De wens om niet te kwetsen De wens om niet te kwetsen Zeeuwen zijn dieven. Landbouwers verbouwen nogal eens 'zeeuwse klei bintjes'. Als de boer niet kijkt, kun je makkelijk wat kilo's bintjes 'uit de klei' trekken. Misschien zegt die boer dan wel: 'Die Zeeuwen trekken alles uit de klei, zelfs mijn bintjes moeten eraan geloven.' Düs: 'Zeeuwen trekken alles uit de klei.' Maar zo kan ik nog wel even doorgaan. Voor mij zijn Zeeuwen, mensen die ontstaan zijn uit een mannelijke en vrou 'elijke cel, waaruit zij zelf in de provincie Zeeland tot ontwikkeling zijn gekomen. Verder geen gezeur meer over: 'Zeeuwen, wat zijn dat nou eigenlijk?' Sjaak Rijk Middelburg Wat kenmerkt de Zeeuwen? Juist door mijn contacten met 'Ollanders heb ik daar wat zicht op gekregen. Het beeld dat ik ga schetsen is alleen gebaseerd op de Walcherenaar -ik ben er één en ik ken ze vele malen beter dan de bewoners van de andere eilanden. Een lange opsomming van karakteristieken ligt voor de hand, maar voegt misschien minder toe aan de 'kennis aangaande de Zeeuw' dan een centrale stelling. Di komt-en: de Zeeuw c.q. de Walcherenaar is vooral een mens die een ander niet wenst te kwetsen omdat hij zélf niet graag gekwetst wordt. Deze wens(en) bepaalt/bepalen een deel van zijn inspanningen dat relatief groot is. Je zou kunnen zeggen dat ze steeds in zijn achterhoofd aanwezig is/zijn. Hoe komt men aan deze wens? Vooreerst door de gevoelig heid die de Walcherenaar/Zeeuw nu eenmaal eigen is. En misschien speelt ook de geschiedenis mee: vele eeuwen dorpssamenleving waar je altijd uit moest kijkenwat je zei omdat de hoorders van je woorden over veertig jaar nóg in je naaste omgeving zouden wonen. Hoe werkt deze wens om niet te kwetsen/niet gekwetst te worden dóór? Ten eerste in de bekende gereserveerdheid van de Walcherenaar/Zeeuw: men kijkt de kat uit de boom. De buitenstaander weet meestal niet dat daarmee een zeker respect voor de persoonlijkheid van de ander gepaard gaat. Ten tweede: de geïsoleerdheid van de eilanden en de dorpen zorgde voor een vooral mondelinge cultuur. Waarbij de wens om kwetsen te voorkomen het verhaal begunstigde ten koste van de discussie. Vertellen, uitgesponnen en beeldrijk, en liefst over een afwezige. Ten derde: de neiging tot het op z'n beloop laten van misstanden. Want het opruimen van misstanden brengt onvermijdelijk met zich mee dat bepaalde personen gekwetst moéten worden. Zeker in een dorpssamenleving een pijnlijke zaak. Vandaar de liberale inslag van de Walcherenaar/Zeeuw. Nu de samenleving niet langer beheerst wordt door het boeren-kapitalisme een veel minder schadelijke inslag dan vóór de oorlog. Want we hebben aan de teloorgang van die samenlevingsstructuur een vrij egalitaire samenleving overgehouden. Het zou keurig zijn als we die door onze vroegere achterstand opgelopen voorsprong konden handhaven! Liberaal en egalitair tegelijk, hoe kan dat? Glad nie moeilijk: ieder z'n eigen huisje en dat gunt men elkaar van harte. Alleen jammer dat de wereld gróter is dan Zeeland en dat daar wel eens gerommeld wordt met huisjes en méér dan dat. En ook hier is het rommelen nooit helemaal overgegaan... Dat ieder-in-z'n-eigen-huisje komt ook niet ten goede aan gezamelijke vrolijkheid. Dingen zoals de feestelijk vrijmarkt op een Amsterdamse Koninginnedag. Toch heb ik daar rondgelopen met de gedachte: daar moesten ze van ons kanten nou óók eens bij zijn. Want het zit er wél in, achter de gordijntjes, zin in leute en gezelligheid. Méér dan in 'Ollanders, denk ik wel eens. Maar wie zich vrolijk en open toont kan gekwetst worden, dus liever maar niet.... En leerde de kerk ons wel eens van vreugde? Het zit er wél in. Zijn we dan soms met te weinig mensen -Amsterdam is natuurlijk geen vergelijking- voor een bredere gezelligheid dan de huiskamer of het stamcafé? Of relativeren we haar te snel door onze bedachtzaamheid? Legt ze het loodje tegenover ons besef van de ruimte en de schoonheid van het landschap om ons heen? Want dat besef is ook een deel van onze cultuur. Vroeger meer dan nu, en dat was zeer goed, want door de natuur kon je niet gekwetst worden. Maar butteren met de spa en de kruiwagen in en tegen de klei hóeft niet meer. Wat nu? Me zu'n ziee. Gin ellende vó z'n tied. Jan Zweemer Oostkapelle

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 28