De
Anarchist (1)
Waar hij overleden is weet niemand. Hoe oud hij geworden is, valt niet te achterhalen.
Zelfs een foto lijkt hij niet te hebben achtergelaten. En toch heeft hij geleefd, en hoe!
Toon Poerstamper was zijn naam. Hij werd in 1876 in Middelburg geboren en hij is een voorbeeld van
een Zeeuw, die duidelijk buiten de karakteristiek valt die de meeste mensen van Zeeuwen geven.
Poerstamper viel overal buiten de orde. Hij van een van de figuren, die kleur gaven aan de
arbeidsbeweging van rond de eeuwwisseling. Op z'n 34ste had hij in 42 verschillende fabrieken gewerkt,
verspreid over 32 steden! Overal werd hij weggetrapt. Soms omdat hij opkwam tegen onrecht, vaak
alleen maar omdat hij Toon Poerstamper heette.
Want Toon Poerstamper was een anarchist.
In dit nummer van Nieuw Zeeland de eerste van de twee afleveringen, die Bert Altena schreef over een
vrijgevochten Zeeuwse arbeider.
In plaats van een briefje, kreeg ik
met de karwats, waar nog drie
riempjes aan zaten.
Wie weet nu nog wie Toon Poerstamper
was? Toch was hij een tijdlang een
kleurrijke figuur in het Nederlandse anar
chisme. Daarom mag aan deze Zeeuw wel
eens aandacht besteed worden, ook om één
van die naamloze waterdragers voor het
voetlicht te halen die in de vroege jaren de
Nederlandse arbeidersbeweging maakten
tot wat ze was. Maar al te vaak valt het licht
op de leiders. Het leven van Poerstamper
laat zien, dat dat niet terecht is.
Anton Willem Lodewijk Poerstamper
(roepnaam Toon), werd op 28 september
1876 in Middelburg geboren. Hij was de
tweede in het gezin. Toen hij negen was
verhuisden de Poerstampers naar Vlissin-
gen. Zijn vader werkte in de gieterij van 'De
Schelde' en bracht voor 70 uur werken ƒ10 a
ƒ12 per week mee naar huis. Een vetpot zal
het in het gezin, dat toen uit zes personen
bestond, niet geweest zijn. Geen wonder dat
hij na zes jaar lagere school (een half jaar
daarvan bracht hij nog door met het zoeken
van sintels op de vuilnisbelt!) op elfjarige
leeftijd naar de fabriek moest.
Zijn vader was een godsdienstig man en
Toon kreeg een godsdienstige opvoeding.
Hij moest naar de zondagschool, maar al
gauw weigerde hij, want na zes dagen
werken op de fabriek, wilde hij op zondag
vrij zijn. Later wist hij zich nog levendig te
herinneren hoe daarop zijn vader 'zijn
parapluie nam en die mij tusschen de beenen
wierp toen ik het op een loopen zette, daar
door struikelde en tevens een afstraffing
kreeg.
De anarchist E. Reclus heeft gezegd, dat het
anarchisme een zaak van karakter is. Dat
die uitspraak niet zonder waarheid is, laat
de jeugd van Toon Poerstamper zien. Hij
kon zich moeilijk schikken in het gezag van
zijn vader. Toen hij tien was zat hij al uren
over zee uit te staren. Niets liever wou hij
dan weggaan uit Vlissingen -de vrijheid in.
Een keer kwam het circus van Oscar Carré
naar de stad en Toon vroeg de direkteur of
hij mee mocht. Zeker, maar hij moest wel
een briefje van thuis mee hebben. 'Ik ging
opgetogen naar huis', vertelt hij, 'en in plaats
van een briefje, kreeg ik met de karwats,
waar nog drie riempjes aan zaten.Na twee
jaar probeerde hij het nog eens. Nu kon hij
met een boot mee naar Indië. Maar weer
32
kreeg hij met de karwats (inmiddels met nog
maar één riempje).
Toon Poerstamper was zeker niet de enige
die in zijn jeugd probeerde weg te vluchten
en op zo'n manier onder de duim gehouden
werd. Dat hij niet getemd werd kwam mede
door het feit dat hij op zijn werk andere
omstandigheden leerde kennen. De gieterij
van De Schelde was het bolwerk van het
socialisme. De vormer Lodewijk Mieremet
had er langzamerhand een aantal bekeer
lingen gemaakt zoals Piet Sinke en Frits de
Kaart. Met hen kwam Toon in kontakt.
