Joint De Dialoog Ik heb wel wat anlei Mentaliteiten De oude man lag onrustig in bed. Al een tijdlang had hij zich niet lekker gevoeld en op aanraden van zijn dochter (nou ja, bevel eigenlijk) had hij de dokter laten komen. Deze had duidelijk laten merken waar het om ging, met woorden als: 'Ja kijk eens, U moet goed begrijpen', en: 'het is zo gelegen, U moet het niet zien als De oude man had het begrepen. Als je ouder wordt ga je de betekenis van niet gezegde woorden feilloos onderkennen. Hij was moe en ging op bed liggen. Zijn dochter kreeg het te horen en nam onmiddellijk maatregelen. Een struise, kordate vrouw, een kadee van hier tot overmorgen, een tank van een wijf. Haar eerste maatregelen waren: niet meer roken, geen borreltjes meer, niet uit bed. De oude man liet het zich aanleunen, zij het onder voortdurend protest. Maar zijn stem was te ijl om boven het voortdurende gezanik van zijn dochter uit te komen. Hij begon naar het einde te verlangen. De familie die gebeld was kwam langzaam binnendruppelen in de loop der dagen. Ze werden wakker toen ze merkten dat opa het niet lang meer zou maken. En dat lieten ze hem weten ook. Half huilend en misbaar makend stonden ze in zijn kamer, tot zijn dochter ze in één keer de deur uit schopte. Want dat was haar wel toevertrouwd. De oude man had zich al verzoend met de gedachte dat hij de pijp uitging. Maar zijn onrust had een andere oorzaak. Hij vond het vernederend om op deze manier te gaan. Het was ronduit belachelijk dat je tegen het eind van je leven niet meer mocht genieten van wat je prettig vindt omdat dat slecht is voor je gezondheid. De deur ging open en een blonde jongen met een open vriendelijk gezicht stapte binnen. Even bleef hij voor het bed staan en ging toen zitten aan het voeteneind. Hij glimlachte en de oude man lachte terug. 'Je gaat dood hè?' zei hij zacht. De oude man haalde zijn schouders even op. Het gegeven was hem niet geheel onbekend. De jongen haalde een pak shag tevoorschijn, scheurde een stukje karton van zijn pakje vloei en begon op z'n gemak een ingewikkelde sigaret te bouwen. De oude man keek nieuwsgierig toe. Uit vijf vloeitjes ontstond het begin van een reusachtige supersigaret, waar de jongen een stukje kleverig spul in verkruimelde en daarna de handel dichtvouwde. 'Wat is dat?' vroeg de oude man. 'Een joint', zei de jongen. Hij stak hem aan en een vreemde geur verspreidde zich. Met dichte ogen haalde hij diep adem en liet de lucht half hoestend weer uit z'n longen stromen. Hij keek de oude man aan. 'Ook eens proberen?' vroeg hij. De oude man schoof onzeker heen en weer in zijn bed. 'Als je moeder het ziet ben ik de klos', zei hij. De jongen stak op de bekende manier zijn middelvinger omhoog. 'Fuck', zei hij. 'Opa, dit is toch geen doodgaan. Waar ben je nou mee bezig? Hier, neem die stick en laat iedereen de kinkhoest krijgen.' De oude man nam aarzelend de joint over en rookte op dezelfde manier als de jongen gedaan had. Een zweverig gevoel van voldaanheid viel over hem heen. Hij probeerde zich te herinneren waar ze het over hadden gehad en zag in een roes de jongen heel professioneel aan de joint lurken, met beide handen er omheen gebogen. De ernst waarmee het gebeurde, werkte op zijn lachspieren en opeens kreeg hij de slappe lach. Het gebeurde zonder dat hij het kon tegenhouden. Hij kreeg er pijn van in z'n zij en kramp in zijn buik. Hij kreeg het gevoel of zijn gezicht tot een vreemde grimas vertrokken was maar had er geen macht meer over. De jongen knikte goedkeurend en lachte met hem mee. De kamer stond bol van de rook en de oude man lag heel gelukkig, zo stoned als een hoepel, naar het plafond te staren. 'Bedankt dat je even langskwam', zei hij na een stilte. Het kwam er moeizaam uit, vanwege zijn droge mond. 'Oké ouwe man', zei de jongen terwijl hij opstond. 'Ik zie je binnenkort nog wel. Plezierig verder.' De oude man lag alleen. Hij hoorde dingen die hij voorheen niet hoorde en zag dingen die hij voorheen niet zag. Langzaam zakte hij weg in een vredige diepte. 'Ik ga dood', dacht hij slaperig, 'maar o, God wat heb ik gelachen.' Raats 18 De Stichting Burgerschapskunde in Leiden organiseerde samen met de Vara een opstelwedstrijd voor jonge ren. Het thema was: 'Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd dan politiek.' De twintigjarige VWO-er Mare de Smit uit Sas van Gent schreef een tweegesprek tussen vader en zoon en stuurde meteen een brief mee, waarin hij aankondigde een eventuele prijs te weigeren. Hij won, zodat een reis naar New York aan zijn neus voorbij ging. Hieronder de brief over de impasse, waarin de politiek volgens hem is geraakt en het opstel van Mare de Smit. De sfeer waarin deze opstelwedstrijd tot me kwam, kenmerkt mijns inziens als geen ander de impasse waarin de hedendaagse Een huiskamer. De televisie staat aan. - Pa? - Ja, Mare? - Wat is dat nou voor een sport? - IJshockey, knul. - O. Wie speelt er tegen wie? - EhCanada tegen Tsjechoslowakije. - O. En wat hebben ze nou in hun.handen, pa? - Een stick heet dat, knul. - Ow. Stilte. - Pa? - Ja, Mare? - Waarom heeft die ene nou geen stick? - Dat is de scheidsrechter, knul. - Ow. Stilte. - Pa? - Ja, Mare? - Wat heeft die scheidsrechter een rare naam, pa. - O ja, daar heb ik nog niet opgelet. Hoe heet ie dan? - Frubeleyenkov of zoiets, pa. - Ah, dat zal wel een Rus zijn, Mare. - Een échte? - (lachend) Ja, Mare, een echte. - Tsjonge. Stilte. - Pa? - Ja, Mare? - Zag je die andere scheidsrechter? - Nee, hoezo? - Nou, die heette bijna net zoals ons: Smith. Met een huh vanachter. - Waarschijnlijk een Amerikaan, knul.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 18