DE KRATON-MEDAILLE. Een Goesche drager. Den laatsten tijd is er in enkele der groote bladen nogal een en ander ge schreven over de Kraton-medaille. In Amsterdam is 19 September de heer J. van Dijck 80 jaar geworden, en een dagblad uitte de mogelijkheid, dat de heer Van Deijck de laatste drager der Kraton-medaille zou zijn. Daarna bleek, zooals meestal, dat er in den lande nog een paar dragers dezer me daille leven, doch als het er geheel een stuk of vijf zijn, zal het daar wel bij blij ven. En daarom was het een verrassing voor ons te vernemen, dat ook Goes 'n drager van de Kraton-medaille onder zijn inwoners telt, n.l. den heer Jacob de Nooijer, wonende Westhavendijk 35. Wij bezochten dezer dagen den heer De Nooijer, die de laatste maanden wel edlegerig is, en ook een weinig hard- orend, maar die voorts nog opgewekt helder van geest bleek te ziin. Vo. naar d' Indisch' en' ren informeerden, was Nooijer er weer geheel „in en hij ons verschillende staaltjes van wedervaren, noemde hij namen voor ons bijna klassiek zijn. Zoo o.a. Generaal Van Heutsz nóg r. luitenant gekend. En toen kwamen ook zijn med* met de bijbehoorende papieren voo. dag, n.l. de bronzen medaille voor jarigen trouwen dienst, het expe kruis met gesp, (2e expeditie Atjeh), en dan de bewuste Krato' daille met het blauwe lint. Deze Kraton-medaille werd uitg aan degenen, die deelnamen aan ht leg en de bestorming van de Kraton, zij werd vervaardigd uit het metaal het veroverde geschut. Dit wap vond plaats in 1873'74, dus b jaar geleden, en de heer De Noo.j' thans 85 jaar is, nam er aan deel i rinier op het stoomschip „Den 1 Onder de velen, die bij het beleg bestorming van de Kraton sneuv. was ook de commandant-generaal Ier. De heer De Nooijer wist nog te tellen, als was het gisteren gebt (hoewel hij niet op hetzelfde schip dat generaal Kohier precies tusscl groepje officieren door den koge fen werd. Maar de heer De Nooi, wel voor zijn oqgen gezien, hoe éér mariniers van zijn schip de eerst' aan wal sprong, met één slag var klewang het hoofd vrijwel van deT gescheiden werd. Ook na 'zijn dienstjaren heeft De Nooijer nog heel wat wederwa. heden medegemaakt; o.a. was hij 50 lid van de reeds jaren verdwenen Werkmansvereeniging. En thans zal de heer De Noo:' der zijn leven wel te bed mo ten, leven van zijn ouderdom*^ en de jaarlijksche gratificatie va:- die aan de Kraton-medaille verb is. Geluklf -»eft hij een goed ei ♦"Hui 'och' Een fragment uit het interview met Jacob de Nooyer in de Goessche Courant van 26 september 1932 Er is een grootse taak te vervullen, die vergeleken wordt met die ten opzichte van de wilden in Amerika, ook al worden die teruggedrongen in woestijn en onherberg zame oorden. Belangrijk is in Indië vooral de 'langzame, bedachtzame maar onafge broken bestrijding van het Mohammeda nisme met zijn treurige nasleep van ellende en misdrijven.' De Goessche Courant gaat zelfs verder door te betreuren dat de oorlogsverklaring niet eerder is uitgegaan. De tweede expeditie zal ook slagen: 'Er is geen voorbeeld in de geschiedenis bekend, dat een onbeschaafd of half-beschaafd volk het op den duur in de oorlog heeft kunnen uithouden tegen een volk, dat in beschaving hoger staat.' Zo kan met een overwinning de strijd zelf worden gerechtvaardigd. Bij de voorbereiding van de tweede expeditie is de aanvoer van allerlei hoogst noodzakelijke goederen naar Atjeh, zoals rijst, onmogelijk gemaakt door een blok kade. De lezer van de krant kreeg intussen een opwindend en schilderachtig verslag der voorbereidingen: 'Het leger zal bestaan uit 1100 man troepen van landmacht en 1200 van marine; het aandeel dat de marine in de expeditie zal neipen, zal niet zeer groot zijn, aangezien die 1200 man enkel zullen dienen om het strandbivak te bewaken, wanneer de hoofdtroep in het binnenland ageert. De troepen zullen naar hier gevoerd worden met 24 grote stoomschepen; daarbij komen nog 20 oorlogsschepen, dan nog de victualie- en ziekenschepen, zodat het een niet onbelangrijk mastbos wezen zal. Het zal een prachtig zich opleveren en dan de landing, die natuurlijk voorbereid wordt door een bombardement van de schepen, om de batterijen tot zwijgen te brengen, alles begunstigd door mooi weer en muziek van verschillende corpsen, indrukwekkend en voor een tekenaar een mooi beeld.' Aan de expeditie namen uiteindelijk 389 officieren deel, 8156 minderen, 33 burger lijke ambtenaren, 1037 bedienden, 77 officiers- en 238 rijkspaarden, 3280 dwang arbeiders en 243 vrouwen. Ter verklaring van de aanwezigheid van deze laatste groep bij iedere expeditie: het waren keuken- en bedgenoten der Javaanse en Ambonese soldaten, volgens traditionele expeditie normen van acht per compagnie. Deze toelichting is overigens niet ontleend aan de Goessche Courant. Op 29 januari 1874 meldde de Goessche Courant met grote letters: DE KRATON IS ONS. Koning en vaderland werd met deze overwinning geluk gewenst. Het zou echter niet lang duren of de beschreven feest vreugde maakte plaats voor het besef dat de strijd nog helemaal niet afgelopen was. Dapper en manmoedig Jacob de Nooyer was marinier, heeft waarschijnlijk aan de gevechten op het land zelf niet deelgenomen. Hij vervulde de diensttijd voor Willem Frederik Hendrik Valentijn, voor wie hij vervanger was. Wie geld had kon zich plichten afkopen. De werkman De Nooyer kwam thuis in een omgeving die niet veel meer van de strijd geweten zal hebben dan wat de Goessche Courant berichtte, als men zich de luxe al kon permiteren een krant te lezen. Z'n hele leven heeft de Nooyer z'n medailles achter glas bewaard, in een gefiguurzaagde lijst, gespeld op zwart fluweel. Ook de bijbe horende papieren zal hij gekoesterd heb ben. Ze vermelden 'goed gedrag', 'eerlijke en trouwe dienst' en anderen door gedrag en voorbeeld, tot dat gevoel van eer en ijver voor 's Konings dienst op te wekken, hetwelk de gezindheden van dapperheid en manmoedigheid in de krijgsman verhoogt; zullen de, zodanig bezield, dit bijzondere ereteken van getrouwheid aan de Koning en aan zijn verplichtingen, hem dan nog tot sieraad verstrekken, wanneer hij bij het zelfde de lauwer voor moed en beleid zal kunnen voegen.' De Nooyer was een van de pionnetjes die geloofde in Koning en vaderland en hij was daarin geen uitzondering. De roofstaat tussen Schelde en Dollart waande zich op kruistocht. Het werd alleen niet zo schilderachtig en financieel verdienstelijk als verwacht. Jan Bruijns Bronnen: onderscheidingen en diverse papieren, door Jacob de Nooyer nagelaten; De Goessche Courant 1873 en 1874; Paul van 't Veer, De Atjeh-oorlog, De Arbeiderspers 1979. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 15