'Je kreeg haast geen meisje als je voddenboer was.... steeds terug. Op een dag lag hij dood voor de deur. Er werd echt goed voor die beesten gezorgd. Het was altijd: eerst de dieren, dan wijzelf.' Van Son heeft ook nog met paard en wagen gewerkt. Oom Piet Mieras ging, ermee op stap om vodden te halen. 'We hebben het paard na een jaar weg gedaan', zegt Cees, 'want hij was nog luier dan lui.' 'Het grootste probleem', aldus Mientje, was niet het paard, maar de man. Het paard bracht oom weieens thuis terwijl hijzelf in de wagen de roes lag uit te slapen. Piet Galenterie dronk liever dan dat hij werkte.' Na de oorlog, toen de handel in lompen, oud ijzer en papier groeide, werd gewerkt met de bakfiets en zelfs met een vrachtwa gen. Cees gaf kinderen luchtballonnetjes en molentjes en kreeg zo papier los. 'In de oorlog was het niets. Je moest op je borst een plaat dragen met 'ophaaldienst'; daar voelde ik niets voor. Voor de oorlog verkochten we de vodden vaak aan jodenmensen. Rederij Schuit bracht ze naar Rotterdam. Roose was kapitein van de Minerva. We hadden pakhuizen in de Bocht en in het gildekot in de Blaauwe Steen. Net als vader deed ik van alles om centen te verdienen. Ik riep 'Vööööh en bééééhn', vodden en benen. De soepbenen gingen in vaten mee: er werd lijm van gemaakt. Ik heb ook kolen gesjouwd, aardappelen geraapt, aan de deur dweilen en dekens verkocht. Soms had je maar vijf kilo vodden op een dag en dan moest je wel. M'n oudste broer had een hekel aan dat leuren. Hij werkte liever aan de kade. Voor sommigen hoorde je nu eenmaal bij de minsten. Je kreeg haast geen meisje als je voddenboer was.' Soms viel er een boodschap te brengen voor een van de heren aan de kade. 'Dan kreeg je een paar cent', vertelt Mientje, 'en dan had je uren staan te wachten. Soms viel er ook geen boodschap weg te brengen. Dan was er ook nog 'dinsdagcentje', een soort schooi en. Opoe Mieras deed het nog toen ze al op leeftijd was. Ze liepen tot Kwadendamme, maar alleen op dinsdag. Schooien was niets bijzonders; met Pasen liep men ook om paaseieren.' Poppenkast en ijsfabriek 'De Noordpool' De Bocht van Guinea i® nu een pleintje. Vroeger waren er twee straatjes, de grote en de kleine Bocht; ze eindigden tegen de stadswal bij trappetjes. Met de St. Jacobs- straat werd de Bocht van Guinea 'De Ermehoek' genoemd. De beurtschipper, de kaaiwerker, de voddenboer.... Allemaal werkten ze hard voor weinig geld. De een was putjesschepper bij de gemeente, de ander haalde poeptonnen op. Veel vrouw tjes waren op z'n boers. Er waren weduwen, zonder man kon de kost worden verdiend in een werkhuis. Mientje: 'Kromme Jo de Pan d'r man werkte op de veiling. Ja, die bijnamen, dat was heel gewoon. Mientje Pas, Dove Frans, 14 Daar zat geen kwaad in. Onze eigen kinderen hadden bijnamen: Stieve Do, Withoofd ('Witoat'), Bartje of Lilluke Maenöt (Maanhoofd), Muzekeutel, Plan- kezeiker. Een zusje dat zich wel scheerde heette Wit Baard en Jo Jutte was de langzame, de dromer. Ik werd Mientje de Beer genoemd en Cees was weieens gepest met een meisje, Clementine, dus heette hij Klimmetien of ook wel Prume. Cees kon met iedereen goed opschieten. Hij ging met Frits van de Valk mee naar Noord- Beveland, op de bakfiets, om voorstellingen te geven met de poppenkast. Daar werd ook overnacht met een kwartje. Hij hielp ook in de ijsfabriek 'De Noordpool' van Van Liere, die ook het Grand Theater had. Er werden ijsstaven van 25 kilo gemaakt, die werden gebruikt voor koeling van vis en bier. De achterkant van de fabriek was aan de Bocht. Cees mocht dan wel eens van Van Liere naar de film; het meerijden met de vrachtwagen vond hij al geweldig.' Onbewoonbaar en renovatie De Bocht van Guinea en de St. Jacobs- straat, de 'Ermehoek'; het staat er zelfs op een gevelsteen. De oorspronkelijke bewo ners zijn weggepoetst. Men is indertijd niet te beroerd geweest, zelfs als men er nog woonde, met grote letters 'onbewoonbaar verklaard' op de gevel te zetten. 