Hij was nog geen 16 toen hij lid werd van de
Sociaal-Democratische Bond, afd. Vlis
singen. 'Gewoon of geheim lid?', vroeg
Mieremet. Toon gaf op: geheim. 'Dat was
Russisch.' Hij werd een aktief lid. Als
Mieremet met 'De Toekomst' ging kolpor-
teren, ging Toon mee. Kort daarop moest
hij alleen naar een afgelegen dorp: 'Boeren
en burgers! Wordt wakker! Koopt en leest en
herleest De Toekomst, de toekomst die, als
gij het slechts wilt en uw kracht bewust zijt, u
geluk en vrede kan schenken.De eerste keer
verkocht hij vijf bladen méér dan anders
met zijn tweeën.
Thuis wonen viei steeds slechter te
kombineren met zijn politieke aktiviteiten.
Op een gegeven moment besloot hij te
vluchten. Aan de voorzitter van de SDB-
afd. Vlissingen vertelde hij zijn plan. Die gaf
hem een brief mee zodat hij op andere
plaatsen niet te vergeefs om een slaapplaats
hoefde aan te kloppen. Op een zaterdag in
oktober 1895 ging Toon er vandoor, 'liep
wat hij loopen kon van Vlissingen naar
Middelburg, sprong op den eerstkomenden
trein en voer naar Rotterdam.
Het grote zwerven was aangebroken. In
Rotterdam verdiende hij zes cent per uur
meer dan in Vlissingen, waar hij tien cent
had gehad. Maar het werk beviel niet best,
zodat hij naar Haarlem toog. Daar was een
ijzergieterij die onder de vaklui 'het
toevluchtsoord voor dakloozen' heette. De
eerste week verdiende hij er 12 gulden, maar
de tweede week nog maar elf, zodat de lol er
vlug afging. Bovendien kreeg hij ruzie met
de mevrouw waar hij in de kost lag. Die liet
haar zoons elke avond voor een Jezusbeeld
knielen. Toen hij de jongens vertelde dat dat
onzin was, moest hij naar een ander
kosthuis omzien.
In Haarlem voerde Toon zijn eerste aktie in
een bedrijf. Hij moest acht dagen van te
voren opzeggen. Zolang kon hij het in die
gieterij niet uithouden. Zei hij direct op dan
zou het bedrijf twee 'pendagen' van zijn
verdiende loon aftrekken, een voorzorgs
maatregel tegen overhaast vertrek van
arbeiders. 'Ik geen geld, zij geen werk',
dacht Toon. 's Zaterdags had hij nog voor
drie gulden te gieten, bracht alles in
gereedheid, stak toen de vormen lek en ging
opzeggen. 'De kerel met zijn norsch uiterlijk
zei barsch: de laatste twee dagen zijn voor
mij, die anderen voor jou, dus gij krijgt acht
gulden voor het werk dat gij afgeleverd hebt.
Toon ging met zijn loon naar de kroeg,
waar de gieters altijd samenkwamen. Toen
zijn maats kwamen waren ze niks over hem
te spreken. Aan alle kanten was het hete
ijzer uit de vorm gelopen en eentje had zijn
broek verbrand. Maar toen Toon van zijn
aktie verteld had én een rondje gegeven,
hebben ze er flink om gelachen. Het was de
eerste maal dat Toon sabotage pleegde, al
had hij van dat woord nog niet gehoord.
Waar hij vervolgens naar toe ging weten we
niet, maar op zijn 21e werkte hij in Luzern.
Daar zag hij honderden Italianen zich naar
huis haasten omdat hun landgenoten in
opstand waren gekomen.Welk een schouw
spel', vertelde hij, 'de groote wachtkamer
derde klasse van het station was meer dan
gevuld, drie a vierduizend Italiaansche
arbeiders en arbeidsters met roode sjerpen
om hun middel of over den schouder, met
roode veer en op den hoed, 't was een
aangrijpend gezicht. Naar Milano, naar onze
strijdende broeders, daar moeten wij zijn,
dood of leven! vrijheid of dood!'
Vol vuur riep Toon: 'Leve de revolutie!' en
daarop donderde het door de zaal: 'Leve de
revolutie!' Dat zijn momenten die je
waarschijnlijk nooit meer vergeet. Met één
been had Toon Poerstamper even in de
nieuwe maatschappij gestaan.
Hoe lang bleef hij in dat keurig aangeharkte
Zwitserland? Hij heeft in ieder geval ook in