Teneuzen beloond voor bot anti-woonwagen beleid Esther Maris-Koster groeit naar topvorm: Er staan weinig gemeenten te springen om een woonwagenkamp op hun grondgebied te vestigen. Maar de meeste bestuurders zijn nog wel zo redelijk, dat ze inzien dat ook woonwagenbewoners het recht hebben op een plekje om te leven. Zo niet de gemeente Terneuzen. Daar wordt nu al jaren een bot anti-woonwagenbeleid gevoerd. Dwars tegen alle provinciale plannen in entot nu toe met sukses! ESTHER MARIS-KOSTER slagvaardig gedeputeerde. Nieuw Zeeland zet de feiten op een rijtje. De provincie Zeeland stelde jaren geleden het Woonwagenplan 1980-'85 op. Volgens dat plan zouden de gezamelijk Zeeuws- vlaamse gemeenten met hun 108.442 inwoners ruimte moeten bieden aan in totaal 334 woonwagenbewoners, verdeeld over 116 wagens (ofwel: standplaatsen). Nu waren er al circa tachtig standplaatsen, maar vóór 1 januari 1985 zouden er 40 bij moeten komen om aan dat getal van 116 te komen. Die standplaatsen waren verdeeld over Terneuzen (15), Axel(12), Hontenisse (7) en Aardenburg (6). Op 1 januari bleek dat alleen Axel zich aan het tijdschema had gehouden, maar Aardenburg en Hontenisse zijn intussen wel druk bezig met de aanleg, zodat ook die standplaatsen dit jaar gereedkomen. Alleen Terneuzen lag, welhaast traditie getrouw, dwars. Terneuzen wilde geen 15 standplaatsen reserveren en slaagde er zowaar in om de provincie door de knieën te krijgen: Terneuzen hoefde maar 10 woonwagens extra toe te laten. De resterende vijf plaatsen zouden worden doorgeschoven naar het provinciaal plan voor 1985-'90, waardoor dus het bestaande plaatsen-tekort in Zeeuws-Vlaanderen ook niët echt werd opgeheven. Dat compromis werd afgesloten met gedeputeerde Esther Maris-Koster en ze kreeg (in de statenvergadering van decem ber '84) de meerderheid van CDA, VVD en klein rechts (plus PvdA-collega Wim Don) mee. De rest der staten voelde er niets voor om Terneuzen te belonen voor z'n dwarsigheid en adviseerde Esther om gebruik te maken van de bij de wet gegeven bevoegdheid aan de provincie om zélf een lokatie aan te wijzen voor die 15 woonwagens. Esther argumenteerde, dat als de provincie dat zou doen, die plaatsen er op z'n vroegst pas in 1987 zouden zijn, terwijl Terneuzen nu in elk geval gegarandeerd had dat de 10 plaatsen er in 1986 zouden zijn. Om dat te bereiken zou Terneuzen vóór 1 maart '85 een raadsbesluit nemen over de plaats, waar het nieuwe woonwagenkampje moest komen. Vertragingstaktiek Intussen zijn we al ruim twee maanden later, maar Terneuzen heeft nog steeds geen besluit genomen. Volgens wethouder Doorduyn (VVD) kan Terneuzen dat echt niet helpen. Zij hebben immers wel 3 lokaties aangewezen, maar die zijn alle maal afgewezen door het zogenaamde 'Lokatie Beoordelingsteam' van de pro vincie Dat klinkt inderdaad alsof Terneuzen de handen in onschuld wast, maar in werkelijkheid lijkt het er meer op, dat Pilatus Ockeloen een nieuwe vertragings taktiek heeft gevonden om ook die 10 woonwagens niet te hoeven opvangen (en dus naar de buren te schuiven). Immers, de drie door Terneuzen aange wezen plaatsen zijn afgewezen omdat ze geen van alle voldoen aan de door het ministerie van VROM opgestelde richt lijnen. En die richtlijnen kende Terneuzen, althans behoorde men te kennen. Als je woonwagenbewoners ver in de polder, ver van elke voorziening gaat opbergen, voldoe je niet aan die richtlijnen. De klemmende vraag is, wat de verant woordelijke gedeputeerde nu gaat doen. Alsnog dwarsligger Terneuzen de oren wassen, nu men zich zo duidelijk aan een compromis probeert te onttrekken en ze dus verplichten om op een aan de richtlijnen voldoend terrein 15 stand plaatsen te maken? Nee, Esther is van plan om andermaal Terneuzen te belonen voor de dwarsliggerij! Immers, naar ze ons verzekerde, wil ze akkoord gaan met een van de door Terneuzen aangewezen lokaties. Welis waar zal die lokatie ook niet voltooid zijn op de afgesproken datum, maar de taktiek van onze slagvaardige gedeputeerde blijft, dat je Ockeloen beter met stroop kunt vangen dan met azijn. Ook al betekent dat, dat de woonwagenbewoners een onge schikt terrein toegewezen krijgen. Over het hoofd Een ding ziet Esther daarbij over het hoofd. En dat is dat het ministerie zich het recht kan voorbehouden om geen geld beschikbaar te stellen voor de aanleg van de standplaatsen op een terrein, dat niet voldoet aan de landelijke richtlijnen. Dat laatste werd ons duidelijk gemaakt door de heer Klein, woordvoerder van VROM. In Terneuzen ligt men daar kennelijk niet wakker van, getuige de opmerking van wethouder Doorduyn: 'Wij houden vast aan de door B.& W. gekozen lokatie en wat het ministerie daar mee doet, dat moeten ze zelf weten'. En je hoort hem denken: 'als dat ministerie geen geld voor de aanleg geeft, hebben we een prima argument om de zaak opnieuw op de lange baan te schuiven.' Intussen wordt het wel interessant, welke gevolgen dit krachtdadig beleid van gedeputeerde Esther zal hebben bij de invulling van het nieuwe provinciale woonwagenplan voorde jaren 1985-'90. In 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 7