'Dat betekende', zegt Mientje, 'dat de huisbaas het niet meer hoefde te onderhou den of op te knappen, maar hij kwam evengoed wel de huur ophalen. Er was in alle huizen weinig comfort. We hadden een 'mooie kamer' voorde zondag, maar verder poepten we op een ton en sliepen we onder de pannen. Een gordijn scheidde de zolder in twee delen, de jongenshelft en meisjes helft. Het was echt ledikant aan ledikant.' Van de Bocht is bijna niets over. Alleen de logementskant, later gebouwd, van de kleine Bocht is er nog. De St. Jacobsstraat is gerestaureerd; de oorspronkelijke bewo ners moesten er vaak voor vertrekken. Cees, inmiddels A.O.W.-er, voelt zich in een nieuw rijtjeshuis in Goes-Noord weggestopt. Hij woonde in een gotisch huisje in de St. Jacobsstraat. 'Ze zeiden me, dat ik terug kon komen. Ik moest er tijdelijk uit. Na de renovatie ging het 'een paar centen' meer kosten, echt niet meer. Ik geloofde dat en vertrok met de helft van de verhuiskosten. De andere helft kon ik krijgen bij terugkeer. Maar ik kon niet terug, want het huisje moest ineens bijna ƒ800,- opbrengen i.p.v. f.90,-. Als ik tekende, dat ik niet terug hoefde, kon ik de andere helft van de verhuiskosten krijgen. En zo konden ze het huis geven aan lieve heertje. En hier kreeg ik eerst nog huursubsidie, maar dat is ook voorbij. M'n vrouw is inmiddels overleden en met alleen mijn A.O.W., ruim duizend gulden, en een kleine bijdrage van m'n dochters, moet ik de volledig 543,- betalen. Als ik dat geweten had, was ik helemaal niet uit m'n buurt vertrokken. Uiteindelijk hebben ze je aardig voor de gek gehouden. Bij de gemeente zijn sommigen heel aardig, willen je echt helpen, maar het gebeurt ook wel, dat je je mond nog niet hebt opengedaan en dat al gezegd wordt 'Ik kan je niet helpen'.' Jan Bruijns Blauwe Steen Krotten waren in de ogen van velen niet oude huizen, waarin alleen armen wilden wonen bij gebrek aan beter, maar door asocialen verpeste woningen. Zo plaatste Ons Zeeland in 1927 een foto van de Blauwe Steen met de volgende tekst: 'Dezer dagen is daar ter stede (in Goes) een werk gereed gekomen van groot sociaal belang. Men zal zich herinneren dat de gemeente voor de bewoners van onbewoon baar verklaarde huizen, die echter be woond bleven bij gebrek aan andere woningen, een 20-tal huizen besloot te bouwen. Deze huizen zijn thans gereed gekomen. Ze zijn natuurlijk zeer eenvou dig en klein, doch ze geven den indruk, dat zij aan het doel zullen beantwoorden. Spoedig zullen de krotten, die meer dan ellendig waren, verlaten worden en de armsten zullen naar hun nieuwe tehuizen gaan. We zijn benieuwd wat er van de huisjes worden zal. Zullen de menschen uit de krotwoningen blijken vatbaar te zijn voor de vermaning tot netheid, die als het ware van de wanden der nieuwe huisjes straalt of zullen ze opnieuw binnen afzienbaren tijd alles vernielen en besmet ten? De gemeente heeft een proef willen nemen die op sociaal gebied van niet geringe betekenis is. Wel bekome haar deze proef.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 14