Iers aan mijn hoofd dan politiek politiek dreigt te geraken of reeds geraakt is: de jeugd lijkt nog slechts motiveerbaar tot het schrijven van politiek beladen verhandelingen indien reizen naar New York of computers in het vooruitzicht worden gesteld. Ik denk dat de politiek in haar huidige vorm zelf schuldig is aan deze (verborgen) apathie, want ze kweekt met haar elitaire karakter mentaliteiten onder jongeren die het hebben van een stok achter de deur in de vorm van een prijs noodzakelijk schijnen te maken. Ik onderscheid drie gekweekte mentalitei ten: De prestatiedrang. Men mag er van uitgaan dat velen uitsluitend aan deze wedstrijd zullen deelnemen om een prijs in de wacht te slepen. Ze zijn (onbewust) ingeprent door vlotte politici dat onze maatschappij een prestatie-maatschappij is, waar het materiële in hoog aanzien staat en dat het bereiken van iets hogers dan het milieu waarin je je bevindt (lees: het winnen van een prijs over een elitair onderwerp als dit) noodzakelijk is. Politici zelf zijn van een en ander het levende bewijs; De onverschilligheid. De moeilijke termi nologieën (die eigen zijn aan het politieke spel) en de afstand die er gewoon is tussen politici en burgers hebben bij sommigen het effect, dat ze zich min of meer onbewust af zullen keren van de politiek. Ze kunnen zich op geen enkele wijze identificeren met deze top van de hiërar chische ladder; de politici staan gewoon te ver boven hen om hen te kunnen 'pakken'. Uit deze groep zullen geen opstellen binnenkomen omdat hun de diepere politieke inzichten ontbreken. De rebellie. Er zullen jongeren zijn die zich bewust af zullen wenden van de politiek, maar die zullen uiten in irrationele proteststemmerij (dit irrationele blijkt wel uit het feit dat ze op wat latere leeftijd wat minder radicale koersen gaan varen). Omdat het hier om gevoelens gaat en er geen ratio achter hun drijfveren zit, zullen ook hun inzendingen achterwege blijven. Slechts de enkelingen die de originaliteit bezitten om zich aan deze drie stromingen te onttrekken, zouden onvoorwaardelijk ingaan op deze opdracht, dus ook als er géén fantastische prijzen te behalen waren. In dat geval zou al het geschrevene uit het hart komen, terwijl er nu ongetwijfeld opstellen tussen zullen zitten die enkel en alleen zijn ontstaan uit de hen door de politiek opgelegde prestatiedrang of pres tatiedwang en ergo wellicht buiten de persoon zelf staan. Ik voelde dat ik deze negatieve kantteke ning bij een op zich best wel interessant onderwerp beslist moest maken. Het moge duidelijk zijn dat ik een eventuele prijs (hoewel ik niet heus de illusie koester een der besten te zullen zijn) zal weigeren om kracht bij te zetten aan datgene wat ik hierboven beweerd heb. Mare de Smit - Goh. Stilte. - Pa? - Ja, Mare. - Hoe ken dat nou? - Kan. Hoe kan wat, knul? - Zo'n Rus en zo'n Amerikaan, pa, hoe kennen die mekaar nou verstaan? - Kunnen. Tja, die praten allebei Engels, denk ik, Mare. - Goh, die Rus ook? - Ja, ik denk het wel, knul. - Tchoh. Stilte. - Pa? - Ja, Mare? - De juf, hee, die zei dat de Rus onze vijand is. - Ja, zei ze dat? - Ja, en de Amerikanen zijn onze vrienden. - Ja, dat klopt wel, knul. (bozig) Maar laat me nou kijken. - Mm. Stilte. - Pa? - (bozig) Ja, jong? - Nee, niks, pa. Stilte. - Papa? - Ja, Mare? - Hoe kennen die twee nou met mekaar opschieten? - Kunnen. Welke twee? - Nou, die scheidsrechters. - Ah, gewoon, waarom zouden die niet met mekaar kunnen opschieten? - 't Zijn toch vijanden, pa? - Ach, welnee. - Daarnet was het wel. Hoe ken dat nou? - Kan! Nou gewoon, die leiden gewoon een wedstrijd. - Maar dat ken toch niet als je ruzie hebt. - Kan. Luister je nou nooit es naar me? - Mm. Stilte. - Pa? -Ja? - Ik snap het niet, pa. - Wat? Over die Russen en zo? - Ja. - Nou, kijk: Rusland is een groot land en Amerika ook. De Russen vertrouwen de Amerikanen niet en de Amerikanen vertrouwen de Russen niet. - Maar die twee vertrouwen mekaar wel, pa. - Ja, god, dat zijn er maar twee. Stilte. - Pa? -Ja? - Kan jij Russen? - Kén! Hoe krijg ik jou in godsnaam ooit nog eens het verschil tussen kennen en kunnen aan het verstand. Nee, ik ken geen Russen! - Ben je nou boos, pa? - Welnee, maar je moet verdomme niet zoveel zeuren en me laten kijken. - Mm. Stilte. - Ik snap het niet, pa. - Hou je nou je mond over die klote- Russen? Nou ben ik wel boos. - 'k Had het over kennen en kunnen, pa. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 19