenstroom heen te verplaatsen bleef de kwestie me bezighouden.
Had ik de plicht me te voegen naar een gewoonte?
Of was het pure gemakszucht?
En is het ook meestal niet zo dat de zon slechts één zijde van de straat
beschijnt zodat de mensen aan de schaduwzijde van dit zonlicht verstoken
blijven? Hier moest klaarheid in komen.
Ik greep de pen en richtte me met een petitie tot burgemeester en
wethouders van de stad.
Uitvoerig gemotiveerd en in heuse termen vervat besloot ik aldus:
Refererend aan de bovengenoemde feiten verzoekt ondergetekende
eerbiedig toestemming aan B W om uitsluitend aan de rechterkant
van de straten te mogen lopen!
'Dit is een zaak voor Provinciale Staten', zei de burgemeester na
langdurig beraad met zijn wethouders. 'Dit gaat ons te hoog'.
Provinciale Staten had drie maanden nodig om tot een besluit te komen.
Verrassend snel.
Dit was een kwestie die door het ministerie behandeld diende te
worden. Hier waren belangrijke wetswijzigingen voor nodig.
De minister las de petitie drie keer over, keek een tijdje glazig voor zich
uit en zei tegen zijn staatssekretaris: 'Wat denk jij ervan, kerel?'
'Maar meneer de minister', antwoordde de jongen beleefd, 'Ik ben het
in deze zaak geheel met U eens.'
'Ik vind dat de minister-president hier kennis van moet nemen', zei
de minister peinzend.
'Ik zie hem morgen in Genève en zal het hem voorleggen.'
De minister-president stortte zich de volgende dag in Genève intensief
op de kwestie.
Geen sinecure als je weet dat hij tussendoor ook nog zaken als
wapenbeheersing e.d. moest behandelen.
Het duurde nog een maand voor ik uitsluitsel kreeg op mijn petitie.
Overwegingen van de regering in Den Haag.
'Overwegende enz.enz.
Overwegende, dat de motieven zoals aangevoerd door de heer Raats niet
voldoende grond vinden en dat een dergelijk precedent een kwalijk
voorbeeld zou zijn;
Overwegende dat de werkgever twee zijden in de straten heeft aangebracht
opdat men ze gelijkelijk benutte;
Overwegende dat, indien de bevolking de gewoonte aannam aan één
zijde te lopen ten detrimente van de andere en omgekeerd enz. enz.
Geeft de regering van de Nederlanden de heer Raats voornoemd
geen verlof eksklusievelijk aan de rechterzijde van de straten te lopen'.
Raats
21